| |
| |
| |
Theo Pont
Charade: Molly x Bloom
Een toneelbewerking van James Joyce' Ulysses voor één acteur
Daar heb je ze weer, die literatuurspugers, denken dat ze alles kunnen, acteurs: dom en exhibitionistisch en dan ook nog met hun poten aan het heiligste der heiligste; denken dat ze intelligenter zijn dan de Strawinsky van het Woord, de Einstein van de Taal, de Picasso der Beeldspraak. James Joyce als fastfood, als droogvoer voor de reis langs kermistenten en theoters: bah!
Zo ongeveer vermaalden mijn hersenen de premature kritiek op het maken van de bewerking van Ulysses.
| |
Twintig jaar in de boekenkast
Regisseur Ruurd van Wijk had mij overgehaald de monoloog van Molly te lezen; of dat niks voor mij was om te doen, als man. Ik kende de monoloog uit de vertolking van een aantal actrices, dus waarom moest ik, kort mollig mannetje, de vrouw der vrouwen gaan spelen? Hou toch op, zei ik, met dat in zwang zijnde travestieten-gedoe. Alleen maar jaloezie van mannen, die de emancipatie niet bij kunnen benen. Die inval van Van Wijk liet ons echter niet meer los. De beroemde monoloog, omarmd door het vrouwendom, later verguisd door het feminisme, was uiteindelijk wel geschreven door een man. Dat intrigeerde. Toch zag ik mezelf niet de hele avond in een bed op het toneel op een man liggen wachten. En dan dat gedoe met de po en zo en dat maandverband, hoe los je dat op? Nee, zei ik tegen Ruurd, nee, hooguit als je de hele roman bewerkt, ik bedoel, als je op de een of andere manier binnen de schriftuur duidelijk maakt dat het een man was, die het allervrouwelijkste uit zijn allermannelijkste duim gezogen had, ok: maar hoor je wat ik zeg: de hele roman bewerkt!
Die roman stond bij mij al twintig jaar in de boekenkast. Ik was stukgelopen op het derde hoofdstuk, zoals zovelen begreep ik later. Sindsdien geven we iedereen de tip bij Calypso te beginnen en Stephen Dedalus later in te halen. Het plan zakte weg. Echter door de positieve reacties van enkele collega's werd mij duidelijk dat het idee binnen het toneelgezelschap Art & Pro een eigen leven was gaan leiden en toen de zakelijk leider mij erover aansprak, begreep ik dat Molly zelfs al in een vergadering ter sprake was geweest. Gelukkig bleek er ook nog wat geld beschikbaar te zijn, waarvan ik ogenblikkelijk een tekstverwerker kocht en aldus kon men twee jaar later in het programma-blaadje deze inleiding lezen:
ja ze hebben beslist een bewerking gemaakt van een boek van die ierse schrijver kom hoe heet hij ook weer met die slechte ogen ulysses nee zo heet dat boek ik bedoel joyce natuurlijk joyce bloom ach here het stroomt uit ze als een oordeel die jongens van pont en van wijk een speurtocht james joyce dat is het omdat ze ooit eens dachten leuk we spelen de monoloog van molly bloem en alsof het niet genoeg was inenen ook hem er nog bij haalden de man leopold wandelende jood door een theaterstuk te maken waarin hij ook speelt moet dat nou denk je dan maar als er nou een mooie tweetaligheid ontstaat doordat pont de meest vrouwelijke man moet zien te worden de verwijzing naar weininger is er slechts een van de vele die man die een vrouw wordt uit schuldgevoel niet eens
| |
| |
katholiek ik zou eerder zeggen griffemeerd die van elkaar houden leopold en molly maar in hun ellende verstrikt bloem van de bergen zei hij en zij ja en hun harten bonsden wild en ja zeiden wij ja wij doen het ja
| |
Echtelijke seksproblemen
De ontdekkingsreis. Klamme handen: waar aan begonnen: euvele moed: hybris: paniek. 876 pagina's terug naar 60. Met behulp van een gids (Harry Blamires) het boek gelezen. Met de monoloog van Molly als referentie in het hoofd, alles aangestreept wat naar haar en haar verhouding met Leopold en Boylan verwees, waardoor Stephen Dedalus eigenlijk als vanzelf uit ons blikveld verdween. Ons theater-instinct koos het tastbare, het speelbare en niet het intellectuele. Prettig om later een recensie te lezen van de Belg Bart Eeckhout:
[...] Vanzelfsprekend zag het duo zich gedwongen de duizelingwekkende hoeveelheid van Ulysses tot enkele hoofdelementen te herleiden. Ze opteerden daarbij voor drie (samenhangende) thema's: lichamelijkheid, sexuele identiteit en de driehoeksverhouding tussen Leopold Bloom, zijn vrouw Molly en Blazes Boylan. Een gelukkige keuze, zoals kort valt aan te tonen: [...] Joyce duidde aan dat de eerste drie hoofdstukken, de zgn. Telemachia, die louter aan Stephen Dedalus zijn gewijd, nog geen lichaam dragen. (‘Telemaco non soffro ancora il corpo’). Vanaf het vierde hoofdstuk schakelde hij over op Bloom, een man van geest én lichaam. Bovendien plaatste hij zijn laatste hoofdstuk expliciet in het teken van het vlees. Dat was het eindpunt, dat hij zocht: zijn woord was vlees geworden. [...]
Al snel stuitten we in de Hades-episode op de oorzaak van de echtelijke seksproblemen: de dood van baby Rudy. Vreemd genoeg valt daarover in Molly's monoloog weinig specifieks op te maken. Ze verwijst er wel degelijk naar, maar nogal cryptisch: alleen te begrijpen met voorkennis. Omdat we er vanuit gingen dat de voorstelling ook te begrijpen moest zijn voor iemand die het boek niet gelezen had, lieten we Leopold zo expliciet mogelijk zijn:
BLOOM: Ze wist al dadelijk
dat onze arme kleine Rudy
geen blijvertje was.
Och meneer,
wat God doet is welgedaan.
Ze wist het direct.
Een dwergengezichtje,
mauve en gerimpeld.
Dwergenlijfje,
week als stopverf.
In een met wit gevoerd
vurenhouten kistje.
Begrafenis betaalt het begrafenisfonds.
Piek per week voor een zode.
[...]
Alleen had ze er na Rudy geen plezier mee in.
Kan de tijd niet terughalen.
Of je water in je hand wilt vasthouden.
Had er na Rudy geen plezier meer in.
Molly.
Nee.
Tja.
Leven,
liefde,
reis om je eigen kleine wereldje.
| |
Twee monologen
De tweede ontdekking was de stream-of-consciousness-monoloog van Leopold in de Nausicaa-episode. Weliswaar een monoloog mét interpunctie, maar Leopold had er ook een. En hoe. Ineens vallen de stukken in elkaar. De rode lijn van de familie Bloom wordt helder van kleur. De handpalmen werden iets minder klam en de vingers begonnen zowaar een beetje te jeuken. Twee monologen, aha, dat is klei waarmee in het theater te kneden valt. Als we die nu op de een of andere manier tegenover elkaar of naast elkaar of
| |
| |
door elkaar -. Dat oorspronkelijke idee van het masculine element in de voorstelling, de rechtvaardiging voor het feit dat een vent zonodig de monoloog van Molly wil gaan spelen, begon in zicht te komen. We zaten alleen met het probleem dat de monoloog van Leopold als het ware geboren wordt uit Gerty MacDowell. Maar dat we haar geen belangrijke rol lieten spelen lag voor de hand. Stephen kwam toch nog van pas: in de Ithaca-episode roept hij een toneeltje voor de geest. Met steekwoorden construeert hij kort een verhaal over een eenzaam hotel in de bergen. Bovendien wilden we haar aanwezigheid, weliswaar slechts twee minuten, honoreren, omdat het ons de kans gaf een soort omgekeerd statement te maken. Door Gerty te spelen als een modieus travestietje konden we later in de voorstelling duidelijk maken: om travestie is het ons hier niet te doen. Integendeel. Geen verkleedpartijen, geen hoge stemmen, geen Paul Haenen kortom. Dus nu kwam bij aanvang van de voorstelling Gerty opgehuppeld in lichtblauw matrozenpakje en als ze na twee pagina's in opgewonden staat raakt, is Leopold dat inmiddels ook en hij is het, die de ballonnen onder haar jurk doorprikt, zelf zijn jurk uittrekt en achter het decor gooit: Leopold kruipt uit de huid van een vrouw, waarmee voor de goede verstaander al werd verwezen naar de verkleedpartij bij Bella Cohen.
| |
Rechtvaardiging
Hoe die twee alleenspraken aan elkaar gesmeed? Doorlezen, verder sprokkelen. Lezen met een doel, maar ondertussen de totale verbazing over het meesterwerk. Wat een tovenaar, die Joyce, wat een virtuoos, wat een eruditie, maar tegelijkertijd de verbazing: wat gewoon, gewoon mensen, het gaat over mensen, zo begrijpelijk, zo kostelijk beschreven en bovenal zo ongelooflijk komisch. De keren dat ik hardop in mijn eentje in de lach schoot, kan ik niet meer tellen. Het schijnt dat het de nonnen zijn geweest, die het prikkeldraad hebben uitgevonden. Die moest ik onthouden. Broeder buidel, wegwezen. Die ook. En die, de slappe vader van duizenden en die en die. De Hades-episode, niet één gedachte die je ooit zelf over de dood hebt gehad is hierin niet terug te vinden. En toen kwam het godsgeschenk. De Circe-episode. Als rechtgeaarde toneelfanaten hadden we daar wel iets van verwacht, maar al snel werd de bodem onder onze voeten weggeslagen: onspeelbaar. Wie speelt er nou een knoop die bip zegt, of een platje in de uitrusting van een struikrover, of Shakespeare himself die zichtbaar verkeerd citeert. Alles wat per definitie onspeelbaar is, had Joyce met satanisch genoegen in de toneelvorm gegoten; je kon er alleen maar mee dromen. Maar toen: Joyce had het allemaal zelf al bedacht. Had Weininger gelezen. De vrouwelijke man. Bloom uit de kleren en in het vrouwenpak. De rechtvaardiging om de bewerking gevonden!
BELLO: Mevrouw Bloom
Je moet je mannenkleren uittrekken.
Een een wellustig ruisende jurk
van changeant zijde aandoen,
over je hoofd en schouders
en vlug wat.
[...]
BLOOM: Ik heb haar spullen
maar een keer aangetrokken,
een geintje.
Toen we op zwart zaad zaten
heb ik ze gewassen
om de wasserij uit te sparen
het was je reinste zuinigheid met vlijt.
Een geintje.
| |
Vierde wand
We kwamen op dreef. Na flink doorrekenen besloten we tot de volgende constructie: Leopold brengt zijn versie van het huwelijk, dan krijgen de beide echtelieden de kans om sámen hun conflicten uit te benen en daarna geeft Molly háár uitleg van de werkelijkheid. Ondertussen nog een lezing bijgewoond over de functie van het chiasme in Ulysses en de cross-fade tussen Leopold en Molly was wetenschappelijk onderbouwd. In de praktijk bleek dat zeer goed te werken. Ik kon het later
| |
| |
merken aan de reacties van de zaal. Leopold moest het publiek een nieuw verhaal aankaarten: als acteur was dat de zwaarste klus. We moesten keihard werken, Leopold en ik, om het bedje van Molly te spreiden; en niet alleen voor haar, ook nog voor Boylan notabene! Maar het laatste half uur liep op rolletjes: de mensen genoten van het spiegel-effect, dat ze de geschiedenis reeds kenden, maar nu de vrouwelijke interpretatie kregen voorgeschoteld. In wezen was er weer niets nieuws onder de zon. De roman zat immers ook zo in elkaar.
In het theater hanteren we het begrip vierde wand. Ontken je het publiek, zoals in het burgerlijk drama, dat zich binnenskamers afspeelt, of breek je die muur open, zoals bij cabaret, waar je het publiek rechtstreeks aanspreekt. Te consequent zijn vonden we dramaturgie met de voorhamer, dus besloten we dat de personages zich in principe tot het publiek moesten wenden, maar dat alle varianten daartussen ook gehanteerd moesten worden. Als Leopold bijvoorbeeld verstrikt raakt in zijn jaloezie-fantasieën over Boylan, dan klapt de vierde wand dicht. Vervolgens is er de vleermuis die hem weer terughaalt naar de realiteit, naar het strand, waar hij zich vervolgens brutaalweg met zijn liefdes kommer-en-kwel tot het publiek richt om steun te zoeken bij het bezweren van zijn jaloezie. Een rechtvaardiging voor deze semi-cabareteske aanpak was ons gevoel dat Molly tegen iemand sprak en Leopolds wijze van denken er een van hardop praten was. Een stijl, waarmee Joyce naar ons idee de spreektaal tot een literaire stijl had verheven. Dat inspireerde ons bovendien nog om de directe rede en de verleden tijd weg te laten, waardoor alles actueel werd gemaakt.
| |
Terug naar de boekenkast
Onze eerste versie bestond uit zo'n vijf uur materiaal, dat tot anderhalf uur teruggebracht moest worden. Aanvankelijk hielden we angstvallig het boek naast de bewerking, maar om een consistent geheel te krijgen, moest dat even terug naar de boekenkast. We hadden besloten geen tekst van Joyce te veranderen, geen woord er bij te verzinnen, maar nu moesten de teksten gaan mengen en in de juiste verhouding komen. Zo kon het gebeuren dat zinnen uit verschillende hoofdstukken achter elkaar kwamen te staan; dat Molly bijvoorbeeld rijkelijk ‘leent’ uit de Ithaca-episode als ze verhaalt hoe Leopold diep in de nacht thuiskomt en omgekeerd in bed gaat liggen; dat Leopold zelfs plaatsvervangend teksten van Molly in de mond neemt, of Molly teksten van de waaier in de Circe-episode, enzovoort.
BLOOM: Jij zag mij eer ik zou zag.
MOLLY: Ja.
En ik had je ook al zien staan op die hoek
met je nieuwe regenjas aan.
Jij keek al even ondeugend als altijd.
BLOOM: Je opengewerkte mouwen
zijn veel te koud in die regen.
MOLLY: Elk excuus was goed
om maar aan me te kunnen komen.
BLOOM: Zag ik er stom uit
druipend in de regen.
MOLLY: Je had een prachtig gebit.
BLOOM: Je kreeg al zin als je er naar keek?
MOLLY: En maar smeken
die oranje onderrok op te tillen
die ik aan had.
Je zei dat je zou knielen
in de nattigheid
als ik het niet deed.
BLOOM: Weelderige vrouw.
Ik ben uitgeput
eenzaam en verlaten.
Niet jong meer.
Ik sta om zo te zeggen
met een ongeposte brief met toeslagzegel
na de laatste lichting van de brievenbus
voor het hoofdpostkantoor van het menselijk leven.
MOLLY: Zo wild zijn jullie dan erop.
| |
| |
Dus heb ik hem maar een beetje omhooggehaald.
En je afgetrokken in mijn zakdoek.
Met verholen genoegen hadden we hier een biografisch gegeven aan de tekst toegevoegd. Zo ontstonden dus de laatste versies, mengend, roerend en associerende, letter voor letter, woord voor woord, pagina voor pagina, en toen we echt tevreden waren, leerde ik de tekst uit mijn hoofd, wat zo'n twee maanden in beslag nam.
| |
Sjofele chic
Theo Pont in Charade. (Foto: Reyn van Koolwijk)
De repetities begonnen met wat wij dachten dat het moeilijkste deel was: het middendeel. Hoe zet je in je eentje twee personages neer zonder kleuterschool-gedoe? Vreemd genoeg waren we daar zo mee klaar. Theatraal gezien barst zo'n dubbelscène van de handeling en we moesten zelfs oppassen het niet te actief te maken, wat alleen maar zou afleiden van de tekst. Een zwarte sjaal en een kohlpotloodje waren voldoen om met rudimentaire handelingen het verschil tussen beide personages aan te geven.
Het Molly-gedeelte schoven we als een hete brij voor ons uit. Wij ferme kerels zagen daar natuurlijk toch tegen op, dus werd als tweede etappe het begin met Leopold aangepakt. Dat bleek verreweg het lastigst. Lang gerepeteerd, moeilijk om het karakter te vinden. Uiteindelijk wat ouder gemaakt, strammer en verlegener. Alsof hij zich geneert voor zijn eigen uitspraken. In combinatie met een mooi, wijd, bijna Chaplin-achtig twintiger-jaren kostuum kreeg Bloom langzaamaan een sjofele, tragische chic. En enige allure kon hij wel gebruiken, want net als in de tijd van Joyce waren er nog genoeg mensen in het publiek, die vonden dat Leopolds scabreuze opmerkingen veel te ver gingen. Uiteindelijk lukte het ons een personage te vinden, wiens boude uitspraken je vergaf en die voldoende mededogen opriep.
BLOOM: Mijn horloge!
Mijn horloge is om half vijf stil blijven
staan.
Zou er magnetische invloed uitgaan
van een persoon,
van die impresario
met zijn spuuglok boven zijn rechter kijkgat:
die blaaskaak van een Boylan,
omdat dat ongeveer de tijd was dat hij -
in Molly -
ja, geloof ik dadelijk -
binnendrong.
Dekkend.
Likkend.
[...]
Liefde?
Wat is het.
Kurk en fles.
| |
| |
| |
Charade
Bij aanvang van de repetities was het decor al klaar. Stans Lutz (decor en kostuum) was aanvankelijk uitgegaan van het zeilschip van Odysseus, als metafoor voor -, vul maar in: de huwelijksboot van de Blooms; Leopolds reis door de stad; zijn persoonlijke diaspora enzovoort. Met referenties naar het strand natuurlijk, waar hij zijn toevlucht zoekt omdat hij niet naar huis durft vanwege Molly's escapade met Boylan. Dit heeft ze echter zo vergaand gestileerd, dat het decor uiteindelijk bestond uit een diagonaal geplaatst houten schot, met zwart rubber bekleed, waarin een grote driehoek was uitgesneden; in die driehoek stond zo'n rudiment van de mast, dat voor een seksuele connotatie zelfs een dirty mind nodig was. Tevens fungeerde die opening als het huis van Molly: onzichtbaar stond daar haar bed en tegen de tijd dat zij er in ging liggen, vormde dat zwarte decor een mooie lijst om haar half liggende, half zittende figuur. De verregaande abstractie van het decor gaf bovendien geen enkel realistisch houvast en had daardoor als voordeel dat het ons dwong de tekst te verbeelden, te visualiseren, opdat het raadsel der lettergrepen kon worden opgelost. Op die manier dekte de titel de lading; ons stuk was in feite één grote charade. Verder was de afspraak dat Stans twee keer in de week een repetitie bij zou wonen en in al haar vrouwelijkheid zou becommentariëren wat wij, twee heren van rond de veertig, in al onze ongeëmancipeerdheid hadden bekokstoofd. We hadden besloten dat als zij iets niet goed vond, we het zonder enige discussie zouden laten vallen en naar een andere oplossing op zoek zouden gaan. En zo is het ook gebeurd.
| |
Wonder der metempsychose
Toen Molly! Tegen onze verwachting in was Molly zo gepiept. We hadden het er natuurlijk tijdens de andere scènes lang en breed over gehad: Molly moest zo simpel mogelijk. We begonnen al mijn persoonlijk mannelijke trekjes zoveel mogelijk te elimineren. Dagelijkse voorbeelden waren natuurlijk overal voorhanden. Vriendinnen werden bestudeerd op motoriek en stemgebruik. Bovendien was de tekst al zo vrouwelijk. Dus als Molly verhaalt dat haar vent midden in de nacht thuiskomt, zijn kleren uittrekt en op een stoel deponeert, gebeurt dat ook en verschijnt er vanonder zijn pak een wit, driekwart nachthemd, dat net zo goed een ouderwets mannenhemd geweest zou kunnen zijn. En wat er tijdens de voorstellingen gebeurde, was het wonder der metempsychose (meet-'m-die-goser), waar je alleen maar op kunt hopen: het werkte. Iedereen dacht die harige kuiten van mij gewoon weg en waar ik niet toe in staat was, deed de tekst en de bereidwillige fantasie van het publiek; bijvoorbeeld in die scène, waarin ze met haar hoofd en handen in haar nachthemd duikt:
MOLLY: Moet je zien,
bij het minste of geringste
wordt de tepel stijf.
Deze niet zo erg trouwens;
Ik geloof
dat hij ze wat steviger heeft gemaakt
door er zo lang aan te zuigen
[...].
De repetities duurden twee maanden, de voorstelling uiteindelijk anderhalf uur en heeft drie jaar op het repertoire gestaan. Joyce-specialist Marius Buning vroeg me later: heb je al aan een vertaling gedacht? Ik antwoordde dat de zaak iets gecompliceerder lag. Het woord terugtaling was meer van toepassing. Vanwege de procedure van het mengen in de laatste versies, sta ik er nu, vier jaar na het bewerken van de roman, bij herlezing zelf verbaasd over waar de verschillende teksten vandaan gekomen zijn. Misschien dekt de titel nu pas volledig de lading: Charade: lettergreep-raadsel. Familiespel van rond de eeuwwisseling. Het uitbeelden van lettergrepen, zoals Leopold dat deed om Molly voor zich te winnen.
| |
| |
| |
Dubliners
Dubliners was, na de dichtbundel Chamber Music, Joyce' eerste ‘echte’ publikatie. Ofschoon het eerste verhaal, ‘The Sisters’, stamt uit 1904, duurde het tien jaar voor de uiteindelijke vijftien verhalen van Dubliners als geheel het licht zouden zien. Bange drukkers en onwillige uitgevers zorgden voor dat uitstel. Daarmee echter zorgden ze ook dat Dubliners werd van een oorspronkelijke verzameling van tien ‘epicleti’ (invokaties) tot de vijftien rijke verhalen waarmee Joyce Dublin, ‘centrum van verlamming’, aan de wereld schonk. Elk verhaal heeft z'n eigen individuele kracht en pracht, maar de compositie is tevens zo, dat ze tezamen een geheel vormen: zoals Joyce verschillende keren uitlegt, gaan de eerste drie verhalen over de kindertijd, de eerste serie van vier verhalen hebben de adolescentie tot onderwerp, de daaropvolgende vier hebben betrekking op volwassenheid en de afsluitende serie van drie op het openbare leven. ‘The Dead’, het vijftiende verhaal is een coda. Niet alleen worden thema's en motieven uit de voorgaande verhalen gerecapituleerd, ook leidt het de lezer welhaast als vanzelfsprekend terug naar het openingsverhaal. Het loopt daarmee vooruit op Finnegans Wake, waar de laatste regel bijna naadloos overgaat in de eerste.
OK
| |
[Vervolg: Wonder der metempsychose]
| |
| |
Op de foto: Edward VII inspecteert de erewacht. De foto (een contemporaine briefkaart) is verspreid door de ‘kantoorboekhandel’ Hely's (zie rechtermarge): ‘Door de goot naderde langzaam een stoet witgeklede sandwichmannen met helrode banden kruiselings over hun borden. Koopjes. Net die priester vanochtend: wij hebben spijt, we hebben smart. Op hun vijf hoge witte hoeden las hij: H.E.L.Y.S. Wisdom Hely's’ (U 166).
Het Dubliners-verhaal ‘Ivy Day in the Committee Room’ (‘De reünie van 6 oktober’) speelt zich op 6 oktober 1902. In juli 1903 zou de Engelse koning Edward VII Ierland bezoeken.
Op 6 oktober wordt de dood van Charles Stewart Parnell herdacht, ‘Erin's uncrowned king’ (U 16. 1496). Geen wonder dat Edwards aanstaande bezoek punt van verhitte discussie is, waarbij voor het gemak maar even wordt vergeten dat zijn moeder, koningin Victoria, in 1900 Ierland nog had bezocht.
- Parnell, zei Mr. Henchy, is dood. Kijk, ik zie het zo. Die vent hier is op de troon gekomen, nadat zijn ouwe moeder hem er vanaf gehouden had tot hij grijze haren had. Hij is een man van de wereld en hij heeft het goed met ons voor. Hij is een verdomd aardige en nette kerel, als je het mij vraagt, en hij doet om de dooie dood geen domme dingen. Hij zegt alleen maar tegen zichzelf: de ouwe heeft die wilde leren nooit 's opgezocht. Jezusnoantoe, dan ga ikzelf, dan kan ik zien hoe ze zijn. En dan zullen wij die man gaan beledigen, als hij hier komt, op een vriendelijk verzoek? Nou? Heb ik gelijk of niet Crofton? Mr. Crofton knikte. (D 133-34)
|
|