karikaturen blijven. Neem bijvoorbeeld de perfect getypecaste leraar Schotel de Bie waar de zelfvergenoegzaamheid vanaf druipt, de meisjesachtige verloofde Lida of de moederlijke huishoudster Nel en haar man, een hoogst agressieve taxichauffeur, inclusief opgeplakte bakkebaarden. Hetzelfde geldt voor Philips' schoolvriendjes in hun Afghaanse jassen die niet minder stereotiepen zijn. Belangrijkste tegenspeler is de dementerende Oom Selhorst die in het boek in een ‘oerstaat van barbarij’ verkeert en als ‘gnoomachtig woest’ wordt omschreven. In de film is die beschrijving letterlijk genomen. De slechte verhouding tusssen Philip en zijn oom houdt verband met zijn vader John Corvage. Dat is een liederlijk figuur, een oplichter en ongelooflijke zuipschuit. In de roman is hij al dood, maar in de film is hij weer tot leven geroepen. Veel vernemen we niet van deze pluizige ragebol die vagelijk iets weg heeft van Philip en die zowel in het verhaal als in de film vooral een katalyserende rol heeft.
Behalve de personages zijn ook de locaties dik aangezet: huiskamers met behang in een wild design, bruine en oranje kleuren, overal cirkels en ronde vormen, raadselachtige en elliptische plekken waarmee een opzettelijk eeen onwerkelijk effect wordt bereikt.
Het tijdsbeeld dat Vestdijks roman oproept, kan een verklaring zijn voor bepaalde gedragingen van de eenzame knaap die vol geniale gedachten zit en die zich maar al te graag wil verheffen boven alles en iedereen. Toch is deze entourage veel minder relevant voor het verhaal dan op het eerste gezicht lijkt. Neem bijvoorbeeld de eerste pagina van het boek, waar Philip in een ouderwets winkeltje zijn chocola en noten koopt. De koperen weegschaal, de bundel grofpapieren zakken die aan een haak boven de toonbank hangt en de geparkeerde handkarren zijn allemaal parafernalia die de tijd symboliseren. Philip zelf heeft echter geen enkele belangstelling voor dit interieur, al veinst hij die wel als het om het weegwerk gaat. Hij is gefascineerd door de straat die zich in een glazen deksel weerspiegelt, door een fascinerende camera obscura die ergens scheef in de ruimte hangt. Het visioen dat dit straatbeeld bij hem oproept, verdwijnt pas als het winkelmeisje het deksel oplicht.
Het zijn dit soort effecten die in de film worden herhaald en vermenigvuldigd. Door de uitgesproken filmische aanpak ontstaat er een ander, maar in wezen toch vergelijkbaar verhaal. De toon wordt al meteen gezet bij de eerste, onscherpe, met een groenig filter gefilmde beelden van iemand die je langzaam naar boven ziet drijven, een scène die begin en einde van de film markeert. Precies op het moment dat de verdronkene de oppervlakte bereikt en zijn gezicht boven water komt, klinkt het nummer Love Child van Deep Purple. De omgeving waarin Corvage zich beweegt, is hoogst onwerkelijk; een clipachtig effect teweeggebracht door vertigo-achtige cameramanipulaties die tegelijkertijd een interpretatie zijn van Philip Corvage's verhouding tot zijn omgeving.