| |
| |
| |
Hester Eymers
Het Moskou van Walter Benjamin
De Duitse filosoof Walter Benjamin arriveerde in Moskou op 6 december 1926. Hij zou bijna twee maanden in deze stad verblijven en zijn indrukken optekenen in een dagboek. In eerste instantie droeg dit dagelijkse verslag de titel Moskauer Tagebuch. Later veranderde Benjamin de titel in Spanische Reise, wellicht uit politieke en persoonlijke veiligheidsoverwegingen. In 1980 werd het dagboek onder de oorspronkelijke titel uitgegeven door Suhrkamp.
Benjamin had het dagboek niet voor publicatie bedoeld. Wel heeft hij met potlood diverse passages aangekruist die hij in artikelen wilde verwerken. De meeste van die passages zijn terug te vinden in het artikel ‘Moskau’ dat in 1927 verscheen in het tijdschrift Die Kreatur. Benjamin had van tevoren zijn plannen besproken met Martin Buber, joods geleerde en uitgever van Die Kreatur, en een voorschot ontvangen op zijn nog te publiceren artikel. Met een drietal andere tijdschriften had hij een vergelijkbare regeling getroffen en op deze wijze het geld bij elkaar gekregen om de reis te bekostigen.
Benjamins motieven om naar Moskou te reizen waren drieëerlei. In de eerste plaats werd hij gedreven door zijn hartstocht voor Asja Lacis, een actrice uit Letland, die hij drie jaar tevoren had leren kennen. In samenhang daarmee stonden zijn overwegingen lid te worden van de Kommunistische Partei Deutschlands en zijn verlangen zich een positie te verwerven binnen de intellectuele elite in Moskou. In de derde plaats fascineerde het stadsleven hem en had hij zich ertoe verplicht die fascinatie op literaire wijze gestalte te geven.
Het schrijven van enige artikelen over Moskou betekende voor Benjamin op het moment dat hij naar Moskou toog waarschijnlijk niet veel meer dan een manier om de reis naar zijn geliefde te kunnen financieren. Achteraf bezien kunnen zijn notities beschouwd worden als het prille begin van het project dat hem tot aan zijn dood in 1940 zou bezighouden. In 1927 maakte hij een eerste opzet voor het zogenaamde Passagen-Werk, waarna hij met tussenpozen verder werkte aan dit ambitieuze onderzoek, dat bij zijn dood ver gevorderd, doch bij lange na niet voltooid was.
| |
Vesting Moskou
Voor Benjamin kwamen tijdens zijn verblijf in Moskou twee zaken op de eerste plaats: zijn relatie tot Asja Lacis en zijn poging zich een plek te verwerven binnen de Moskouse literaire wereld.
Benjamin had Asja Lacis leren kennen tijdens een verblijf op Capri. Hij was direct zeer van haar onder de indruk. Nadien zagen zij elkaar enkele keren in Riga en Berlijn. Omwille van haar ondernam hij de reis naar Moskou. Later zou Asja hem in Berlijn komen opzoeken en leefden zij enkele maanden samen.
Hun verhouding was uitermate problematisch. Benjamin was getrouwd met Dora Pollak en had een zoon, Stefan. In 1930 zou Benjamin van zijn echtgenote scheiden vanwege Asja. Asja op haar beurt was de levensgezellin van Bernard Reich, dramaturg, regisseur en toneelcriticus, met wie zij op het eind van haar leven ten slotte zou trouwen.
Bij aankomst in Moskou werd Benjamin van de trein gehaald door Reich, met wie hij op vriendschappelijke voet stond. Ze hadden enkele jaren eerder samen het artikel ‘Revue oder Theater’ geschreven. Reich en Benjamin bezochten in Moskou dikwijls samen met Asja film- en theatervoorstellingen en bediscussieerden de kwaliteiten van hetgeen ze gezien hadden. Asja verbleef tijdens Benjamins bezoek aan Moskou in een sanatorium, waar zij was opgenomen nadat zij in september een zenuwinstorting had gekregen. Haar dochter Daga verbleef eveneens in een (kinder)sanatorium.
Benjamin kon Asja vanwege de slechte gezondheidstoestand waarin zij verkeerde niet zo vaak zien als hij wilde. Daar kwam bij dat zij weliswaar werkelijke sympathie voor hem had opgevat, maar zich toch zeer verbonden bleef voelen met Reich. Benjamin voelde zich dan ook dikwijls afgewezen door haar en menigmaal scheen de situatie hem hopeloos toe. Op 20 december, twee weken na zijn aankomst, lezen we:
| |
| |
Ik schrijf dit op de 23e en weet niets meer van de ochtend. In plaats van aantekeningen daarvan, een en ander over Asja en onze verhouding tot elkaar, ondanks dat Reich naast me zit. Ik zie me langzamerhand geplaatst voor een haast onneembare vesting. Wel zeg ik tegen me zelf dat alleen al het feit dat ik voor deze vesting, Moskou, verschijn, een eerste succes inhoudt. Maar een vervolg daarop, een beslissende stap, welke ook, schijnt haast onoverkomelijk moeilijk. Reichs positie is sterk, door de onmiskenbare successen die hij na een bovenmate moeilijk half jaar, waarin hij hier, de taal niet machtig, kou en misschien ook honger heeft geleden, de een na de ander kan bijschrijven. [...]
Voor mij is Moskou nu een vesting; het harde klimaat, dat me zeer aanpakt, hoe gezond het ook voor me is, de onbekendheid met de taal, de aanwezigheid van Reich, de zeer ingeperkte levenswijze van Asja zijn evenzovele bastions en alleen de volslagen onmogelijkheid een stap verder te komen, Asja's ziekzijn, tenminste haar zwakte, die al het persoonlijke wat haar aangaat ietwat naar de achtergrond dringt, zorgt ervoor dat dit alles me niet geheel en al terneerdrukt. In hoeverre ik het bijoogmerk van mijn reis, te ontkomen aan de dodelijke melancholie van de kerstdagen, kan realiseren, staat nog te bezien.
De verhouding tot Asja bleef in de periode die Benjamin in Moskou doorbracht onderhevig aan sterke wisselingen. Asja's stemming fluctueerde al naar gelang haar eigen gezondheidstoestand en die van haar dochter, Daga. Benjamin was in zijn hartstochtelijke verlangen naar haar overgevoelig voor elk scherp woord, elk teken dat kon wijzen op een gebrek aan aandacht. De twee kibbelden veelvuldig en eenieder die ze gadesloeg verbaasde zich over de hardnekkigheid waarmee ze elkaar desondanks bleven opzoeken.
Benjamins ongeluk lag niet alleen in de liefde. Ook zijn pogingen zich een positie te verwerven binnen de Russische literaire wereld liepen op niets uit. Partijpolitieke belangen speelden een dusdanig grote rol in het openbare leven dat een linkse buitenstaander zoals Benjamin nauwelijks geaccepteerd werd.
Voor zijn vertrek naar Moskou had Benjamin de opdracht weten te verwerven een artikel over Goethe te schrijven voor de nieuwe Grote Sovjet-encyclopedie. Bij de redactie van de Encyclopedie rezen echter al spoedig twijfels over Benjamins artikel. Hij vertelt:
In de Dom Gerzena was ik eerder dan Reich. Toen hij kwam, begroette hij me met de woorden: ‘U hebt pech!’ Hij was namelijk op het kantoor van de encyclopedie geweest en had mijn exposé over Goethe daar afgegeven. Toevallig was juist Radek [een hoge partijfunctionaris] er aangekomen, had het manuscript op de tafel zien liggen en het opgepakt. Argwanend had hij geïnformeerd van wie dat was. ‘Op iedere pagina komt wel tien keer het woord “klassenstrijd” voor.’ Reich liet hem zien dat dat niet waar was en zei dat Goethes activiteiten en invloed, die vielen in een tijd van grote klassenstrijd, niet waren te evalueren zonder dit woord te gebruiken. Radek: ‘Het komt er maar op aan dat het op de juiste plaats gebeurt.’ De kans dat dit exposé hier na nog wordt geaccepteerd, is uiterst gering.
Gedurende zijn verblijf overwoog Benjamin lid te worden van de communistische partij. Het lidmaatschap zou zijn kansen op een literaire loopbaan in Rusland ongetwijfeld aanmerkelijk hebben verhoogd, maar het verlies van onafhankelijkheid woog zwaar. Hij wilde zijn werk en leven niet in dienst stellen van een ideologisch en politiek programma, zolang niet duidelijk was welke kant het opging met de revolutie. Het lidmaatschap van de partij zou hem kunnen dwingen tot een burgerlijke positie, zo vreesde hij, waarin zijn werk enkel de status quo zou mogen dienen.
Benjamins artikel voor de Encyclopedie werd, zoals hij al verwachtte, geweigerd. De opdracht ging naar Oskar Walzel, literatuurhistoricus en erelid van de Russische Academie. Zijn artikel werd echter eveneens afgewezen. Het artikel over Goethe in de nieuwe editie van de Grote Sovjet-Encyclopedie bestond uiteindelijk uit verschillende delen. Naast Benjamin waren nog vijf auteurs verantwoordelijk voor de tekst.
| |
Straatverkopers en kleinburgerlijke interieurs
Ondanks de tegenslagen hield Benjamin een open oog voor de eigenaardigheden van Moskou. In de eer- | |
| |
ste plaats vielen hem de vele straatverkopers op. Ze stonden veelal met hun koopwaar in een wasmand op straat. Om voor kou gevoelige waar te beschermen dekten zij die af met een wollen doek, waarop dan enkele exemplaren ten toon werden gespreid. Benjamin beschrijft:
Op mijn grote rondgang 's ochtends merkte ik verder nog op: marktvrouwen, boerinnen die hun mand met koopwaar naast zich hebben staan (soms ook een slede, van het soort dat hier 's winters als kinderwagen dienst doet). In deze manden lagen appels, bonbons, noten, suikergoedfiguren, half onder de lap verborgen. Je denkt, een lieve oma heeft voor ze van huis ging alles bijeen gezocht waarmee ze haar kleinkind zou kunnen ver rassen. Dat heeft ze bij elkaar ingepakt en blijft nu onderweg op straat stilstaan om even uit te rusten.
Niet alle verkoopsters hadden geld voor een vergunning. Degenen zonder vergunning boden een enkel stuk rauw vlees op hun blote hand of op een laag stro te koop aan. Zodra er militie aan kwam, liepen ze eenvoudig met hun koopwaar weg.
De stad was onderverdeeld in zones. In sommige straten werden vooral fruit, noten en zoetigheid te koop aangeboden, in andere vlees, speelgoed, bloemen, gereedschap of kerstversieringen. Benjamin:
Je hebt klokkemakersbuurten en confectiewijken, centra voor electrotechnische benodigdheden en de machinehandel en dan weer reeksen straten waar niet één winkel te vinden is. Hier op de markt onthult zich de architectonische functie van de waren: lappen en stoffen vormen pilasters en zuilen, schoenen, walinki, die aan touwen geregen boven de verkooptafel hangen worden de daken van de kraampjes.
Benjamin was bijzonder gefascineerd door koopwaren en hun invloed op het aanzien van een stad. Behalve de marktkramen en winkeltjes hadden ook uithangborden zijn interesse. Het viel hem op dat de uithangborden in Moskou ouderwetser waren dan in Berlijn of Parijs:
Borden, die van verre leesbaar de firmanaam dragen, zoals dat in de hoofdstraten van de westerse steden gebruikelijk is, komen zeer zelden voor; meestal wordt alleen het soort waren aangegeven en dikwijls zijn er op borden klokken, koffers, laarzen, pelzen et cetera geschilderd. Ook hier hebben de zaken in lederwaren de traditionele, uitgespreide huid, op een blikken bord gepenseeld. Hemden zijn gewoonlijk op een paneel geschilderd waarboven ‘Kitaiskaja Pratsjetsjnaja’ staat - ‘Chinese wasserij.’
De uithangborden weerspiegelden voor Benjamin de hiërarchie in het handelsleven in Moskou:
Uit de poortbogen, van de posten van voordeuren schiet in zwarte, blauwe, gele en rode letters van verschillende grootte, als pijl, als afbeelding van laarzen of pasgestreken wasgoed, als uitgesleten stoeptrede of als solide trapportaal een stom en koppig in zich zelf vastgebeten, vechtend leven op. Je moet ook met de tram door de straten gereden zijn om waar te nemen hoe dit gevecht langs de etages wordt voortgezet om dan ten slotte op de daken in een beslissend stadium te treden. Daar weten alleen de sterkste oudste leuzen of firmanamen zich nog staande te houden en pas vanuit het vliegtuig krijg je de industriële elite van de stad in het gezicht (hier enige namen).
Als in de voorgaande citaten al een marxistische tendens doorschemerde, dan laten de uitspraken die Benjamin doet over de Moskouse huizen en hun inrichting geen enkele twijfel over zijn visie bestaan. Wanneer hij overweegt samen met Reich een kamer te betrekken, lezen we:
Bij de aanblik van de honderd kleedjes, consoles, gecapitonneerde meubelen en gordijnen word je van beklemming bijna de adem benomen; de lucht moet dik zijn van het stof. In een hoek bij het raam stond een hoge kerstboom. Zelfs die was lelijk met zijn schriele takken en een vormeloze kerstman in top. [...] Zulke kleinburgerlijke kamers zijn slagvelden waar de verwoestende stormloop van het warenkapitaal zegevierend overheen is gejaagd, er kan daar niets menselijks meer gedijen.
| |
| |
Bij de aanblik van andere, soortgelijke vertrekken schrijft hij:
Net als alle andere kamers die ik tot op dat moment had gezien (die bij Granowski, bij Illesj) is het een vertrek met weinig meubels. Hun troosteloze, kleinburgerlijke verschijning heeft nog een des te benauwender uitwerking doordat de kamer gebrekkig is gemeubileerd. Tot de kleinburgerlijke stijl van woninginrichting behoort echter het complete: schilderijen moeten de wanden bedekken, kussens de diva, kleedjes de kussens, snuisterijen de consoles, glas in lood de ruiten. Van dit alles is slechts naar willekeur het een dan wel het ander gebleven. In deze vertrekken, die eruitzien als een lazaret na de laatste inspectie, kunnen de mensen leven omdat ze er door hun levenswijze van zijn vervreemd. Hun verblijfplaats is het kantoor, de club, de straat.
Benjamin zag in Moskou reeds de voortekenen van een kapitalistische industriële ontwikkeling, het communisme ten spijt. Tegen de schrijnende armoede die er geleden werd, staken de eerste dragers van luxe en consumentisme schril af:
Luxe, die zich in de verarmde lijdende stad als tandsteen in een zieke mond heeft vastgezet: de chocolaterie van N. Kraft, het deftige modemagazijn op de Petrowka, waar grote porseleinen vazen kil en afstotend tussen het bont staan.’
| |
Warenexhibitie
Eind januari 1927 keerde Benjamin terug naar Berlijn. Later dat jaar zou hij de eerste notities maken voor het Passagen-Werk, zijn ambitieuze studie van het toentertijd opkomende fenomeen van de kosmopolitische stad met zijn boulevards en winkelpassages, casino's en filmtheaters. In het Passagen-Werk keren thema's terug die hem ook tijdens zijn bezoek aan Moskou interesseerden, maar in het Passagen-Werk zijn deze thema's (de handel, de waren, de uithangborden, het interieur, de burger) veel uitgebreider beschreven en ingebed in een breed theoretisch kader. Waar in het Moskauer Tagebuch enkel observaties vanuit een marxistisch gezichtspunt te lezen zijn, daar is het Passagen-Werk een doorwrochte studie van het fenomeen van de metropool, waarin de mar xistische invalshoek vervlochten is met een freudiaanse, en waarin rijkelijk verwezen wordt naar moderne kunst en literatuur. Het werk van de Franse dichter Charles Baudelaire vervult voor Benjamin een sleutelrol.
Hier zal ik mij niet wagen aan een weergave, laat staan een interpretatie van het volledige Passagen-Werk. Ik wil alleen enkele passages uit dit pièce de résistance naar voren halen om te illustreren dat het Moskauer Tagebuch in thematiek reeds vooruitloopt op het project van het Passagen-Werk.
Waren gaan een steeds grotere rol spelen in de maatschappij waarin Benjamin leeft. De hoeveelheid gebruiks- en consumptiegoederen neemt hand over hand toe. De wereldtentoonstellingen die vanaf 1851 regelmatig plaatsvonden, stelden de burger in staat kennis te nemen van de nieuwste ontwikkelingen en snufjes. In het exposé ‘Parijs, hoofdstad van de XIXe eeuw’ bespreekt Benjamin het fenomeen van de wereldtentoonstelling vanuit marxistische optiek:
De wereldtentoonstellingen idealiseren de ruilwaarde van de waren; ze scheppen een kader waarin hun gebruikswaarde secundair wordt. Ze vormden een school waar de massa's, met kracht van consumptie weerhouden, zo doordrongen worden van de ruilwaarde van de waren dat ze zich ermee identificeren: ‘het is verboden de uitgestalde voorwerpen aan te raken’. Zo bieden de tentoonstellingen toegang tot een fantasmagorie waarin de mens binnentreedt om zich te laten verstrooien. Midden in de verstrooiingen waaraan het individu zich overgeeft in het kader van de vermaaksindustrie blijft hij deel van een compacte massa. Deze massa vermaakt zich in pretparken met hun achtbanen, hun draaimolens en rupsbanen, en is hierin geheel reactief. Zo traint ze zich in de onderworpenheid waarop zowel de politiek als de industriële propaganda moet kunnen rekenen.
Waar Benjamin de luxe in Moskou nog zag als ‘tandsteen in een zieke mond’, daar lijkt in Parijs de rotting van het gebit al in een vergevorderd stadium te zijn. Goederen zijn niet meer in de eerste plaats gebruiksvoorwerpen, maar worden op een voetstuk geplaatst, uitgestald in vitrines, ter aanschouwing neergezet. De functie van waren verschuift van gebruik naar bezit.
| |
| |
De status die de burger ontleent aan het bezit van bepaalde voorwerpen wordt minstens zo belangrijk als het praktische gebruik dat hij ervan maakt.
Benjamins belangstelling voor uithangborden zet zich eveneens in het Passagen-Werk voort, getuige de volgende passage uit de tekst ‘Parijse passages II’:
Naar de bewoners van deze passages verwijzen terloops de naamplaten en de opschriften in de portalen tussen de winkels, waar een enkele duistere trap omhoog wentelt. Aan een meer fatsoenlijke toegangsdeur zouden zij misstaan en zij doen eerder denken aan het soort bordjes in de dierentuin dat niet het biotoop maar alleen de classificatie van het dier in de kooi vermeldt. De letters op de metalen of ook wel geëmailleerde naamplaten zijn een opeenhoping van de schriftvormen die het Avondland heeft gekend. [...] Aanvankelijk dropen de letters kleurloos langs de gevels neer om aan te zwellen tot de stortvloed die vandaag de dag de wereldsteden teistert als de Egyptische plagen.
Tot slot nog één citaat uit deze zelfde tekst. In Moskou had Benjamin geconstateerd dat de mensen enkel en alleen in hun deprimerende kleinburgerlijke woningen konden wonen ‘omdat ze er door hun levenswijze van zijn vervreemd. Hun verblijfplaats is het kantoor, de club, de straat.’
In de Parijse straten en passages ziet Benjamin eenzelfde vervaging van de grens tussen exterieur en interieur optreden:
Straten zijn het collectief tot woning. Het collectivum is een altijd wakker, altijd roerig wezen dat buiten tussen de façades even intens leeft, ervaart, beseft en dagdroomt als het individu in de geborgenheid van zijn binnenkamer. Met het emailwerk van de firma's beschikt het publiek over een minstens zo fraaie wanddecoratie als de burger met zijn salon vol schilderijen, muren met ‘Défense d'Afficher’ dienen hem tot lessenaar, krantenkiosken tot bibliotheken, brievenbussen tot bronzen, banken tot slaapkamerameublement en de terrassen tot een erker vanwaar hij zijn huishouden overziet. Waar de wegwerkers hun plunje aan een hek hangen heeft hij zijn vestibule, en de voorpoort die uit de wirwar van binnenplaatsen de weg wijst naar de publieke ruimte. De lange doorgang die de burger afschrikt, is hem de voordeur waarachter de woonvertrekken van de stad liggen, met de passage als salon. Duidelijker dan waar ook laat zich de straat hier kennen als het gemeubileerde interieur dat de massa heeft uitgewoond.
| |
Moskou en Parijs
Hoewel de aantekeningen die Benjamin tijdens zijn verblijf in Moskou maakte al vooruitwijzen naar het Passagen-Werk staan de artikelen die voortvloeiden uit zijn bezoek aan Moskou volkomen op zichzelf. Evenmin refereert hij in het Passagen-Werk aan zijn verblijf in Moskou. De redenen hiervoor liggen voor de hand. Om te beginnen werd zijn bezoek aan Moskou niet in de eerste plaats ingegeven door filosofische belangstelling, maar door zijn verlangen bij Asja Lacis te zijn. In het verlengde daarvan dienden de literaire verplichtingen die hij voor zijn vertrek was aangegaan in de allereerste plaats een praktisch financieel doel. Zonder de voorschotten die hij ontving op de nog te schrijven artikelen zou hij de reis niet hebben kunnen bekostigen.
Naast deze overwegingen van praktische en persoonlijke aard, zijn ook inhoudelijke gronden te geven voor de scheiding tussen Benjamins teksten over Moskou en het Passagen-Werk. Vergeleken met het mondaine en wereldse Parijs van de jaren twintig en dertig viel Moskou als armoedig, communistisch bolwerk volkomen in het niet. Hooguit kon Moskou een voorstadium vertegenwoordigen van datgene wat in Parijs reeds tot volle bloei was gekomen.
Juist de mondaine boulevards, de fonkelende winkelpassages, de decadente dandy's, de pronkende prostituees en de zelfgenoegzame burgers van Parijs zetten Benjamin aan tot het ontwikkelen van zijn denkbeelden over de moderne kapitalistische maatschappij. Uit zijn Moskauer Tagebuch blijkt zijn interesse in de grote stad, maar pas in de metropool Parijs zag hij zijn ideeën over het karakter van de twintigste-eeuwse samenleving weerspiegeld.
Hester Eymers (1968) studeerde letteren en wijsbegeerte. Ze schrijft over filosofie voor o.m. de Volkskrant.
|
|