| |
| |
| |
Arie Storm
De benauwende smerigheid van de wereld
Over het werk van Rupert Thomson
De Britse romanschrijver Rupert Thomson (Eastbourne, Engeland, 1955) debuteerde in 1987 met de kloeke roman Dreams of Leaving. Dát boek verscheen niet in het Nederlands, de vier volgende (ook al stuk voor stuk forse romans) wél. Ger rit de Blaauw vertaalde voor De Bezige Bij achtereenvolgens The Five Gates of Hell (1991; Nederlandse titel: De vijf poorten van de hel), Air and Fire (1993; Lucht en vuur), The Insult (1995; Met open ogen) en Soft (1998; in het Nederlands is deze titel onveranderd gebleven).
| |
Eclecticisme
In de door mij gedurende enige tijd verzorgde literaire actualiteitenrubriek Ter Zake van Vrij Nederland zocht ik naar een middel om reclame te maken voor de door mij hogelijk bewonderde Thomson. De Nederlandse uitgever leverde mij daarvoor een aardige aanleiding: zij gaf Soft uit omwikkeld met een buikbandje waarop te lezen viel dat de lezer met dit boek ‘De nieuwe thriller van Rupert Thomson’ in handen had. In Ter Zake kon ik vervolgens de vraag stellen of een bij uitstek literaire auteur op die manier niet op een verwarrende wijze aan de man werd gebracht. Bezige Bij-redactrice Suzanne Holtzer gaf toen het volgende antwoord: ‘Thomson is een auteur met vele stemmen. Het is zijn handelsmerk dat hij in elk van zijn boeken steeds een ander genre beproeft. En wat de roman Soft betreft: de lief hebbers van thrillers zullen zich met dit boek absoluut niet bekocht voelen. In Engeland wordt het boek trouwens óók als een thriller gebracht.’ (Vrij Nederland, 23-5-1998)
Thomson is inderdaad een eclectisch beoefenaar van vele uiteenlopende genres, waarbij hij die verschillende genres vaak ook nog binnen één roman een interessante fusie met elkaar laat aangaan. De vijf poorten van de hel is te beschouwen als een combinatie van een Bildungsroman en een gothic novel. Lucht en vuur, een historische roman die zich in het negentiende-eeuwse Mexico afspeelt, is een soort Madame Bovary revisited met uitstapjes naar de moderne verwerking van de western, zoals we die ook kennen van de Amerikaanse auteur Cormac McCarthy. Met open ogen is een thriller over paranoia, waarin de lezer ergens op tweederde van het boek, zoals Graa Boomsma in een recensie constateerde, ook nog eens terechtkomt ‘in een, op zich fascinerende, streekroman [...] met de bekende elementen: zwijgzaamheid, jaloezie, plotselinge verdwijningen, incest, familiaal geweld, moord en doodslag’ (De Groene Amsterdammer, 17-6-1996). In Soft, ten slotte, wordt een complottheorie uitgewerkt: de personages ontdekken in deze roman ‘dat het er in de frisdrankindustrie bepaald niet altijd fris aan toe gaat’ (flaptekst). De multinationals (zoals grote frisdrankconcerns) beheersen met behulp van geavanceerde manipulatietechnieken ons leven. In zekere zin is Soft een high-tech-thriller à la Robert Ludlum of Tom Clancy, waarin buitenlandse geheime diensten, regeringen, aliens of multinationals zonder scrupules én met behulp van dossiers, computers en netwerken erop uit zijn de wereld naar hun hand te zetten. Tegelijkertijd is Soft een businessroman, over de carrièrejagers in een groot bedrijf, én biedt het een blik in de leefwereld van van de hand in de tand levende criminelen.
| |
Decor
De milieus waarin Thomson zijn romans plaatst, zijn stuk voor stuk spectaculair en fantasierijk. In De vijf poorten van de hel raken de hoofdpersonen als employés verzeild in het commerciële begrafeniswezen, waarbij de begrafenisondernemers er niet voor terugdeinzen door middel van moord hun eigen klandizie te genereren. Lucht en vuur speelt zich af op een Mexicaans schiereiland, waar de plaatselijke indianen levensgevaarlijk werk verrichten in de schachten en holen van een mijn bouwonderneming die het niet zo nauw neemt met de wat ik maar zal noemen secundaire arbeidsvoorwaarden. Deze mijnbouwonderne- | |
| |
ming is ook de financier van een metalen kerk (ontworpen door de beroemde Eiffel van de even beroemde toren) die in het dorp moet worden opgetrokken door de Franse ingenieur Théophile Valence. Met open ogen speelt zich voor een groot deel af in een gefingeerde stad die wel wat weg heeft van Amsterdam, maar dan met heuvels. Het merendeel van de personages heeft in deze roman een min of meer Nederlandse naam: het hoofdpersonage heet Martin Blom, verder figureren in het boek onder meer een dokter Visser en een juffrouw Janssen. In Soft spelen de gebeurtenissen zich voornamelijk in Londen af, waarbij de camera heen en weer gaat van de op carrière beluste werknemers van een frisdrankfabriek naar de krotten en kraakwoningen waar criminelen en huurmoordenaars zich ophouden.
| |
Complottheorieën
In al deze decors liggen de al dan niet vermeende complotten op de loer en die komen van alle kanten op de goedwillende burger af. Ik noemde al de begrafenisondernemers uit De vijf poorten van de hel en de manipulerende frisdrankondernemers uit Soft. Werknemer Jimmy Lyle bedenkt een revolutionaire strategie om de nieuwe drank Kwench! op de markt te brengen. Via advertenties worden proefpersonen aangezocht voor een onderzoek naar de geheimen van de slaap. Op het moment dat de proefpersonen vredig menen te zijn weggesluimerd wordt er via moderne technieken met hun hersens gerommeld. De proefpersonen verlaten de wetenschappelijke onderzoekskliniek met een ‘koolzuurhoudend brein’ en vragen zich later bedremmeld af waarom ze in de supermarkt zulke enorme hoeveelheden Kwench! aanschaffen, terwijl ze van het drankje alleen maar misselijk worden. De suggestie die wordt gewekt is dat uiteindelijk álle personages worden gemanipuleerd. Jimmy Lyle zélf lijkt hier aanvankelijk aan te ontsnappen, maar ook hij blijkt gemanipuleerd te worden. De slotalinea is vanuit zijn gezichtspunt geschreven: ‘Hij liet de koppeling snel opkomen en reed weg van het stoplicht, weg van de vrouw die uit het raam leunde, en hij dacht niets, hij ademde alleen, hij droomde.’
Rupert Thomson (foto: Chris van Houts)
Het subtielst is de complottheorie verwerkt in Met open ogen: Martin Blom wordt op de eerste bladzijde neergeschoten en hij belandt blind in een ziekenhuis. Een stukje ontbrekend bot van zijn schedel wordt ver- | |
| |
vangen door een plaatje titaan. Dokter Visser waarschuwt Blom dat mensen die aan deze specifieke vorm van blindheid lijden vaak geloven dat ze nog kunnen zien, ondanks het bewijs van het tegendeel. Prompt krijgt Blom visuele hallucinaties, al meent hij alleen 's nachts te kunnen zien. Of zijn het toch geen hallucinaties? Hij weet zich in elk geval heel goed te redden, totdat op een gegeven moment zijn ‘gezichtsvermogen’ hem weer in de steek laat en zijn brein alleen nog beelden van commerciële televisiekanalen doorgeeft. Hij legt aan dokter Visser zijn probleem voor: ‘Wat de porno betreft [...], dat is echt te veel van het goede. Ik bedoel, twee keer per week, prima. Maar niet iedere nacht.’ Blom meent ook te weten hoe hij gemanipuleerd wordt: het plaatje titaan dat in zijn schedel is aangebracht, dat is ‘een apparaatje dat ze in staat stelde beelden rechtstreeks naar mijn hersenen te zenden’.
Joost Niemoller schreef over Met open ogen: ‘Als lezer weet je [vanaf het begin] welke kant het op zal gaan. Het grote spel “werkelijkheid of niet-werkelijkheid” vangt aan. Thomson speelt deze kaart heel virtuoos uit.’ (De Groene Amsterdammer, 9-10-1996) Dat virtuoze zit hem naar ik vermoed onder andere in de koel registrerende toon van de verteller: Met open ogen is de enige roman in de ikvorm van Thomson, en voor het doel dat hij in dit boek nastreeft, is dit vertelperspectief buitengewoon geschikt. Door die koel registrerende toon ga je als lezer heel ver mee met Bloms achtervolgingswanen.
Thomson is over het algemeen op zijn best als hij als het ware in het hoofd kruipt van een van zijn personages. Zoals Richard Davenport-Hines naar aanleiding van The Insult (Met open ogen) in Times Literary Supplement (8-3-1996) opmerkte: ‘As so often in Thomson's novels, the domain of private fantasy is the most satisfying. [...] He is persuasive in his implication that we are all better insulated in our own inner stories: otherwise, “it's extraordinary how ugly we are”.’ In die zin kan blindheid zelfs een zegen zijn: ‘Een bevrijding van de benauwende smerigheid van de wereld!’ (Martin Blom)
| |
Belangwekkende personages
Wie de in het Nederlands vertaalde romans van Rupert Thomson in een op elkaar aansluitende leessessie van enkele dagen (het gaat hier om in totaal 1523 pagina's) achter elkaar uitleest - zoals ik heb gedaan - wordt ondergedompeld in een inderdaad smerige, maar tevens fascinerende wereld vol liefde en dood, hallucinaties, keihard modern geweld en verwijzingen naar en bewerkingen van uiteenlopende genres als sciencefiction en negentiende-eeuws realisme. Daarbij is Thomson een begenadigd stilist die bijzonder goed sfeervolle scènes kan neerzetten. Verder hebben zijn romans stuk voor stuk een overweldigend plot én voert hij fascinerende personages op. Zoals de Amerikaanse schrijver William H. Gass eens heeft opgemerkt is belangwekkende literatuur belangwekkend omdat de personages belangwekkend zijn, en personages zijn belangwekkend als ze gedenkwaardig zijn. Hamlet, Ahab, Julien Sorel en Madame Bovary noemt Gass als voorbeelden, en wat mij betreft weet Thomson hier Jed en Nathan (uit De vijf poorten van de hel), Suzanne (Thomsons eigen Emma Bovary) en Wilson Pharaoh (beiden uit Lucht en vuur) en Martin Blom (Met open ogen) aan toe te voegen.
Soft ontbeert overigens een dergelijke onvergetelijke figuur en is dan ook meteen de minst geslaagde roman van Thomson, al is het nog altijd een boek waar menig andere romancier zich niet voor zou hoeven te schamen. Er zitten prachtige stukken in: zoals het deel dat handelt in Amerika en waarin de relatie tussen de Engelse Glade en de Amerikaanse Tom op een ontluisterende manier wordt beschreven. Behalve een onvergetelijk personage ontbeert deze roman echter ook de dubbelzinnigheid die bijvoorbeeld Met open ogen zo aantrekkelijk maakt. De paranoïde denkwereld van Martin Blom wordt geheel door hemzelf opgebouwd, waarbij de lezer er niet snel achter komt of Blom nu gek is of dat hij werkelijk het slachtoffer is van een samenzwering. In Soft is van het begin af aan wél duidelijk hoe de kaarten liggen, zodat waan en werkelijkheid niet de kans krijgen een aantrekkelijke verbinding met elkaar aan te gaan. Zelfs aan het eind van Met open ogen, wanneer alle mysteries toch min of meer zijn opgelost, wordt de lezer opnieuw op het verkeerde been gezet. Is alles wel zo verklaarbaar of worden we toch bestierd door duistere machten? De slotzinnen luiden: ‘Ten slotte komen er op de achterkant van de maan intelligente levensvormen voor, die ons constant observeren. En er staat altijd iemand achter je met een pistool.’
| |
| |
| |
Contrasten
Zoals Met open ogen en Soft romans zijn die elkaar in bepaalde opzichten spiegelen - twee verschillende opvattingen over paranoia worden erin onderzocht - zo zijn ook De vijf poorten van de hel en Lucht en vuur met elkaar contrasterende romans: het moderne wordt hier tegenover het klassieke geplaatst. Gertjan Vincent interviewde Thomson voor het dagblad Trouw, en constateerde het volgende: ‘Wie zich de plastische beeldspraak en de flitsende dialogen uit De vijf poorten van de hel herinnert, wrijft zich bij het lezen van Lucht en vuur de ogen uit’. Daarmee doelde Vincent op de in Lucht en vuur voorkomende gedetailleerde beschrijvingen van kleding, eten en interieurs. Thomson in het Trouw-interview: ‘Na De vijf poorten van de hel, dat naarmate ik ermee vorderde steeds duisterder en verwrongen werd, vroeg ik me af hoe het zou zijn om iets te schrijven dat bijna de andere kant van de medaille is. Ik vond het fascinerend om dat te proberen, maar het heeft natuurlijk wel consequenties: je stijl wordt gedicteerd door je onderwerp en als je teruggaat in de tijd, moet je ook dat hele veld van eigentijdse beelden uit je vocabulaire verwijderen.’ (Trouw, 12-8-1993)
Typerend voor het werk van Thomson is dat in Lucht en vuur ook de hoofdpersonages elkaars uitgesproken tegenvoeters zijn, een truc die Thomson al toepaste in De vijf poorten van de hel. Jaap van der Bent beschouwde die expliciete tegenstellingen in een recensie in Vrij Nederland (14-8-1993) als een bezwaar. Hij heeft het naar aanleiding van De vijf poorten van de hel over een ‘nogal sjabloonachtige uitbeelding van de relatie tussen Jed en Nathan. Daarin vertegenwoordigt Nathan het goede en Jed het kwaad.’ Naar aanleiding van Lucht en vuur merkt Van der Bent in hetzelfde stuk iets vergelijkbaars op: ‘Suzanne Valence vormt met haar echtgenoot een wel erg sterk aangezet contrast. Vertegenwoordigt Théophile in Air & Fire de stem van de rede (en hij doet dat maar al te duidelijk), dan vertegenwoordigt Suzanne die van het hart.’ Van der Bent besluit zijn recensie als volgt: ‘Misschien had hij [Thomson] ook maar beter een andere titel kunnen kiezen. Want lucht en vuur, wat levert dat op? Gebakken lucht.’
Ik beschouw de sterk aangezette contrasten tussen personages als Jed en Nathan en Suzanne en Théophile in tegenstelling tot Van der Bent juist als een pluspunt en zie het als een demonstratie van Thomsons vakmanschap. In de Schrijfgids voor de beginnende schrijver (verschenen als maartnummer 1997 van BZZLLETIN) legde ik uit dat het creëren van conflicten tussen personages onderling, tussen een personage en zijn omgeving of bínnen een personage zelf dé motor is die elke roman op gang krijgt. En, zo adviseerde ik daar: ‘In het zo scherp mogelijk aanzetten van de contrasten tussen de met elkaar in conflict rakende partijen kan een schrijver niet ver genoeg gaan. Denk aan de wereld van verschil die er bestaat tussen klassieke romanpersonages als Heathcliff en Catherine, Lolita en Humbert, Jekyll en Hyde en Dorbeck en Osewoudt.’
Wat De vijf poorten van de hel en Lucht en vuur onder andere tot zulke meeslepende leesavonturen maakt, zijn bij uitstek die scherp aangezette tegenstellingen. Mede ook daarom is Soft wat minder geslaagd. Voorbeeld: een van de boeven in dit boek, de huurmoordenaar Barker, krijgt zoveel medelijden met zijn volstrekt onschuldige slachtoffer, dat hij mét de moord op haar ook zichzelf met opzet om zeep helpt. Op die manier verwordt het kwaad tot een gezellig sociaal gebeuren en wordt de eventuele spanning voor een groot deel opgeheven. Ander voorbeeld: Connor, een personage dat een minder vooraanstaande rol speelt in Soft, wordt geïntroduceerd in het hoofdstuk ‘De beul’ en is een naar Engeland uit Amerika overgekomen probleemoplosser in de frisdrankindustrie. Connor blijkt inderdaad een echte beul te zijn en had dan ook uit kunnen groeien tot een werkelijk huiveringwekkend personage, ware het niet dat zijn rol niet zo prominent is.
| |
Randfiguren
Misschien moet wel worden geconstateerd dat Thomson vooral op dreef is als hij de onderkant van de samenleving in beeld brengt. De uitgestotenen en mislukten, die op een stoïcijnse wijze bijdragen aan hun eigen ondergang en die van anderen, dragen zijn romans. Zij voelen zich op een paradoxale wijze thuis in de benauwende smerigheid van de wereld. Zo is de echte held uit De vijf poorten van de hel aanvankelijk niet de in principe keurige Nathan, maar de kansloze Jed. Wanneer Jed in zijn jeugd door een nette buurt
| |
| |
wandelt, constateert hij: ‘Er was hier geen vuil, geen leven.’ In Lucht en vuur wordt de show - in elk geval in het begin van de roman - niet gestolen door het bemiddelde Franse echtpaar Théophile en Suzanne, maar door de in Mexico verzeild geraakte Amerikaanse fortuinzoeker Wilson Pharaoh. Vanaf het moment dat Suzanne (in het spoor van Wilson Pharaoh) en Nathan (in het spoor van Jed) verstrikt raken in de benauwende smerigheid van de wereld komen ook zij echt tot leven.
Thomson kiest overigens geen partij voor de randfiguren. De vijf poorten van de hel gaf hij het volgende aan Psalm 141 ontleende motto mee: ‘Laten de goddelozen in hun kuilen vallen, altegader, terwijl ik ontkom.’ Wanneer je het boek na lezing dichtslaat, realiseer je je dat dit motto iets te veel optimisme in zich herbergt: niet alleen met de goddelozen loopt het bij Thomson slecht af, ook de goeden ontsnappen niet aan hun treurige lot. Alle romans van Thomson laten de lezer ontluisterd achter. Nergens is er kans op redding, zelfs niet in je dromen of in een zelf opgebouwde fantasiewereld. Zoals het in het eerste deel van Met open ogen luidt: ‘We zijn alleen, te midden van de verwarring, en dan is het voorbij.’ Aan het eind van deze roman blijkt echter alles nog desastreuzer te zijn. We zijn immers niet alleen: op de achterkant van de maan komen intelligente levensvormen voor, die ons constant observeren. En er staat altijd iemand achter je met een pistool.
Arie Storm (1963) is redacteur van BZZLLETIN. Hij schreef de romans Hémans duik (1994) en Hemellicht (1996).
Bij Uitgeverij BZZTôH verschijnt de exclusieve uitgave:
|
|