| |
| |
| |
Jacques B.H. Alblas
On the Black Hill van Bruce Chatwin
You must remember that I shall be a nomad, more or less,
Door zijn vroege en tragische dood is Bruce Chatwin, net als Frans Kellendonk in ons land, een mythe geworden. Maar de cultus rond zijn persoon mag ons niet het zicht benemen op zijn werk. Het gaat Chatwin daarin vooral om twee grote conflicterende impulsen van het bestaan, zwerven en zich vestigen, ascese en overdaad. Om het evenwicht tussen loslaten en vergaren, tussen onthechting en obsessie, vrijheid en bezit. Chatwin zegt maar één keer iemand ontmoet te hebben die erin geslaagd was dat evenwicht blijvend tot stand te brengen. Een Engelsman van in de vijftig, gelijkmatig en tevreden. Hij had geen familie en als vertegenwoordiger was hij meestal op reis in Afrika. Wat hij bezat kon in een koffertje, dat hij moeiteloos onder zijn vliegtuigstoel kon schuiven. Toen Chatwin doorvroeg, bleek er ook nog een zwarte doos te zijn in een kluis in Londen. Vier keer per jaar haalde hij die tevoorschijn en deed hij de deur van de kamer op slot om de inhoud rustig te kunnen bekijken: een teddybeer, een foto van zijn vader, spulletjes van zijn moeder en andere dingen van vroeger, allemaal bewijzen van zijn herkomst en een houvast voor zijn door zijn grote mobiliteit bedreigde identiteit. Hij bracht altijd iets mee uit Afrika, maar dat legde hij pas in de doos nadat hij er iets anders dat geen betekenis meer voor hem had uit had gehaald en weggedaan. En zo slaagde hij erin de omvang van zijn bezit te stabiliseren en een evenwicht te handhaven tussen bezit en vrijheid.
| |
Leven en werk
Bruce Chatwin komt voort uit de vergarende klasse bij uitstek, de bourgeoisie. In 1940 wordt hij in Birmingham geboren, waar zijn vader advocaat is en in de oorlog marineofficier. Na de lagere school en het Marlborough College in Wiltshire wordt hij in 1958 portier bij Sotheby's. Hij maakt snel carrière en klimt in zeven jaar op tot hoofd van de afdeling Impressionisme en kort daarna tot mededirecteur. In 1965 trouwt hij met de Amerikaanse Elizabeth Chanler. Kort daarop geeft hij er de brui aan bij het veilinghuis en laat hij zich inschrijven als student archeologie in Edinburgh. Lang houdt hij het studentenbestaan niet vol en opnieuw gooit hij het roer om. Hij wil een boek gaan schrijven over de menselijke rusteloosheid, over de idee van Pascal dat het zo slecht gaat in de wereld, omdat mensen niet gewoon rustig in een kamer kunnen blijven zitten. Het manuscript dijt zo uit en is zoongestructureerd dat het niet publicabel blijkt. Chatwin is inmiddels de dertig gepasseerd en is nogmaals genoodzaaakt de steven te wenden. Op verzoek gaat hij artikelen schrijven voor de Sunday Times. Ze gaan meestal over beeldende kunst of literatuur.
Voor zijn werk heeft hij een aantal jaren later in Parijs een ontmoeting met de ontwerpster en architecte Eileen Gray. Hij ziet in haar huis een kaart van Patagonië, het zuidelijkste stuk van Zuid Amerika. En hij zegt dat hij daar al heel lang naar toe wil. Door toedoen van zijn hoogbejaarde gastvrouw neemt hij ter plekke het besluit dat nu ook echt te doen. Naar de redactie van de Sunday Times zou hij een telegram van drie woorden hebben gestuurd: ‘ben naar Patagonië’, maar dat is niet meer dan een onderdeel van de mythe die zich rond zijn persoon heeft gevormd. Na een half jaar is hij terug met de opzet voor zijn eerste boek, In Patagonia (1977).
Net als in zijn leven slaat Chatwin ook in zijn werk veelvuldig een nieuwe richting in. Elk van de vijf tijdens zijn leven verschenen boeken is radicaal anders dan de andere. Zijn tweede boek, The Viceroy of Ouida (1980) is een roman over een Braziliaanse slavenhandelaar, die in West Afrika, in de tegenwoordige republiek Benin, een machtspositie verovert. Omdat Chat- | |
| |
win na zijn debuut hardnekkig het etiket reisboekenschrijver krijgt opgeplakt, besluit hij zijn derde boek te schrijven over mensen die nooit op reis gaan. On the Black Hill (1982) gaat over een tweeling die op hun heuvelboerderij op de grens van Engeland en Wales een honkvast leven leiden. Chatwin documenteerde zich grondig voor het schrijven van dit boek. Hij las vele jaargangen van de Hereford Times, voerde even-zovele gesprekken met schapenboeren en had vooral met één van hen, Simon Harpur, intensief contact. Voor het schrijven van The Songlines (1987) verblijft Chatwin twee keer een half jaar in Australië om het leven en de cultuur van de aboriginals te bestuderen en te kunnen beschrijven. Centraal staat de romantische, idealiserende these dat de mens een nomade is of zou moeten zijn. De ellende begint wanneer mensen zich op één plaats vestigen. Kam is voor Chatwin het prototype van die sedentaire mens, die bezit vergaart en in de greep van het kwade raakt. Zijn tegenpool Abel is de nomadische mens, die van nature goed is.
Chatwins laatste bij zijn leven verschenen boek en zijn derde roman is Utz (1988). Kaspar Joachim Utz is een dwangmatig verzamelaar van operadiva's en vooral porselein, die in het communistische Praag een unieke collectie Meissen-porselein opbouwt en zichzelf daarmee tot slaaf van zijn bezit maakt. Utz is van een ongekende stilistische en compositorische schoonheid. Wie het leest of herleest, wordt met weemoed vervuld bij degedachte aan wat Chatwin bij een langer leven nog had kunnen schrijven. Zijn laatste boek was een van de boeken die werden genomineerd voor de Booker Prize 1988, die niet naar Chatwin ging. Als verliezer bevond hij zich in het goede gezelschap van onder anderen zijn vriend Salman Rushdie (The Satanic Verses), met wie hij in 1984 door de binnenlanden van Australië was getrokken.
Toen hij Utz schreef, maakte Chatwin al weer plannen voor een volgend boek, een Russische roman over een Amerikaanse vrouw en een Russische schilder. Het is helaas bij een plan gebleven. Toen de Booker Prize werd uitgereikt aan Peter Carey voor Oscar and Luanda had Chatwin, die al geruime tijd aan aids leed, nog maar enkele maanden te leven. In de vroege uren van woensdag 18 januari 1989 overleed hij in het zuiden van Frankrijk, net als de door hem bewonderde Rimbaud. De begrafenis werd geleid door een priester van de oosters-orthodoxe kerk. Op 14 februari werd er in de kathedraal van de Heilige Sophia in Londen een herdenkingsdienst gehouden. Een van de aanwezigen was Salman Rushdie, tegen wie anderhalf uur vóór de aanvang van de dienst een pas recentelijk weer ingetrokken fatwa was uitgevaardigd.
Na Chatwins dood verschijnen er nog twee boeken. What Am I Doing Here (1989) bevat essays, portretten en reisverslagen, Anatomy of Restlessness (1995) is een bundeling van autobiografische teksten, verhalen, essays en boekbesprekingen.
| |
On the Black Hill
Chatwins drie romans tonen inhoudelijk opmerkelijke verschillen, maar vertel technisch gezien zijn ze volgens hetzelfde procédé geschreven. De tekst is steeds verdeeld in korte al of niet genummerde hoofdstukjes. In het eerste daarvan wordt de lezer binnengevoerd in het heden van de roman. In het tweede voert de schrijver ons terug naar een punt in het verleden en van daaruit maken we een tocht door de tijd die aan het eind van de roman weer eindigt in het fictionele heden.
On the Black Hill (1982), in het Nederlands vertaald als De zwarte heuvel, is verdeeld in vijftig genummerde hoofdstukjes. Na het heden van het eerste hoofdstuk bevinden we ons in het tweede in 1899, het jaar van het huwelijk van Amos Jones en Mary Latimer. Een jaar later worden de hoofdpersonen van de roman geboren, de tweeling Lewis en Benjamin. Het verhaal van hun leven is ook het verhaal van de twintigste eeuw, die als een rivier langs hun boerderij stroomt. De eerste helft van hun lange leven krijgt verreweg de meeste aandacht, want voor die eerste veertig jaar gebruikt de schrijver ongeveer veertig van de vijftig hoofdstukjes. Het einde van die periode wordt gemarkeerd door de dood van de moeder, die een diepe cesuur vormt in het bestaan van de tweeling. Haar dood valt nagenoeg samen met het begin van de Tweede Wereldoorlog, die vrijwel ongemerkt aan hen voorbijgaat. In en na die oorlog wordt de wereld van de tweeling heel klein, een ontwikkeling die zich al had ingezet in het interbellum. De fietsen die zij bij hun eenendertigste verjaardag cadeau krijgen, zouden
| |
| |
hun contact met de wereld waarin zij leven hebben kunnen intensiveren, maar ze gebruiken die alleen maar om de restanten van het middeleeuwse Wales te gaan zien. Hetzelfde gebeurt wanneer kort na de oorlog de Duitse Lotte Zons hen in haar auto meeneemt voor uitsluitend dit soort tochtjes.
In een levendige, directe en energieke stijl zet Chatwin figuren en landschap voor ons neer. Zijn figuren komen tot leven door de manier waarop ze zich gedragen en uiten, door hun uiterlijk en manier van kijken. Naar eigen zeggen heeft Chatwin veel geleerd van de zeven-tiende-eeuwse godgeleerde Jeremy Taylor, aan wie hij het motto van On the Black Hill ontleende, met name van de muzikaliteit van diens stijl. Chatwin noemt ook de toneelschrijver Noel Coward, zijn dialogen en in het bijzonder de ontbijtscène uit Private Lives. De zeventien-de-eeuwse biograaf John Aubrey roemt hij om de beknoptheid in diens Brief Lives, maar het meest schatplichtig acht hij zich aan Ernest Hemingway, aan de geserreerde, suggestieve en transparante stijl van de verhalenbundel In Our Time.
Als elke rechtgeaarde romancier is Bruce Chatwin heel nieuwsgierig. Cees Nooteboom, die in 1981 een ontmoeting met hem had, spreekt van een vraatzuchtige observatie. Dat Chatwin heel goed kan kijken - Nooteboom heeft het over zijn ijskoud oog - blijkt ook uit zijn schitterende foto's, zoals die te vinden zijn in Photographs and Notebooks (1993). Dat ‘koude oog’ houdt niet in dat Chatwin niet met warmte, soms met ingehouden poetische emotie zou kunnen schrijven. Wanneer de moeder is gestorven schrijft hij over de tweeling: ‘de volgende morgen hingen ze zwarte crepe over de bijenkorven om de bijen te vertellen dat ze er niet meer was.’ Iemand die goed kan kijken heeft oog voor detail. Aan één of twee details heeft Chatwin genoeg om een figuur onuitwisbaar neer te zetten. Ik denk bijvoorbeeld aan de manier waarop hij de Anglo-Indiër portretteert met wie Mary in haar jeugd een kortstondige relatie heeft gehad: ‘een magere man met stroperige ogen en een mond vol excuses.’ Of aan de antiquair Vernon Cole: ‘de man praatte heel rad waarbij zijn woorden als een half verstaanbare brij door een verkleurd gebit stroomden [...].’
Bruce Chatwin
| |
Een tweeling als hoofdpersoon
Chatwin voelde zich aangetrokken tot bijzondere plaatsen en tot bijzondere mensen. Vanuit Engeland gezien is Wales, waar On the Black Hill zich afspeelt, een bijzonder gebied. Tweelingen zijn bijzondere mensen, raadselachtig. Ieder mens is normaal gespro- | |
| |
ken anders, maar wanneer de ene helft van een eeneiige tweeling naar de andere helft kijkt, ziet hij iemand die eender is, niet anders. Tweelingen en Wales, elk op zich al bijzonder, leveren een heel bijzondere combinatie op. Dat wordt nog geaccentueerd doordat Chatwin de tweeling laat figureren terzijde van de hoofdstroom van de twintigste eeuw en doordat hij het verhaal situeert op de grens van Engeland en Wales. Grenzen zijn belangwekkender dan de gebieden die zij begrenzen. Een interessante vraag is of de tweeling, die zich ophoudt in de marge van de moderne tijd, in een aantal opzichten toch niet dichter bij de essentie van het leven staat dan zij die, buiten de wereld van het boek, voluit aan dat moderne leven hebben deelgenomen.
In de wereld van de mythe is er vaak sprake van rivaliteit tussen tweelingen. Jacob en Ezau hadden het in de moederschoot al met elkaar aan de stok. Romulus trekt bij de stichting van Rome een voor om de stadsgrens te markeren. Remus weigert die grens te erkennen, springt er over heen en wordt door Romulus gedood. Het merkwaardige is dat tweelingen in het gewone leven vaak heel goed met elkaar kunnen opschieten, op elkaar betrokken zijn en in een sterke afhankelijkheidsrelatie staan tot elkaar.
Ook met Lewis en Benjamin Jones is dat het geval. Als kinderen kennen ze elkaars gedachten, ze ontwikkelen een geheimtaal en kennen geen verschil tussen mijn en dijn. Ze bezitten ook een hoge mate van wederzijdse empathie. Wanneer Benjamin als kind wordt gestoken door een wesp, voelt niet hij de pijn, maar Lewis. Wanneer Benjamin als soldaat in de kazerne wordt mishandeld, voelt Lewis dat ook. En als Benjamin verdwaalt in een sneeuwstorm voelt Lewis in een petten winkel in Hereford dat er iets ernstigs aan de hand is met zijn broer. Hij haast zich naar ‘The Vision’, de heuvelboerderij waar zij wonen, weet waar hij hem moet zoeken en redt zijn leven. En, omgekeerd, als de oude Lewis een dodelijk ongeluk krijgt met zijn tractor voelt Benjamin dat in de keuken.
Lewis is de fysiek en mentaal sterkere; Benjamin is slimmer. Wanneer Lewis in de Eerste Wereldoorlog om aan de dienstplicht te ontkomen op een andere boerderij gaat werken, kan Benjamin de tijdelijke scheiding heel moeilijk verwerken, maar structureel gezien is de situatie omgekeerd: de sterkere Lewis lijdt onder de grote onderlinge betrokkenheid, onder de grote intensiteit van de relatie. Dat is de paradox: de sterkere lijdt onder de onbedoelde terreur van de zwakkere. Lewis wil ruimte en een vrouw, maar zijn ontmoetingen met vrouwen leveren mede door zijn betrokkenheid op zijn broer en de ambivalente houding van zijn moeder in deze niets op. Tegen Lotte Zons, de Duitse vrouw die na de Tweede Wereldoorlog op hun erf verschijnt, zegt hij dat hij zich soms achtergesteld heeft gevoeld door die betrokkenheid op zijn broer, dat hij soms heeft gedacht dat hij alleen beter af zou zijn geweest, dat hij dan misschien getrouwd zou zijn en kinderen zou hebben gehad. In zekere zin is Lewis bang voor Benjamin; en Benjamin fungeert voor Lewis als een geèxternaliseerd geweten, zoals we dat vaak bij literaire dubbelgangers aantreffen.
Er is veel voor te zeggen Lewis en Benjamin te zien als afsplitsingen van twee aspecten van Chatwins aard. Het is bekend dat hij naast zijn huwelijk met Elizabeth Chanler enkele homoseksuele verhoudingen heeft gehad. In dat licht kan Lewis wellicht worden gezien als een afsplitsing van zijn heteroseksuele component en Benjamin, die zich als kind een keer in de kleren van zijn moeder vertoont en die een af keer heeft van meisjes, als een manifestatie van zijn homoseksuele kant. In The Viceroy of Ouida zijn beide kanten in één persoon vertegenwoordigd. De hoofdpersoon van die roman, Francisco Manoel da Silva, ontplooit als jongeman in Zuid Amerika biseksuele activiteiten.
Het tweelingmotief krijgt behalve in Lewis en Benjamin ook gestalte in Castor en Pollux, eeneiige zonen van Zeus en Leda. De lezer komt beeldjes van die mythologische tweeling tegen op de kamer van de aristocratenzoon Reggie Bickerton, die het kamermeisje Rosie Fifield zwanger maakt en het dan nuttig acht met de noorderzon te vertrekken. Rosie wordt afgescheept met een som geld en de twee beeldjes, die Lewis later terugziet in Rosies boerderijtje.
Castor en Pollux worden ook te berde gebracht door de al genoemde Lotte Zons, die eveneens als een afsplitsing van de schrijver gezien kan worden. Net als Chatwin zelf heeft zij studie gemaakt van eeneiige tweelingen. Chatwin las alle psychoanalytische literatuur over het onderwerp die hij te pakken kon krijgen, maar naar eigen zeggen was veel daar van niet echt
| |
| |
relevant voor hem. Hij heeft wel veel gehad aan zijn contacten met de Franse professor Zazzo, die twaalfhonderd gevallen van monozygotische tweelingen had bestudeerd en daarvan in de jaren veertig verslag had gedaan in een boek. Chatwin zoekt hem op, de hoogbejaarde heer luistert naar zijn verhaal en doet hem verschillende welkome suggesties. De hoogleraar vertelde hem dat ook de Franse schrijver Michel Tournier contact met hem had gezocht in verband met zijn boek over tweelingen, Météores. In dat boek komt een tweeling voor die een onderlinge seksuele relatie onderhoudt. In On the Black Hill gaan Lewis en Benjamin kuis door het leven, maar Chatwin zei eens tegen een vriend dat hij ervan overtuigd was dat zestig procent van de monozygoten de liefde bedreef met elkaar. Een literair voorbeeld daarvan vinden we ook in The Solid Mandala van de Australische schrijver Patrick White.
| |
Engeland versus Wales
Het leven van de familie Jones speelt zich af op de grens van Engeland en Wales. De tegenstelling tussen die twee landen is een van de dragende elementen van de roman.
Het is een tegenstelling tussen twee naties, die al bij de aanvang van het boek wordt gegeven in het contrast tussen de bij uitstek Engelse Mary Latimer en de Welshman Amos Jones. De tegenstelling is door heel de roman heen geweven en blijkt bijvoorbeeld wanneer Amos niet wil dat zijn zoons in de Eerste Wereldoorlog voor Engeland zullen gaan vechten.
Engeland versus Wales is ook een tegenstelling tussen twee kerken, tussen de wereld van de Anglicaanse kerk en die van de Nonconformisten, tussen church en chapel. De term Nonconformisten is een verzamelnaam voor een aantal groeperingen. In de roman hebben we te maken met Congregationalisten, maar ook incidenteel met Baptisten (in de Nederlandse vertaling, die ook op een aantal andere punten de plank krachtig mis slaat, jammerlijk aangeduid met Doopsgezinden). Chatwin ziet in de wereld van de chapel een manifestatie van één van de polen van de voor hem wezenlijke tegenstelling tussen ascese en overdaad. Hij is geboeid door de eenvoud en de soberheid van de Congregationalisten.
De Brede en de Smalle Weg
De tegenstelling tussen Engeland en Wales is er ook een van twee klassen: zij die het land bezitten en zij die het bewerken, de wereld van de Bickertons tegenover die van de pachtboeren. Die twee werelden staan heel scherp tegenover elkaar bij de veiling van de pachtboerderijen. De verkopers tegenover de potentiële kopers, de pachtboeren, onder aanvoering van Haines van de boerderij Red Daren. Maar ook deze tegenstelling is al vanaf het begin van de roman gegeven in de arbeider Amos Jones tegenover de domineesdochter Mary Latimer. Tot twee keer toe gebruikt zij
| |
| |
haar oorspronkelijke sociale positie om bij mevrouw Bickerton te interveniëren, wanneer het met het pachten en later het kopen van ‘The Vision’ mis dreigt te gaan.
De bezittende klasse komt er bij Chatwin slecht af. Met name de oudste zoon van de Bickertons wordt als een decadente nietsnut geportretteerd. Hij verwekt een kind bij het kamermeisje Rosie en laat haar dan zitten. Het past bij het negatieve beeld dat Chatwin van hem schetst dat hij zich later op zijn koffieplantage in Kenia dood zuipt. Op het eind van het boek lijkt de tegenstelling tussen de haves en de have nots te worden verzoend, wanneer de inmiddels oude Nancy Bickerton bevriend raakt met de tweeling Jones.
Een schitterend stijlelement in het boek is het gebruik van de kleurenplaat van de Brede en de Smalle Weg. Het verhaal is te vinden in het zevende hoofdstuk van Matthëus. Breed is de weg die tot het verderf voert en smal is de weg die ten leven leidt. In de kleurenplaat komen de drie aspecten - natie, religie en klasse - in de tegenstelling tussen Engeland en Wales prachtig samen. De brede weg is een Engelse weg, een Anglicaanse weg en een weg met rijke mensen. De smalle weg is een weg in Wales, een weg van Nonconformisten en een weg met eenvoudige mensen. En wat het eerste betreft, het is niet zomaar een weg in Wales. In de beleving van de tweeling is de smalle weg de weg de Zwarte Heuvel op; en de brede weg is voor hen de weg naar beneden, Engeland in, naar de wereld van de Bickertons.
Naast de tegenstelling tussen twee landen speelt ook die tussen twee families een wezenlijke rol in het boek Het is een conflict om dieren en om land, dat zich allengs tot een vete, een ritueel bijna, verhardt. Het dieptepunt is het infame gedrag van Watkins De Doodkist, die op de veiling van de pachtboerderijen tegen Amos Jones begint op te bieden als ‘The Vision’ aan de beurt is en daarmee de prijs tot een krankzinnige hoogte opdrijft. Aan het einde van het boek voltrekt zich ook hier een zekere verzoening, wanneer Kevin, een telg uit het geslacht Jones trouwt met Eileen, de dochter van Sarah van ‘The Rock’, de boerderij van de familie Watkins. Sarah is wel geen echte Watkins, ze is alleen op ‘The Rock’ opgegroeid, maar toch. Bij de aardrijkskundige namen in het boek dient de lezer trouwens te bedenken dat Chatwin die fictief toepast. Rhulen en de namen van de boerderijen bijvoorbeeld zijn bestaande namen, maar ze komen niet overeen met die namen op de landkaart. Wel valt de roman globaal te situeren in de Llanthony Valley in het grensgebied van Engeland en Wales.
| |
Tussen twee polen
Behalve de door de hele roman vervlochten tegenstellingen tussen twee landen en twee families dragen ook een aantal in het boek uitgewerkte thema's substantieel tot de coherentie daarvan bij.
Lewis heeft al op jeugdige leeftijd grote belangstelling voor luchtvaart en vliegtuigongelukken. Speciaal daarvoor abonneert hij zich op The News of the World. Gaandeweg beginnen die vliegtuigongelukken de gang van zijn eigen gestrande leven te symboliseren. Het luchtvaartmotief speelt door het hele boek heen een rol, bijvoorbeeld in de figuur van Billy, de zoon van Rosie Fifield, die piloot is bij de Royal Air Force. Het culmineert in het letterlijke en figuurlijke hoogtepunt van de roman: de rondvlucht die de tweeling op hun tachtigste verjaardag maakt boven de Zwarte Heuvel, boven ‘The Vision’ en ‘The Rock’. Ze overzien hun leven en ontstijgen aan de beperkingen daarvan. Vooral voor Lewis is het een groots moment:
En plotseling had hij het gevoel dat - zelfs als de motor defect zou raken, zelfs als het toestel een duikvlucht zou maken en hun zielen naar de hemel zouden vliegen - dat alle frustraties van zijn verkrampte en sobere leven nu niet meer telden, omdat hij tien glorieuze minuten had gedaan wat hij wilde.
| |
Kinderloosheid
De tweeling ervaart hun kinderloosheid als hun meest essentiële tekort. Ook dit motief is door het hele boek heen terug te vinden. Betrekkelijk veel mensen blijven kinderloos in het boek: Tom en Aggie Watkins, die van zichzelf geen kinderen hebben, Nancy Bickerton, Lotte Zons, wier eenzaamheid haar naar de keel was gevlogen bij het zien van een grafmonument in het kerkje van Bacton. Op dat monument staan koningin Elizabeth I en haar hofdame Blanche Parry af- | |
| |
gebeeld. Beiden zijn kinderloos en als maagd gestorven.
The Vision (uit de film)
Vooral bij Lewis leeft een sterk verlangen naar kinderen. Op een dag ziet hij Rosie Fifield, met wie het misschien wat had kunnen worden als zijn broer en zijn moeder er niet waren geweest, met haar kind. Verstard gaat hij naar huis. Bij een andere gelegenheid doet het zien van de kleine Megvan ‘The Rock’ herinneringen bij hem boven komen aan zijn verloren liefde voor haar moeder Gladys Musker en wordt hij bevangen door droefheid. Maar zijn leven en dat van zijn broer zal niet zonder kinderen eindigen. Hun onvruchtbaarheid wordt opgeheven doordat de kleine Kevin, een achterneefje, in hun leven verschijnt.
| |
Rusteloosheid
De menselijke rusteloosheid is een terugkerend thema in Chatwins werk. Het staat centraal in In Patagonia en in The Songlines, maar is ook in de romans nadrukkelijk aanwezig, zoals in het begin van deze bijdrage al even ter sprake is gekomen. Chatwin geloofde dat de mens van nature een nomade, een zwerver is en dat de moderne mens nooit zo gelukkig en gezond is als wanneer hij onderweg is. Als de mens zich in de loop van de geschiedenis vestigt, sedentair wordt, van jager in landbouwer verandert, wordt de drang om te zwerven gefrustreerd en vindt een geperverteerde uitlaatklep in hebzucht, bezitsdrang, status en zelfs in oorlog en geweld. Er begint zich dan tevens een drang naar verandering en naar wat nieuw is te manifesteren. Nomadenvolkeren kennen die drang niet. Abel en Kaïn zijn prototypen van de zwerver en van de sedentaire mens. In On the Black Hill is Benjamin, die geen moeite heeft met het honkvaste bestaan op ‘The Vision’, de belichaming van Kaïn, en Lewis, de rusteloze die ruimte en beweging nodig heeft, van Abel. Maar ook vader Amos wordt in de winter door onrust gekweld, als hij zijn behoefte om door bossen en over velden te zwerven niet kan bevredigen.
Chatwins boeken bewegen zich tussen deze twee polen, tussen zwerven en zich vestigen. In in Patagonia en The Songlines wordt er toegegeven aan de drang om te zwerven. In Utz en On the Black Hill gaat het om mensen die aan één en dezelfde plek zijn gebonden. In zijn flatje in Praag is Joachim Kaspar Utz de gevangene van zijn porselein. Het leven van Lewis en Benjamin Jones speelt zich af op en in de onmiddellijke omgeving van hun boerderij. Dat een roman van Chatwin zich vooral in de buurt van de ene pool be- | |
| |
weegt betekent niet dat de andere pool daarin helemaal geen rol zou spelen. In On the Black Hill treffen we naast de sedentaire Benjamin de rusteloze Lewis. En in het boek figureert ook een echte nomade in de gedaante van Theo De Tent, afkomstig uit Zuid Afrika. Hij zwerft over de Radnor Hills en speelt fluit voor de wulpen:
Hij dacht terug aan de bosjesmannen in Afrika die hij door de Kalahariwoestijn had zien trekken, de moeders lachend, met hun kinderen op hun rug. En hij was tot de overtuiging gekomen dat alle mensen bestemd waren om te zwerven zoals zij, zoals Sint Franciscus.
Het harde boerenleven (scène uit de film)
Op het eind van het boek zet hij zijn zwerftocht over de wereld voort en vertrekt hij naar India met het plan de Himalaya te beklimmen.
| |
Vergankelijkheid
Een ander terugkerend motief is datvan de vergankelijkheid. Wij leven in een vergankelijke wereld en wij moeten elders een blijvende stad zoeken. Dit motief wordt meteen bij het begin van de roman al aangeduid in het aan Jeremy Taylor ontleende motto: wij zijn eendagsvliegen en moeten op zoek naar een duurzame stad. Aan het einde van het boek refereert de Congregationalistische dominee Isaac Lewis aan dit motto. In zijn woorden herkennen we ook het in oudere literatuur en kunst veelvuldig voorkomende motief van de homo bulla, de mens als zeepbel:
Want de Stad die wij zoeken is een Duurzame Stad, een plek in een ander land waar we rust moeten vinden of voor eeuwig rusteloos moeten blijven. Ons leven is een zeepbel. We worden geboren. We zweven omhoog. We worden heen en weer gedreven door de wind.
We glinsteren in het zonlicht. Maar opeens barst de zeepbel en vallen we op aarde als spatjes vocht. We zijn als dahlia's, geveld door de eerste herfstvorst [...].
Daarvóór had de dominee in de dankdienst voor het gewas al gelezen uit het boek Prediker, over de tijdelijkheid van de dingen. Op zijn verzoek had Theo De Tent daarna gelezen uit Openbaringen 21, over een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, over het Nieuwe Jeruzalem, de blijvende stad. Dominee Lewis had het in zijn preek over de last van rijkdom en bezit, die de mens kan weerhouden om op weg te gaan naar die stad. Dat is ook, zo laat Chatwin de dominee ook nog zeggen, ‘de stad die Abraham van verre zag, een luchtspiegeling aan de horizon, toen hij de wildernis introk, met tenten en tabernakels [...].’
Dit laatste raakt aan het exodusmotief: de mens die op weg moet gaan, met als prototype Abraham, die wegtrok uit Ur der Chaldeeën. Dit besef is magistraal verwoord in een van de grote gedichten uit de naoorlogse Nederlandse literatuur, ‘Aangaande Abraham’ van Guillaume van der Graft:
| |
| |
Een stem doorbrak de stomme ring
van het bestaan waarin hij was
besloten, hij wordt waterpas
geschoven op de lange baan
waarlangs hij voortaan voort zal gaan.
Abraham gaat op weg en de reis wordt hem een geboorte:
Dit is het eerste einde, 's Nachts
begint de reis weer onverwachts
opnieuw, de hemel weet wanneer.
De hemel weet het ook niet meer,
sedert de ban brak als een ei.
De stilstand is voorgoed voorbij,
de scherven van de eierschaal
liggen verspreid over de taal
en Abraham treedt aan het licht
als een los woord uit een gedicht.
Nog klam van het geboortezweet,
blind als een vogel die niet weet
hoe hij zich eenzaam redden moet
buiten de banen van het bloed,
ademt hij diep de vrijheid in.
De wereld staat aan haar begin.
De stad waarnaar wij op zoek moeten is in de beleving van Lewis en Benjamin ook de stad aan het einde van de Smalle Weg:
En op de top lag het Nieuwe Jeruzalem, met het Lam
van Zion en de bazuinende engelenkoren...!
De bereidheid om op reis te gaan kan niet los worden gezien van weerzin tegen het materialisme van de Westerse wereld, de hebzucht en de bezitsdrang van de sedentaire mens. In On the Black Hill wordt die weerzin belichaamd in Theo De Tent, de ongecompliceerde zwerver die in staat is tot ascese en onthechting. Het is heel functioneel dat Chatwin juist hem in de dankdienst laat lezen over het Nieuwe Jeruzalem. Ook Meg van ‘The Rock’ vertegenwoordigt als onbezorgd kind van de natuur tot op zekere hoogte die anti-materialistische instelling. Susannah Clapp, redacteur bij Chatwins uitgever Jonathan Cape, brengt in haar lezenswaardige portret van de schrijver deze Meg in verband met een gedicht van John Keats. Dat gedicht was de jonge Chatwin door een tante voorgelezen. Het gaat over de oude Meg, die in de vrije natuur op de hei leeft en slaapt. De heuvels zijn haar broers en de bomen haar zusters. Keats had het onderwerp trouwens weer van Sir Walter Scott, in wiens roman Guy Mannering de oude zigeunervrouw Meg Merrilies voorkomt.
Het is begrijpelijk dat er in het boek een relatie opbloeit tussen Meg en Theo, al moet ik er meteen bij aantekenen dat het tempo waarin een en ander zich voltrekt niet erg realistisch is. In de praktijk zou een relatie als die tussen een buitenstaander als Theo en een autochtoon als Meg waarschijnlijk lange tijd nodig gehad hebben om te groeien en te rijpen. Dat Chatwin die relatie zich zo snel en gemakkelijk laat ontwikkelen is een zwak punt in een anderszins buitengewoon overtuigende roman.
| |
De film On the Black Hill
De romans van Bruce Chatwin zijn alle drie verfilmd. Werner Herzog schreef het scenario voor en voerde de regie van de verfilming van The Viceroy of Ouida, die hij Cobra Verde (1990) noemde. Een jaar later maakte George Sluizer een film naar Utz, met een scenario van Hugh Whitmore. Al in 1987 was On the Black Hill uitgebracht onder regie en met een scenario van Andrew Grieve. Dat laatste boek is trouwens in Engeland ook met succes tot hoorspel bewerkt en als toneelstuk opgevoerd.
Een regisseur van een op een roman gebaseerde film moet tot op grote hoogte zijn eigen gang gaan. Er ontstaan pas problemen wanneer hij dingen doet of nalaat, die indruisen tegen de geest van de betreffende roman. Bij de verfilming van On the Black Hill is is dat naar mijn oordeel twee keer het geval: het prachtige stijlelement van de Brede en de Smalle Weg komt helaas niet in de film voor; en ook de thematisch interessante figuur Theo De Tent heeft daarin geen plaats gevonden. De vele andere omissies in de film tasten het wezen van de roman niet aan, al was het compositorisch gezien wenselijk geweest als het fietsongeluk van Lewis als voorafschaduwing van zijn dodelijk tractorongeluk in de film was opgenomen.
Net als bij het vertalen van gedichten is het bij het
| |
| |
verfilmen van een roman toe te juichen wanneer een te weinig op het ene punt wordt gecompenseerd met een te veel op een ander punt. In On the Black Hill past Andrew Grieve dit compensatorisch principe naar mijn gevoel goed toe, als hij de tweeling, samen of alleen, na een dramatische gebeurtenis in hun leven neerzet bij de rivier bij hun huis, peinzend over wat er is gebeurd. De kijker treft hen daar bijvoorbeeld aan na de voor hen traumatische geboorte van hun zusje Rebecca of na de dood van hun dierbare opa Sam. Gebruik en herhaling van dit stilistische element biedt enige compensatie voor bijvoorbeeld het weglaten van de Brede en de Smalle Weg. Samenvattend kan worden gesteld dat de in visueel opzicht zonder meer geslaagde film globaal recht doet aan structuur en inhoud van het boek.
Met tachtig jaar, op het vliegveld (scène uit de film)
| |
Literatuur
Bekkering, Harry e.a., red., Cees Nooteboom. Ik had wel duizend levens en ik nam er maar één! Schrijversprentenboek 40, Atlas, 1997. |
Chatwin, Bruce, De zwarte heuvel. Ooievaar Pockethouse, 1994 De eerste druk van deze Nederlandse vertaling door Peter van Oers verscheen in 1983. |
Clapp, Susannah, With Chatwin. Portrait of a Writer Jonathan Cape, 1997. |
Graft, Guillaume van der, Gedichten Holland, 1961 |
Herdman, John, The Double in Nineteenth-Century Fiction. Macmillan, 1990. |
Miller, Karl, Doubles. Studies in literary History Oxford University Press, 1985 |
Murray, Nicholas, Bruce Chatwin Seren Books, 1993 |
Jacques B.H. Alblas (1938) werkt als docent Engelse letterkunde aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Hij deed onderzoek op het gebied van boekgeschiedenis en Engels-Nederlandse culturele betrekkingen. Ook hield hij zich bezig met Emily Dickenson, de Joods-Amerikaanse schrijver Isaac Basjevis Singer en de Engelse dichter A.S. Thomas. Van zijn hand verscheen recentelijk een artikel over Bruce Chatwins Utz in Van pagegaai tot porselein (Amsterdam, 1996).
|
|