| |
| |
| |
Michiel van Kempen
Icarus op Curaçao
Over Dubbelspel van Frank Martinus Arion
Als mens heeft Frank Martinus Arion minstens twee geweldige kwaliteiten: hij is alleraardigst in de omgang en hij heeft geen vliegangst. Als schrijver heeft Frank Martinus Arion twee problematische kanten: hij is alleraardigst in de omgang en hij kent geen vliegangst. Van de drie schrijvers die de dood van de Nederlandstalige literatuur van Curaçao nog even opschuiven - Tip Marugg, Boeli van Leeuwen en Frank Martinus Arion - is Frank de enige die te bewegen is van het eiland af te komen. Als er dus ergens behoefte is aan een Antilliaans auteur bij een congres, symposium of culturele manifestatie, is het sinds de verschijning van de met de Van der Hoogtprijs bekroonde roman Dubbelspel (1973) steevast Frank Martinus Arion die komt opdraven. Het aantal uren dat hij in vliegtuigen heeft doorgebracht, zal niet zo gek veel kleiner zijn dan het aantal uren dat hij aan het schrijven van zijn romans heeft besteed.
Frank Martinus Arion (foto: Chris van Houts)
En zo loop ik hem ook weer tegen het lijf eind juli 1997 in Paramaribo waar hij als eregast is uitgenodigd op het driedaagse Schrijverscongres dat is georganiseerd bij het twintigjarig bestaan van de Schrijversgroep '77. Frank is daar eregast, ten eerste omdat hij zelf die schrijversgroep mee heeft opgericht en ten tweede omdat ze in Suriname nu eenmaal gek zijn op eregasten, eremetaal, eretitels en erecties. In de levendige debatten gaat het herhaaldelijk over de functie van de literaire kritiek die volgens sommige Surinamers gemist kan worden als kiespijn (zoals ook de scheidsrechter bij een voetbalwedstrijd overbodig is als Ronnie Brunswijk met een revolver op de tribune zit). Een heel oud vuurtje wordt flink opgerakeld: de roman Hoe duur was de suiker? van Cynthia Mc Leod, tienjaar eerder, in 1987 verschenen, is door sommige critici om zijn melodramatische inkleding en stilistische armoede bestempeld als babbellectuur, terwijl juist zoveel Surinamers van het boek hebben genoten. As en sintels op de hoofden van die critici dus, om te beginnen op het hoofd van schrijver dezes. Frank Martinus Arion valt Cynthia Mc Leod bij: ‘Laat je niets vertellen door die arrogante recensenten. Jíj hebt een goed boek geschreven en dat is het enige wat telt.’ Mooi, die solidariteit van schrijvers onder elkaar.
| |
Verwachtingspatroon
's Avonds aan de bar van hotel Krasnapolsky zijn er geen microfoons meer in de buurt, maar het debat gaat nog even door. Ik heb het met Frank Martinus over de ontvangst door de Nederlandse literaire kritiek van zijn jongste roman, De laatste vrijheid. Het boek heeft enkele zeer positieve, enkele matige en veel te veel negatieve recensies gehad Jaap Goedegebuure
| |
| |
heeft in de Haagse Post geschreven dat het boek hem zo verveeld heeft dat hij het niet zou hebben uitgelezen als niet Frank Martinus Arion de schrijver ervan was geweest (alsof je een beschimmelde taart wel zou opeten wanneer die door die je eigen zoontje gebakken was). Goedegebuure kon zich evenmin als de meeste andere critici onttrekken aan een verwachtingspatroon dat een boek van tweeëntwintig jaar geleden geschapen had. Ik zat zelf in Suriname toen De laatste vrijheid verscheen en mocht al die bijna verontwaardigde recensies lezen, aleer ik het boek zelf in handen kreeg. Ik vond het een heel aardig boek, dat misschien alleen in een kritiek van de recensente van het Surinaamse dagblad De Ware Tijd, Els Moor, helemaal recht werd gedaan. Maar op de Antillen en in Nederland nam daar natuurlijk niemand kennis van. Het boek gaat over een Amerikaanse journaliste die zich bevindt op een eiland waar elk moment een gewei dige vulkanische uitbarsting kan plaatsvinden. Hoeveel hebben de recensenten van dat boek begrepen, hoeveel van de verwijzingen naar Walcott, Naipaul en anderen doorgehad? Zijn er andere normen voor Caraïbische boeken en welke zijn die normen dan? En gaan die dan op voor Hoe duur was de suiker? van Cynthia Mc Leod? ‘Weet je,’ zegt hij, ‘ik heb drie pagina's van dat boek van Mc Leod gelezen en heb het toen in een hoek gesmeten. Zo'n hoop clichés, daar kom ik niet doorheen.’
Is dit dezelfde man van vanochtend? Ik ben in de war. Na vijftien jaar begrijp ik wéér niks van het Caraibisch gebied. Katholicisme en existentialisme, Alfrink en Cohn-Bendit achter me gelaten, en dan voel ik me opeens een stijve, rechtlijnige Hollander teruggedrongen in de krochten van het Staphorster orthodoxe protestantisme waar een woord een woord is en hel en verdoemenis dreigen voor wie daar een duimbreed van afwijkt.
| |
Een prachtig boek
Ik herinner me nog goed hoe mijn leraar Nederlands - die toch al veel lef had door helemaal in spijkergoed op school te verschijnen - ons blakend van enthousiasme aan het begin van het schooljaar '73-'74 vertelde over een jonge Antilliaan die een prachtig boek geschreven had onder de titel Dubbelspel. Hij realiseerde zich waarschijnlijk niet dat die dikke pil van exact 365 pagina's ongeveer vijf keer ons weekzakgeld kostte. En die jonge Antilliaan nu zou een bezoek brengen aan ons lyceum, dat in deze jaren van jeans-democratie almaar groter werd, een Eindhovense Titanic die uiteindelijk geen ijsberg nodig had om weg te zinken. Er was geld genoeg in die jaren. Niemand had nog door hoe de Philips-directie toen al met zijn honderdduizenden werknemers een spelletje domino speelde, en voor steun aan rondtoerende schrijvers was er ook nog de Stichting Schrijvers School & Stalinisme die financieel bijsprong. Ik herinner me een slanke, mooie jongeman, een beetje verlegen, maar alle vragen heel open beantwoordend, een alleraardigste Antilliaan over wie de zesentwintig meisjes in mijn alfa-klas met hoge stemmetjes zouden napraten. Ik en mijn kornuit knikten wijs en berustend, want machismo kon helemaal niet meer nadat de laatste zwarte bril van Daniël Cohn-Bendit was gesneuveld, en watkonden we anders doen als enige jongens onder zesentwintig meiden?
Wat ik me niet herinner is of ik het boek toen ook direct gekocht heb. Misschien, na enkele weken sparen wel, want ik heb de tweede druk uit december 1973 in de kast staan (van de eerste druk drongen er te weinig tot de provincie door). En de ervaringen met het boek toen ik studenten er later in Suriname over aan de tand voelde, hebben zich gedrongen tussen mijn eerste leeservaringen van eind 1973 en nu. Maar herlezing bevestigt toch minstens een aantal van de grote kwaliteiten van dit verhaal rond vier dominospelende Antillianen en hun vrouwen. De vier mannen groeiden in Arions roman uit tot archetypen van een klasse in het cacteeëngebied tussen armoede en mid-denstand: Janchi Pau tot een clevere scharrelaar, Manchi Sanantonio tot een aan grootheidswaan lijdende gerechtsdeurwaarder, Boeboe Fiel tot een ondanks zichzelf tot vakbondsleider gebombardeerde taxichauffeur, Chamon Nicolas tot de huisjesmelkende Sabaan die er uiteindelijk toch niet echt bij hoorde op het eiland Curaçao. Elk hebben zij hun dubbele agenda, hun dubbel discours, hun dubbelspel. Luchthartige opmerkingen voeren voortdurend de spanning op, terwijl er toch pas op pagina 327 voor het eerst expliciet wordt vooruitgewezen naar de dood. In de strategie van de kaartpartners Chamon en Janchi die loe- | |
| |
ren op de vrouwen van hun tegenstanders verkrijgt het dominospel nog een extra dimensie. Nora, de vrouw van Boeboe Fiel, is de levensecht neergezette vertegenwoordigster van de hosselende huisvrouw die zich prostitueert om eten en schoenen voor haar kinderen te kunnen kopen, die haar man haat, maar die - en dat is psychologisch zo fraai - uiteindelijk niet van hem loskomt en solidair met hem is zelfs tot na het moment dat Chamon Nicolas hem heeft doodgestoken. Manchi's vrouw Solena is een niet minder levensechte representante van de vrouw die zich in Nederland maatschappelijke ideeen eigen heeft gemaakt over hoe de Curaçaoenaars
hun productie ter hand kunnen nemen, maar die door haar intellectueel mindere man hard gestraft wordt wanneer zij een misstap begaat en er uiteindelijk met een minnaar (Janchi Pau) vandoor gaat. Niet alleen in de feilloze tekening van de sociale positie van deze zes personen, maar in die van hun gedachten en vooral hun dromen en politieke idealen is Dubbelspel een voorbeeld van hoe een sociaal-politieke roman artistiek kan overtuigen. Nogal wat ‘Derde Wereld’-boeken bevatten pagina's-lange intellectuele dialogen, bedacht door ‘ballingen’ in de Derde Wereld-cafés van de grote metropolen. Dubbelspel bevat die dialogen ook, maar ze vervelen geen moment, omdat ze ontstonden in de Curaçaose kunuku en overgoten werden met eersteklas rum. Een sociaal-politieke roman overtuigt alleen wanneer die psychologisch ook feilloos onderbouwd is, dat maakt Arions boek glashelder. Nu bij herlezing valt mij op hoe de roman iets inzakt op de schaarse momenten dat we als lezers niet meer bij die zes karakters aanwezig zijn, maar andere personen geïntroduceerd krijgen. Dat heeft misschien te maken met het feit dat de serieuze en fijnzinnig-ironische wijze van karakteruitbeelding dan wordt ingeruild voor een meer karikaturale tekening van hoerenlopende toeristen en van hordes taxichauffeurs en journalisten die tegen het einde van het dominospel op het gerucht van een grote nederlaag zijn afgekomen.
| |
Caraßbische schizofrenie
Arion heeft er zich later over beklaagd dat de politieke boodschap van zijn roman door de kritiek niet goed is opgepikt. Dat verwondert, want de kritiek op de wijze waarop het Nederlandse kolonialisme en neokolonialisme op Curaçao heeft huisgehouden en Arions misschien wat al te schematisch uitgewerkte remedie daartegen zitten helder en goed gedoseerd in het boek. Misschien verklaart juist de wij ze waarop die ideeën zijn ingekleed waarom het boek als roman overtuigt; de latere, veel sterker provocerende romans kregen het juist hard te verduren, omdat de politieke boodschap niet in de figuren maar op een spandoek werd uitgedragen. Ze sloten qua thematiek veel sterker aan bij wat het Westen bezighield, maar kregen nooit meer de ontvangst die Dubbelspel ten deel viel, nooit meer een literaire prijs.
De waardering voor andersoortige literatuur zat in de lucht in die beginjaren zeventig, te beginnen bij de uitgeverijredacteuren. Enkele jaren eerder had de Surinamer L.H. Ferrier een opmerkelijk debuut gemaakt, ook bij De Bezige Bij, met Átman, en in 1969 zou Bea Vianen bij Querido met Sarnami, hai van zich doen spreken. Edgar Cairo en Astrid Roemer streken in dezelfde tijd in Nederland neer. De Antillianen Tip Marugg en Boeli van Leeuwen hadden al lang vóór 1973 hun debuut gemaakt, maar hun sunami-vloedgolf zou eerstin 1988 komen toen Tip Marugg bij de vijf genomineerden van de AKO-Literatuurprijs kwam met zijn De morgen loeit weer aan. Boeli van Leeuwen had met Het teken van Jona daar ook bij gezeten, als, zo vernam ik van een jurylid, de jury twee Antillianen op de vijf genomineerden niet wat veel had gevonden (golven indammen: daar zijn ze in Nederland goed in).
Wie als zesendertig jarige kan debuteren als Frank Martinus Arion met Dubbelspel laadt een betonnen last op zijn rug. Leo Ferrier moet het ervaren hebben toen hij na zijn Átman en nog een kortere roman de geestelijke chaos inschoof, Bea Vianen hield het na haar Sarnami, hai iets langer vol, Edgar Cairo wist zich gedurende een hele reeks boeken overeind te houden aleer bij hem de grote hamer toesloeg. Schizofrenie is de al te simplistische verklaring voor een gespletenheid waarmee de Caraïbische mensen, en zeker de migranten onder hen, ‘van nature’ zouden zijn bedeeld. Maar die manifeste gespletenheid pleit - hoe tragisch misschien ook voor de personen in kwestie - voor hun artistieke en psychologische integriteit, voor het diepgaand beleven van de condition humaine die eigenlijk voor elke mens de kloof gapend houdt
| |
| |
tussen werkelijkheid en ideaal. Zo wordt schizofrenie een etiket voor velen, voor al te velen.
Waarschijnlijk zonder die intentie gehad te hebben, geeft Frank Martinus Arion al op de eerste pagina van zijn debuutroman een indicatie voor de Caraïbische schizofrenie wanneer hij drie citaten neerzet, één in het Engels, één in het Duits en één in het Nederlands. Het katholieke frateronder wijs is aan hem welbesteed geweest, maar wat moet de Caraïbische mens met Duits en Nederlands? Martinus Arion is na zijn eerste roman - vertaald in het Engels en het Duits - niet de verwarring ingeschoven. Hij klampte zich vast aan logica en rationaliteit en zou die de wereld kond doen. Na Dubbelspel wilde hij literair van zijn eiland af, naar Fort-de-France en Paramaribo, naar Amsterdam en Parijs, naar Lagos en Lourdes, de kosmopolitische wereld in waarin Albert Helman en Derek Walcott zich zeiden thuis te voelen. Over Helman schreef hij een indringend essay en van Walcott vertaalde hij Dream on monkey mountain lang voor hij diens Nobelprijs juichend begroette. De bewogen intellectueel Martinus Arion verpakte zijn ideeën in forse romans, eerst in de 344 pagina's van Afscheid van de koningin (1975), toen in de 489 pagina's van Nobele wilden (1979), dan na lang wachten in de 315 pagina's van De laatste vrijheid (1995). Het precaire evenwicht tussen emotie en idee van Dubbelspel ging in die boeken verloren, maar paradoxaal genoeg is dat misschien de prijs geweest die hij betaald heeft om zichzelf overeind te houden.
| |
Een wereld van paradoxen
Aan de bar van het Paramaribose hotel Krasnapolsky kijk ik Frank Martinus secondenlang aan. Hij is niet meer de slanke jongeling uit de aula van mijn lyceum. Vele vliegtuigmaaltijden en whiskey's aangeboden door ALM en KLM hebben een gezette man van hem gemaakt, maar hij is nog steeds een mooie man. ‘Wat je nu zegt over dat boek van Mc Leod, waarom zei je dat vanochtend niet voor de microfoon in de zaal?’ vraag ik hem. ‘Ach,’ zegt hij, ‘je hoeft de mensen niet voor het hoofd te stoten.’ Hij heeft natuurlijk gelijk: in tegenstelling tot een of andere zwaar hysterische frustraat in de zaal, die openlijke verontschuldigingen van de criticus eist aan het Surinaamse volk (!), heeft Cynthia Mc Leod zich waardig opgesteld in het debat. (Dat haar uitgever, Kees de Bakker van Conserve, een tijdje later als een echte maffiabaas mijn ontslag als recensent bij het Nederlands Bibliotheek- en Lectuur Centrum zou proberen te bewerkstelligen, wist ik toen nog niet.) Ik had zelf helemaal geen zin om een discussie van tien jaar eerder op te rakelen, laat staan om Mc Leod voor het hoofd te stoten. Maar is dat voldoende motivatie om iets te zeggen dat radicaal tegengesteld is aan wat je werkelijk denkt?
Pas later dringt het tot me door hoe Frank Martinus gesproken moet hebben nog onder de indruk van de receptie van De laatste vrijheid in de Nederlandse literatuurkritiek en vlak daar achteraan een weinig verkwikkelijk debat met Aart G. Broek, criticus van de Amigoe di Curaçao, en auteur van een brochure met de voor Frank Martinus ongetwijfeld sardonische titel Onenigheid is eengenoegen. Als ik na het Surinaamse schrijverscongres ben doorgereisd naar Guadeloupe en met een vinger schrijf in het stof dat de vulkaanuitbarsting van het buureiland Montserrat tot hier heeft neergelaten, bedenk ik glimlachend hoe visionair Arions laatste boek is geweest.
De buitenwereld is voor de Caraïbier zelden vriendelijk en dan hoeft er nog niet eens een vulkaan op uitbarsten te staan, er hoeft zich geen orkaan te ontwikkelen. Twee oren zijn al genoeg, twee oren die een signaal kunnen opvangen waarvan de consequenties niet te overzien zijn. Dubbelspel, pagina 339: ‘Je wilt toch niet dat we voor al deze mensen hier ons gezicht verliezen?’ Frank Martinus Arion voelt die wereld vol schijnbare tegenstellingen die hij voor eens en altijd in zijn eerste boek vastlegde, feilloos aan. Na dat boek mochten zijn hersens een verhaalwerkelijkheid construeren die met die wereld van paradoxen wel wát te maken had, maar niet álles. Hij leeft in de Antilliaanse wereld en neemt de tegenspraken ervan zoals ze zijn om in die wereld te kunnen overleven. Vanuit de acceptatie van die alledaagse realiteit kan hij op de vleugelen van zijn verbeelding wegvliegen. Hij blijft een alleraardigste man en kent geen vliegangst.
Michiel van Kempen (1957) studeerde Nederlands in Nijmegen en was werkzaam in het onderwijs in Suriname. Hij publiceerde verschillende overzichtswerken over de Surinaamse literatuur. Onlangs verscheen van hem de roman Plantage Lankmoedigheid (1998).
|
|