gingsvrijheid om zich te kunnen redden. Aan de voorzijde was er op de hoogte van haar hart een hartje uitgezaagd. ‘Ben je uit jezelf gekomen, of ben je gestuurd?’ vroeg Angèle argwanend, toen ze vlakbij DrungDrung was gekomen. ‘Het een of het ander, ik ben blij je na al die tijd weer te zien, zeg me eerst eens gedag.’ ‘Gestuurd dus.’ Ze keek opzij als om te zien hoe ze weg kon komen. ‘Ik ben mijn hele leven gestuurd, daar is niks nieuws aan,’ zei DrungDrung goedmoedig. ‘Maar of ik blij ben of ontroerd, daar kan niemand mij toe dwingen noch kan iemand het me onthouden, en nu ben ik blij jou weer te zien, dus...’ Angèle keek hem weer aan, ze wipte op hem toe. Ze drukte haar houten rompje en haar neus tegen het glas.
Angèle hielp DrungDrung naar de grond. De oude klok was erg moe van de lange reis, en het slaan van het hele uur had hem zijn laatste krachten gekost. ‘Waarom ben je gekomen?’ vroeg Angèle toen DrungDrung weer een beetje bijgekomen was. ‘Ik kom je halen. Je vader voelt zijn einde naderen. Hij wil je nog een keer zien voor hij sterft.’ Angèle werd rood van boosheid. ‘Hij had zelf hiernaartoe kunnen komen toen hij nog gezond was. Maar toen had hij geen tijd, hè. Hij had nooit tijd. Nooit, nooit, nooit! Hij had alleen maar oog voor zichzelf, en voor z'n eigen zaakjes. Waarom denk je dat moeder altijd in haar hol lag?’ ‘Ho, ho, meisje,’ zei DrungDrung, ‘nu niet doordraven. Je moeder was werkelijk een zwak en ziekelijk konijn. Daar kon zij niks aan doen, en je vader ook niet. En van al dat geziek werd ze er niet vrolijker op, dat is zo.’ Angèle trommelde met haar voorpoten op het hout van het kastje. ‘Hij had geen oog voor haar, hij had geen oog voor ons, terwijl wij allemaal jonge en sterke konijnen waren.’ ‘Op zijn manier hield hij toch ook van jullie. Maar inderdaad, hij was druk en vaak de hort op.’ ‘Andere vaders dolden met hun jongen, tilden ze op hun nek. Onze vader had alleen oog voor ons als we weer eens moesten worden voorgesteld op de zoveelste ontvangst.’ ‘Maar dan was hij ook apetrots op jullie, echt waar,’ hield DrungDrung vol.
Ze zwegen. Angèle zat nukkig voor zich uit te kijken. DrungDrung lag stil met de ogen gesloten. Na een tijdje zei DrungDrung: ‘Niemand is alleen maar goed of alleen maar slecht. Hij heeft nooit een ander konijn in je hol laten slapen, het is nog steeds jouw hol, je kunt er zo weer intrekken. Het is een apart plekje in de gang, waar hij op bijzondere dagen wel eens iets neerlegt.’ ‘Een graf, maar dan een zonder lijk,’ lachte Angèle grimmig. ‘Zeg eens, zou dat niet de reden zijn waarom hij jou op pad heeft gestuurd? Nu hijzelf met een been in het graf staat, kan hij gewoon niet velen dat zijn graf straks vol is, en dat van mij niet. Mijn hol is een dissonant in die volle kast van jullie.’ ‘Had je dan gewild dat hij dat hol door een ander konijn had laten beslapen?’ ‘Dat was in ieder geval wel duidelijk geweest. Dan was mijn vertrek geaccepteerd, gerespecteerd.’ ‘Maar dat is dus niet zo,’ zei DrungDrung, ‘Het doet hem verdriet, het is iets in zijn leven dat niet klopt, dus... Wil je me nu even op mijn zij leggen, ik krijg dat niet voor elkaar.’ Angèle duwde tegen zijn zij en krakend kantelde DrungDrung op de andere zijde. Hij vroeg om wat water en Angèle haalde dat voor hem.
De volgende ochtend kreeg Angèle de oude klok niet wakker. Zijn gesloten ogen lagen diep in zijn kassen en hij zag een beetje blauw. Angèle legde haar oor tegen het glas en hoorde het zwakke tikken. Bezorgd keek ze de vaart langs, naar de platbodems en de molen. Ze wipte weg en kwam even later met een paar andere konijnen terug. ‘Dit is DrungDrung,’ zei Angèle, ‘een oude vriend van me. Het gaat niet goed met hem, hij wil niet wakker worden. Misschien is het hier voor hem te vochtig op de steiger. Straks komen de mensen van de molen. Ik ben bang dat die hem als grof vuil bij het oude hout zullen gooien. Ik wil hem graag onder de struiken achter de schuur brengen.’ De konijnen hielpen haar DrungDrung de steiger af te schuiven. Het ging langzaam want hij was behoorlijk zwaar. Toen hij onder de struiken lag, deed DrungDrung zijn ogen open. ‘Kunnen jullie me misschien op mijn andere zij leggen? Deze doet zo zeer.’ Met elkaar kregen ze hem eerst op zijn rug, en vandaar op zijn andere zij. DrungDrung glimlachte zwakjes. Angèle bedankte haar vrienden, en bleef alleen bij hem achter.
DrungDrung dommelde weg en Angèle wreef met een doek het glas schoon, ze ging daarbij op zijn buik zitten. Tussen de bladeren van de struiken door keek ze uit op de vaart en het land daarachter. Ze moest aan vroeger denken. Aan de keren dat ze met de hele fa-