| |
| |
| |
Henk Aertsen
Haar verhaal - maar wie is zij?
In gesprek met Dan Jacobson
Het is een zaterdagavond in januari 1998 in Noord-Londen: we kijken naar het interview dat we eerder die dag op video hebben vastgelegd. Voor mevrouw Jacobson is het allemaal nieuw, ze was niet bij de opnamen aanwezig geweest. Terwijl haar man op de band geduldig de vragen over zijn roman Her Story- in 1997 in Nederland in vertaling uitgekomen - beantwoordt, kijkt zij vol belangstelling en geeft zo nu en dan commentaar op de vragen en antwoorden. Met een zekere gelatenheid in haar stem merkt ze op een gegeven moment op: ‘Weet je, Henk, de meeste recensenten, ook hier in Engeland, hebben indertijd het verband tussen de beide delen van de roman niet begrepen.’ Op dat moment spreken haar man en de interviewer op de video over dat verband tussen de inleiding en het hoofddeel van de roman, en de interviewer citeert een Nederlandse recensie uit 1987 waarin de recensent van NRC Handelsblad suggereert dat Jacobson het boek beter op pagina 47 had kunnen beginnen, want ‘dan was het een bijzonder, zij het een bizar, boek geworden.’ Het is duidelijk dat de recensent het verband tussen beide delen niet begrepen heeft en het zelfde kan gezegd worden van nog enkele andere aspecten van het boek, zoals we zullen zien. Wat ze echter wel gezien heeft, is dat het boek geschreven is in een prachtige stijl: ‘Het is meer een gedicht in prozavorm dan een verhaal.’ Wat ze daarmee bedoelt, hoop ik in de loop van dit interview duidelijk te maken. Maar eerst een paar opmerkingen over de structuur van de roman.
| |
Fictie en metafictie
Zoals gezegd bestaat de roman uit twee delen. In een lange inleiding, de Dinan-Collectie, wordt verteld hoe aan het eind van de drieëntwintigste eeuw in een plaatsje in het westen van Engeland bij een verbouwing van een school een kist met documenten wordt ontdekt met daaronder het complete manuscript van een roman, opgeschreven in een serie Cahiers. De documenten worden voor nader onderzoek aan de voorzitster van de vereniging voor plaatselijke geschiedenis gegeven; deze doet in de inleiding tot de roman zij verslag van haar bevindingen. De documenten hebben betrekking op het leven van een zekere Celia Dinan en op basis van deze documenten wordt haar biografie - Celia's levensverhaal - samengesteld. Celia heeft zo'n tweeëneenhalve eeuw eerder geleefd en is op veertigjarige leeftijd, in 2047, overleden. Ze is de dochter van een orthopedisch chirurg, die om zijn medische verdiensten in de adelstand verheven was en zodoende zitting had in het Hogerhuis. Celia voltooit een studie kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Londen, met een afstudeerscriptie over het beeld van de madonna in de Vlaamse kunst van de vijftiende eeuw. Plotseling is er een verwijdering tussen vader en dochter (de reden hiervoor wordt niet vermeld), Celia verdwijnt uit Londen en duikt op op het landgoed van een sekte in Californië, die geleid wordt door een zekere Eric Hirn. Ook Hirn woonde enige tijd in Londen; Celia was in die tijd een verhouding met hem begonnen was. Enkele weken na haar aankomst in Californië wordt Celia's zoon geboren, die volgens de gebruiken van de sekte buiten de moeder om wordt opgevoed. Nog geen jaar later doet de politie een inval op het landgoed omdat er allerlei misstanden vermoed worden. Bij die inval is Celia's zoontje een van de weinige slachtoffers. Celia krijgt toestemming van de autoriteiten om naar Engeland terug te keren, waar ze een jaar later onder mysterieuze omstandigheden
(was het zelfmoord of een ongeluk?) overlijdt nadat bij haar een ongeneeslijke ziekte is geconstateerd.
Celia's roman, het tweede deel van het boek, vertelt het verhaal van de moeder (haar verhaal) van een van de twee misdadigers die met Jezus op Golgotha terechtgesteld worden. Deze vrouw verloor haar zoon toen hij, twaalf jaar oud, na het bezoek aan de tempel
| |
| |
besloot ervan door te gaan en dat verlies bepaalt haar verdere leven: zij blijft hem zoeken, zozeer zelfs dat ze haar man en andere kinderen verwaarloost. Jaren later vindt ze hem terug als een rondtrekkend genezer en ze besluit met hem en zijn metgezel mee te gaan het land door.
Dit is in kort bestek de inhoud van beide delen van Jacobsons roman. Wat is nu het verband tussen die delen? Er zijn tal van overeenkomsten en contrasten aan te geven. Ik noem er enkele. Celia's biografie is een objectieve weergave van haar levensverhaal, het is non-fictie, terwijl de roman die zij geschreven heeft ook een verhaal vertelt, een subjectieve weergave van iemands leven, en derhalve fictie. Deze tegenstelling wordt benadrukt door het taalgebruik in beide delen (ik kom daar verderop op terug). Maar Celia's biografie is tegelijkertijd natuurlijk ook fictie: Celia is door de schrijver bedacht en heeft niet echt bestaan. In de roman bestaat ze echter wel degelijk en is haar biografie levensecht. Binnen de fictie van de roman wordt aldus opnieuw fictie gepresenteerd, een roman in een roman, en zo ontstaat er wat in de literatuurwetenschap een metafictie genoemd wordt.
Er is twee maal sprake van een moeder-zoon relatie, in de Dinan-Collectie betreft het Celia en haar zoontje, in Celia's roman gaat het om de anonieme moeder en haar zoon. Beide moeders verliezen hun zoon en dat verlies bepaalt hun verdere leven. Eric Hirn en de zoon van de jij-figuur zijn beiden kwakzalvers, of vriendelijker gezegd, alternatieve genezers, en staan daardoor in contrast met Celia's vader, Lord Dinan, die de gevestigde geneeskunst vertegenwoordigt. Tegelijkertijd blijken alle drie bezitterige mannen te zijn, die er gewend aan zijn alles en iedereen hun wil op te leggen. Dat komt vooral tot uitdrukking in de manvrouw relaties: Celia heeft te maken met een zeer dominante vader, maar de volgende man in haar leven, Eric Hirn, is al even dominant, en hetzelfde geldt voor de manier waarop de zoon in Celia's roman zijn moeder gebruikt.
Celia's biografie is Celia's verhaal, haar verhaal dus, en Celia vertelt in haar roman het verhaal van de jij-figuur, nog een keer haar verhaal. Maar er is nog iets meer aan de hand. Die jij-figuur is de moeder van een van de misdadigers die met Jezus op Golgotha terechtgesteld worden. Het verhaal van de moeder van Jezus, zo schijnt Celia aan het begin van het eerste cahier te zeggen, is overbekend, maar niemand kent het verhaal van die andere moeder, het verhaal van jou. En zo komt Celia ertoe dat verhaal te vertellen - haar verhaal, haar versie van de geschiedenis, want in de Engelse titel van Jacobsons boek, Her Story, ligt impliciet de tegenstelling besloten met history, his-story, geschiedenis, zijn verhaal, het overbekende verhaal van Jezus. De vraag naar de ‘her’ uit Her story lijkt daarmee al beantwoord, maar gelukkig valt er nog veel meer over te zeggen, en dat zal ik doen aan de hand van het interview met Dan Jacobson.
Dan, je hebt eens in een ander interview gezegd dat je eerdere roman The Rape of Tamar (1970) een boek is dat in hoofdzaak over mannen gaat, terwijl Haar verhaal een boek is over vrouwen. Kun je je dat nog herinneren? Ja zeker. The Rape of Tamar is een boek over één specifieke onfortuinlijke vrouw, maar het boek concentreert zich op wat mannen doen, en Haar Verhaal concentreert zich op wat vrouwen doen.
Er zijn, denk ik, ook nog andere overeenkomsten tussen deze twee boeken. Haar verhaal is weliswaar een boek over vrouwen, maar er komen ook mannen in voor. Vind je ook niet dat de mannen in Haar verhaal de vrouwen gebruiken en misbruiken, netzoals in The Rape of Tamar de mannen dat doen met die ene jonge vrouw en haar gevoelens?
Ja, daar ben ik het wel mee eens. Wat ik bedoel als ik zeg dat Haar verhaal zich op de vrouwen concentreert is, denk ik, dat in het gevoelsleven van het boek de vrouwen centraal staan. Maar je hebt helemaal gelijk dat het in beide boeken gaat om een interactie tussen de mannen en de vrouwen en tussen de gevolgen van wat ze doen. Wat ik er net over gezegd heb, zou je ook zo kunnen zeggen: in The Rape of Tamar zien we wat er gebeurt door mannenogen, in Haar verhaal zien we wat er gebeurt door de ogen en gedachten van vrouwen.
Precies, en ik herinner me nu dat ik in een recensie gelezen heb dat je hier voor het eerst de personages en hun handelen in een roman presenteert vanuit het gezichtspunt van een vrouw.
Ik geloof dat in The Beginners [1965], de lange roman
| |
| |
die ik vele jaren geleden geschreven heb, een heel ander soort roman - een soort van een familieroman over opeenvolgende generaties -, heel veel van wat zich in deze roman afspeelt wordt doorgegeven via de belevingswereld van vrouwen. Maar afgezien van die gedeelten in The Beginners is Haar verhaal de eerste roman waarin alles wat er in de roman gebeurt aan de lezer via vrouwen wordt overgebracht.
Dan Jacobson op het festival van joodse schrijvers, Vredenburg, 16 oktober 1998 (foto. Ekko Aertsen)
Twee vrouwen.
Via twee vrouwen.
Haar verhaal bestaat uit twee delen. Ik heb recensies gelezen, waaruit bleek dat de recensent moeite had het verband tussen beide delen te zien. Toch is het heel duidelijk dat de beide delen van het boek verbonden zijn. In het eerste deel lezen we het verhaal van Celia Dinans leven, we horen via haar biografie wie ze was, wat ze tijdens haar leven deed en we horen over de tragedie die ze tijdens haar leven doormaakte. Is het niet zo dat het tweede deel van hetverhaal waar we de pas ontdekte roman lezen die Celia tijdens haar leven schreef een opnieuw vertellen van haar levensverhaal is?
Ja, daar kan ik het wel mee eens zijn, al zou ik misschien een ander woord dan ‘opnieuw vertellen’ gebruiken. Het is een versie van haar eigen levensverhaal; we krijgen Celia Dinans biografie in het eerste deel en dan in het tweede deel, dat veel langer is, krijgen we een roman, een verhaal dat Celia Dinan geschreven heeft en heeft nagelaten, want het was tijdens haar leven niet gepubliceerd. En dit tweede deel is inderdaad een bewerking van enkele van de thema's van Celia Dinans levensverhaal.
Aan de ene kant zien we, in deel I, haar leven, de manier waarop ze haar leven leidde, een beeld van wat ze deed en van wie ze werkelijk was, als het ware een non-fictional benadering van haar personage, en aan de andere kant
| |
| |
krijgen we, in deel II, een fictional beschrijving van haar personage, een bewerking, een andere versie, van haar levensverhaal. Beide delen weerspiegelen dus de tegenstelling tussen nonfictie en fictie.
Ja, maar we moeten het boek niet ingewikkelder maken dan het is. Beide delen zijn natuurlijk verzonnen, maar wat je zou kunnen zeggen is dat de twee delen qua verteltrant verschillen: het eerste deel is sober of lijkt dat te zijn, is objectief, of lijkt dat te zijn, maakt gebruik van bewijsmateriaal, enzovoort en vertelt het levensverhaal van Celia Dinan; het tweede is duidelijk veel meer emotioneel geladen met de gevoelens van de schrijfster en maakt er geen enkele aanspraak op een soort documentaire te zijn of een op een afstand gehouden verhaal; het is één nauwkeurige beschrijving, komt heel indringend van binnenuit en wordt veel opener en met veel meer gevoel beschreven.
Het tweede deel is heel emotioneel...
Ja, ja, als ik even mag onderbreken, ik heb dat contrast in toon gewild, die tegenstelling in verteltrant
...omdat door die ogenschijnlijke objectiviteit in het eerste deel de emoties die in het tweede naar boven komen versterkt worden.
Ja, dat is zo. En ik denk als ik even een beeldspraak mag gebruiken dat het effect des te groter is, het is eigenlijk als wanneer je een kamer schildert in een soort crème en daarna schilder je een ander deel van die kamer in wat er bijna als crème uitziet, maar een soort gebroken wit is, en het wit wordt witter en het crème meer crème als de twee kleuren naast elkaar gelegd worden. Natuurlijk heb ik bij het maken van deze vergelijking met opzet twee kleuren gekozen die erg op elkaar lijken, maar als je twee kleuren neemt die heel anders zijn en je zet die naast elkaar, dan wordt het contrast tussen beide des te opvallender.
Laten we teruggaan naar het eerste deel van het boek, naar het levensverhaal van Celia, haar biografie. Tijdens haar leven heeft ze met twee mannen heel wat te stellen, eerst met haar vader en daarna haar minnaar, die later haar echtgenoot is. Ze verdwijnt onder geheimzinnige omstandigheden en duikt plotseling op in de Verenigde Staten. Daar weet niemand dat ze uit Londen vertrokken is, ze heeft gewoon haar koffers gepakt en is weg. Ze komt in California weer boven water, waar Eric Hirn, met wie ze nu is getrouwd, gewoon doorgaat haar te vernederen.
Nou ja, hij wordt in feite gepresenteerd als de leider van een sekte, van een cultus, en zij is een van de dienaressen van deze cultus. Hij wordt gepresenteerd als een gevaarlijk en bazig persoon die een plausibel, maar ook destructief soort werkelijkheid aanreikt, of verhaal over de aard van ons bestaan hier, aan zijn volgelingen. Natuurlijk zou je kunnen zeggen - en enigszins terecht denk ik - dat Celia nadat ze de overheersing door haar vader verworpen had, eigenlijk weer op zoek is naar nieuwe overheersing door deze man - zich daar kwetsbaar voor laat zijn, zo je wilt. En dit vertelt ons iets over Celia zelf, over haar behoeften, over haar eigen driften die ze niet begrijpt, maar die haar dwingen te gehoorzamen.
Die dwang tot gehoorzamen, dat is in elk geval iets wat de sekte in praktijk brengt, een soort indoctrinatie die ze ook moet ondergaan en waaraan ze zich daadwerkelijk onderwerpt en waarvan ze aanvaardt dat ze de regels ervan moet naleven.
Ja, anders had ze geen lid van de sekte kunnen zijn.
In het tweede deel van de roman zien we iets soortgelijks. In de roman van Celia is de moeder die haar zoon verliest zo bezeten van de gedachte dat ze hem kwijt is dat haar hele leven erdoor in beslag genomen wordt, ze kan aan niets anders denken...
Ja, het wordt een obsessie...
...en als ze hem tenslotte vindt, volgt ze hem overal naar toe, net alsof ze zijn slavin is. Op die manier is de obsessie, de indoctrinatie, echt voltooid, ze kan haar zoon nu volgen, ze moet, ze kan niet anders.
Het is een soort spiegelbeeld, of een beeld in een vertekenende spiegel, van wat Celia Dinan heeft doorgemaakt; het is, zoals ik al gezegd heb, een bewerking van die ervaring. In het eerste deel van het boek is er een dochter die een moeilijke relatie met haar vader heeft en dan een vervangende vader figuur vindt, om het maar eens grof te zeggen; in het tweede deel is er een vrouw die moeder is en die een zoon verliest en dan bezeten raakt van de zoektocht naar hem en die dan, zoals je zegt, zijn dienares wordt, maar zodra ze hem gevonden heeft, zit ze aan hem vast en hij is ook
| |
| |
een beetje de leider van een cultus, hij is ook een manipulator
En hij maakt dan misbruik van haar
Zeker, maar dat behoort, denk ik, tot mijn opvatting over wat zulke mensen doen en over hoe ze aan hun macht komen. Als zij zich niet schamen, zou je kunnen zeggen, over hun neiging macht over anderen uit te oefenen, zullen ze wel anderen vinden die bereid zijn die macht over zich te laten uitoefenen.
Er is nog een overeenkomst tussen beide delen: Eric Hirn is in zijn tijd een soort kwakzalver, net zoals de zoon van die moeder een soort kwakzalver blijkt te zijn geworden. Dat is juist.
Aan het begin van dit interview had ik het over de Nederlandse recensie waarin de recensente blijk gaf de verbanden tussen de beide delen van de roman niet begrepen te hebben. Maar aan het eind van haar recensie zei ze iets heel opmerkelijks, iets heel veelzeggends, waardoor ik de indruk kreeg dat ze het boek wel goed gelezen had, ook al kon ze het niet op de juiste manier interpreteren. Wat ze zei was dat de roman meer een gedicht in proza was dan een verhaal. Waarmee ze, denk ik, bedoelde dat het tweede deel, de roman van Celia, op zo'n directe manier geschreven is dat je het, om het volledig tot zijn recht te laten komen, kunt opvatten als een gedicht: de taal is prachtig, heel direct, beknopt, en je kunt je heel gemakkelijk identificeren met de persoon die wordt aangesproken. Op deze manier komt het boek, de roman van Celia, echt tot leven. We voelen met haar mee als ze de vrouw beschrijft in haar zoektocht naar de zoon. Ben je het daarmee eens?
Ja, daar zou ik zeker op gehoopt hebben. Met betrekking tot de manier waarop dat deel van het boek geschreven is, het verhaal van de moeder en haar zoon, tegenover het verhaal van de vader en zijn dochter in het eerste deel, heb ik het gevoel dat ik inderdaad geprobeerd heb de taal te vinden die het best uitdrukking zou kunnen aan de gevoelens die ik wilde beschrijven. Ik heb al eerder gezegd dat ik heel emotioneel en heel persoonlijk wilde zijn, en het is natuurlijk niet aan mij om te zeggen of ik daar al dan niet in geslaagd ben. Ik vind wel dat de taal erg sterk is, tenminste dat hoop ik. Het heeft me nogal verbaasd dat niemand van de recensenten erover gesproken heeft dat het bij mijn weten het enige verhaal is waarin de hoofdpersoon aan de lezer gepresenteerd wordt in de tweede persoon: de heldin van het boek verschijnt alleen maar als ‘jij’. Ik heb dat nergens anders gezien. Er zijn tal van boeken waarin de spreker of schrijver zegt: ‘Ik schrijf dit om jou te laten weten wat ik heb doorgemaakt en hoe ik me voelde en op die manier verschijnt de “jij” om zo te zeggen als de aangesproken persoon van het boek’. Ik herinner me dat ik als jonge man een boek van de Duitse romanschrijver Stefan Zweig las - mijn moeder was een grote fan van hem - met als titel Brief van een onbekende vrouw: een man die op het liefdespad geweest is, een man van de wereld, krijgt een brief van een vrouw die beseft dat hij haar zich niet zal herinneren, en zij vertelt het verhaal van hun zeer kortstondige liefdesrelatie en natuurlijk van het kind dat ze van hem had, en ze zegt: ‘Jij zult mij niet herinneren, ik kom jou onbekend voor.’ Maar hier is het anders, de ‘jij’ in dit boek is van een ander soort. Wanneer ik, of liever gezegd, wanneer de roman spreekt van ‘jij’ of ‘jou’, is het de hoofdpersoon van de roman die van begin tot eind in de tweede
persoon wordt aangesproken: jij hebt dit gedaan, jij hebt dat gevoeld, jij wilde dat, jij leed om die reden. Ze wordt nooit bij name genoemd, de enige naam die we voor haar hebben is ‘jij’. Een van de effecten die ik hiermee wilde bereiken is natuurlijk de emotionele band tussen de personage die over ‘jij’ aan het schrijven is en de vrouw die ‘jij’ is, die ‘jij’ bent. Is dat misschien te ingewikkeld?
Nee, helemaal niet. Het sluit precies aan bij wat ik zelf onlangs over het boek geschreven heb:
De manier waarop dit verhaal verteld wordt is bijzonder. Jacobson hanteert hier de jij-vorm: Celia Dinan, de schrijfster van de Notebooks, vertelt dat verhaal in een lange monoloog, waarin zij de moeder met ‘jij’ en ‘jou’ aanspreekt. Door het gebruik van die jij-vorm voelt de lezer zich vanaf het allereerste begin heel nauw bij die moeder en haar verlies betrokken. ‘Maar jij? Niemand die ooit van je gehoord heeft. Jij hebt geen naam. Het is nu te laat om je er nog een te geven.’ Er lijkt tussen beiden, tussen Celia en de door haar aangesproken moeder, een direct contact te bestaan alsof ze zich in
| |
| |
dezelfde tijd en ruimte bevinden. Want met de jijvorm wordt ook het besef van tijd doorbroken en ontstaat er een gevoel van tijdloosheid dat versterkt wordt door de verschillende tijdsmomenten die in Haar verhaal een rol spelen: Celia schrijft in de eerste helft van de eenentwintigste eeuw (ze overlijdt in 2047) en praat tegen een vrouw die leefde aan het begin van de eerste eeuw, terwijl Celia's manuscript pas aan het eind van de drieëntwintigste eeuw, in 2296, wordt ontdekt. Jacobson lijkt hiermee te suggereren dat Haar verhaal een tijdloos document is en dat de materie die erin aangeroerd wordt al even tijdloos en universeel is. Aan het slot van het eerste Notebook of Cahier wordt duidelijk dat die anonieme moeder inderdaad universeel is: ‘Maar jij? Iedereen had jou kunnen zijn. Zelfs ik.’
Ik hoop dat iedereen die in Nederland dit interview ziet, gelooft dat ik elk woord van de passage die werd voorgelezen begrepen heb, allereerst omdat je het langzaam gelezen hebt, en ten tweede omdat mijn Afrikaans goed genoeg is om me in staat te stellen literair Nederlands te begrijpen als het met zoveel zorg wordt voorgelezen
Dat wist ik.
Ik weet dat je dat wist, maar ik weet niet of de mensen die dit interview zien dat weten. In feite ben jij, voor zover ik weet, de eerste die werkelijk gezien heeft welke centrale plaats deze stijl van het vertellen van het verhaal in het boek inneemt, deze monoloog die zich ontwikkelt tot een soort dialoog tussen de schepper en de door de schepper gecreëerde persoon, hoe belangrijk dat is voor het boek en voor het algemene effect van het boekje spreekt daar van directheid, van intimiteit, en je spreekt er erg vriendelijk over, met het kenmerk van tijdloosheid, en dat zijn precies de effecten waar ik op gehoopt had.
Tijdloos, universeel.
En direct. Dat is heel belangrijk, omdat als we het over tij dloosheid en het universele hebben, we geneigd zijn te denken dat het heel veraf is en abstract en metafysisch en zo voort, terwijl wat ik wilde was ‘boem’, ‘boem’, dat zij, de beide personen, vlak tegenover elkaar staan, of zelfs dat ze in elkaar over gaan.
Door die directe nabijheid is het heel gemakkelijk voor de lezer om zich met elk van hen verbonden te voelen.
Precies, en daarop had ik gehoopt.
Omdat het, wanneer je de ‘jij’-dialoog leest, net is alsof je je als lezer in die dialoog begrepen voelt.
Ja, ik denk dat de lezer de ‘jij’ kan worden die door het hele boek heen wordt aangesproken...
...alsof Celia tegen de lezer aan het praten in plaats van tegen die andere vrouw...
...of in plaats van tegen zichzelf, want dat doet ze ook. We doen dat allemaal, we zeggen allemaal, ‘je bent een idioot’ als we iets gebroken hebben of als we iets verloren hebben. ‘Waarom doe je dat?’ zeggen we in onszelf. Dat bewijst hoe natuurlijk het voor ons is om ons op een dergelijke manier iets voor te stellen.
Toen we deze lezingenserie aan het voorbereiden waren, moest ik met een titel voor mijn lezing over Haar verhaal komen. Ik heb daar lang over nagedacht en nu staat er in het programma ‘Dan Jacobson: Haar verhaal. Maar wie is zij?’ Vanaf het allereerste begin, vanaf het slot van het eerste Cahier, maak je duidelijk dat ze iedereen had kunnen zijn, jou, mij, gewoon iedereen...
We kunnen allemaal haar zijn, elke vrouw, iedere vrouw.
Dat is het gevolg van de nabijheid tussen Celia en de vrouw, waarin ook de lezer vanaf het begin betrokken is door de directheid van Celia's benadering van de vrouw, ze noemt haar de hele tijd ‘jij’. Maar wie is zij?
Ik kan er dit over zeggen. Er is niet één persoon die zij is. Er is niet één bepaald antwoord op die vraag. Maar wat ik je wel kan vertellen is dat een van de kiemen van het verhaal - en verhalen ontwikkelen zich vaak een heel eind van de oorspronkelijke kiem, van het oorspronkelijke eerste idee, vandaan - een vraag was die op een dag onverwacht bij me opkwam. Ik ga veel naar musea en lang voor ik met dit boek bezig was maakten mijn vrouw en ik een reisje langs de Rijn en bezochten we beroemde Duitse en Franse steden die allemaal de prachtigste kunstwerken herbergen, Freiburg, Straatsburg, Colmar. Kunstwerken uit de Renaissance, onder andere met voorstellingen van de Kruisiging, met Jezus en de dieven aan weerszijden van hem
| |
| |
en onderaan het kruis staat Maria. En dat is een figuur die ons overbekend is, en ik had heel veel van dat soort voorstellingen gezien, de een na de ander, uit verschillende perioden en in verschillende stijlen, en toen op een dag - ik weet niet eens meer of ik op dat moment wel in een museum was - kwam die vraag bij me op. De vraag was: ‘Waar zijn de moeders van die twee dieven? Wat is er met hen gebeurd? Wie waren zij? Wat vonden zij van wat er met hun zonen was gebeurd?’ En daarmee was in mijn gedachten iets in gang gezet, de vraag die me maar bleef bezig houden: ‘Waar zijn de andere moeders? Waarom zijn zij, bij wijze van spreken, gewoon uit het verhaal geschreven?’ Ik weet natuurlijk wel waarom zij uit het verhaal geschreven zijn: de dieven spelen in het verhaal een allegorische rol, de een is de goede dief, de ander de slechte dief, meer belangstelling heeft dit specifieke verhaal niet voor hen. Maar voor ze in het verhaal kwamen, hadden ze een leven geleid; voor ze die rol speelden, hadden ze ervaringen gehad, hadden ze moeders gehad. En het was die ontbrekende moeder, die moeder van wie we mogen aannemen dat ze verdriet had om haar kind, met wie ik - het klinkt misschien een beetje frivool om het zo te zeggen - wilde spelen, ik wilde met dat idee aan de gang.
De dieven zijn daar enkel en alleen om de tegenstelling tussen goed en kwaad te laten uitkomen, de goede dief, de slechte dief, en daarom is er in het verhaal geen rol voor hun respectievelijke moeders. Maar je zou kunnen zeggen dat die moeders er niet zijn omdat hun aanwezigheid de aandacht zou hebben kunnen afleiden van die andere centrale moederfiguur.
Ja, dat geloof ik ook
Maar het verlies - en dat is denk ik een van de hoofdthema's van Haar verhaal - het verlies dat een moeder voelt als ze een zoon verliest.
Dat elke moeder voelt, en hier komen we terug bij de kwestie dat ze elke vrouw, iedere vrouw kan zijn, omdat er per definitie niets bijzonders is aan de moeder van een van die dieven, het gaat gewoon om elke jonge vrouw die het ongeluk heeft een misdadiger als zoon te hebben of een nietsnut als zoon die de familie te schande maakt...
...maar dat breekt haar hart en haar leven.
Natuurlijk, want ze blijft een moeder. Ze blijft voelen wat elke moeder blijft voelen. Je vroeg eerder over die ander bijbelse roman die ik geschreven heb, The Rape of Tamar, en daarin heb ik een soortgelijk effect tot stand gebracht, een soortgelijke benadering: daar hebben we het verhaal van Koning David, zijn zoon Absalom en zijn zoon Amnon en natuurlijk zijn dochter Tamar. Er is ook een minder belangrijke figuur Jonadab die op twee plaatsen in het verhaal in een nogal intrigerende functie voorkomt maar er wordt alleen maar van hem gezegd dat hij erg geslepen is. Maar in mijn roman wordt het hele verhaal via Jonadab verteld, je verandert het gezichtspunt en daardoor krijg je mogelijkheden die anders onzichtbaar blijven. Een voorbeeld uit de moderne Engelse literatuur is het toneelstuk van Tom Stoppard, Rosencrantz and Guildenstern Are Dead. In Hamlet van Shakespeare zijn Rosencrantz en Guildenstern twee hele onbelangrijke personages met wie alleen maar de draak gestoken wordt voor zover ze al in het stuk voorkomen. Hamlet veracht ze, pest ze, en misbruikt ze tenslotte en stuurt ze uiteindelijk de dood in omdat hij ze beu is en omdat ze voor de koning actief zijn en niet voor hem, Hamlet. Maar Stoppard kwam op het idee ‘hoe voelde het om Rosencrantz en Guildenstern te zijn?’ En zijn antwoord was dat het heel verbijsterend was omdat ze niet wisten wat er aan de hand was, ze wisten helemaal niet dat ze spelers van bijrollen waren in het toneelstuk van iemand anders, maar dat ze in hun eigen stuk wel degelijk een hoofdrol te spelen hadden. Hetzelfde effect vinden we terug in The Rape of Tamar en in het tweede deel van Haar verhaal.
Her Story verscheen in 1987 bij Andre Deutsch. In 1997 verscheen de Nederlandse vertaling van Ella Aertsen als Haar verhaal, bij Uitgeverij BZZTôH.
Henk Aertsen studeerde Engelse Taal- en Letterkunde aan de Vrije Universiteit en aan de Universiteit van Nottingham in Engeland en promoveerde aan de Rijksuniversiteit Leiden. Hij is als universitair docent aan de VU verbonden waar hij Engelse taalen letterkunde van de Middeleeuwen doceert. Hij schreef eerder over Dan Jacobson in BZZLLETIN (nummer 251-252, januari 1998)
|
|