Bert Weijde
Bruintje en Blauwtje
[Dinsdag 27 april 1987]
Een paar uur geleden vond hier vlakbij een klein drama in de dierenwereld plaats. In de hoek van de dakgoot broedt sinds een week of zes een duivenpaar. Met de kijker kan ik het dagelijks vanuit de keuken gadeslaan. Er zaten nu twee jongen in, een bruine en een blauwe. Vandaag was het zo ver dat de bruine uit zou vliegen. Hij was om de hoek van de dakgoot gaan zitten. De blauwe was er nog niet aan toe, hij bleef in het nest. En daar zat bruintje dan urenlang moed te verzamelen om de sprong in de wereld te wagen. De ouders volgden het met belangstelling. Ze vlogen geregeld kleine stukjes om het voor te doen: hoe je moet vliegen, en waar hij het best het eerst naartoe kon gaan. Andere duiven die kwamen pottenkijken werden weggejaagd, alsook een agressieve ekster.
Een kwartiertje ben ik niet in de keuken - tot ik de alarmroep van de merel beneden in de tuin hoor. Ik ga kijken. Op de plaats waar bruintje was, zit nu een torenvalk: bruintje wordt opgevreten. Vlak om de hoek, door de lucht ongeveer een meter van de slachtplaats, zit blauwtje in het nest. Hij zal de doodskreet van bruintje hebben gehoord en verroert zich niet. Op de dakrand de ouders, die met gerekte halzen toekijken. In amper tien minuten rest er van bruintje alleen nog wat veren.
De valk vertrekt, metvoor zijn doen een tamelijk trage vleugelslag, in zuidelijke richting De merel staakt zijn alarmsignaal. De ouders van bruintje vliegen naar het platje onder mijn raam. Ze vrijen elkaar als troost een beetje op waarna ze copuleren. Er gaat haast wel een uur overheen voor ze het op kunnen brengen naar blauwtje te gaan. De duif met het witte vlekje vlak boven de staart, die bij het copuleren onder lag, is de eerste die blauwtje beroert en hem uit de verstarring van de schrik haalt. De vader staat vlakbij de hoek. Met gerekte hals probeert hij over de dakpannen heen te zien wat er van bruintje over is, maar hij gaat geen stapje verder. Pas later, na wat rondfladderen van de ene plek naar de andere, heeft hij bruintje duidelijk kunnen zien. De moeder heeft er geen belangstelling voor; ze gaat bij blauwtje in het nest zitten.
Donderdag 29 april. - Dat was dinsdag. Woensdag zat blauwtje nog steeds op het nest. Van bruintje was nu niets meer over; de rest zal door kraaien of eksters zijn weggehaald. De ouders kwamen af en toe naar blauwtje kijken en voerden hem; de moeder kwam soms ook wat bij hem op het nest zitten. Het leek me dat blauwtje nu zo gauw mogelijk moest uitvliegen, voor de valk weer eens kwam kijken, óf nog een week wachten.
Maar een week is lang. Zijn ouders kunnen het in die tijd misschien niet meer bolwerken om hem goed te voeren. Vandaag stormt het, zodat het geen geschikt weer is voor blauwtje om uit te vliegen, hoewel hij wel iets nieuwsgieriger lijkt te zijn geworden en over de nestrand naar buiten kijkt.
Maar nu vanavond. De wind is wat gaan liggen. Het is tien voor acht als ik hoor: ki-ki-ki-ki. Ik herken het geluid, het is de torenvalk, en gelijk begint de merel in de tuin alarm te slaan. Onmiddellijk ga ik kijken. De valk vliegt even rond de plek waar hij bruintje te pakken kreeg. Er vliegen wat duiven weg. Daarna gaat hij op de dakrand zitten, een meter of tien verderop, waar hij om zich heen blijft kijken met voortdurend gedraai van de kop. Er komt een duif aangevlogen die op een meter afstand naast hem gaat zitten. Omdat de torenvalk ongeveer even groot als een duif is, zal hij hem voor een soortgenoot hebben aangezien, Maar als hij hem met gerekte hals wat beter bekijkt, stelt hij zijn vergissing vast. Hij doet een stapje opzij en blijft maar naar de valk kijken. Weer een stapje opzij. Hij zal niet durven opvliegen uit angst door de valk gegrepen te worden. Ten slotte, als hij voldoende stapjes van hem verwijderd is, vliegt hij weg.
Dit alles volgt ik uit de kamer. Intussen ben ik al in de keuken geweest om naar het nest te kijken. De moeder zit in de dakgoot en de vader voor het nest, zodat ik blauwtje niet kan zien. De dakrand belet me om van-