| |
| |
| |
Ruud Hisgen en Adriaan van der Weel
James Joyce en de illusie van Ulysses
Aan het begin van de eerste wereldoorlog verscheen Een portret van de kunstenaar als jongeman van James Joyce als vervolgverhaal in het Londense tijdschrift The Egoist. Vier jaar na afloop van de eerste wereldoorlog kwam Ulysses uit. Beide romans hebben een enorme invloed gehad op het verloop von de twintigste eeuwse literatuur. Nog steeds heeft bijna iedere schrijver te kampen met de onontkoombare invloed van deze twee boeken. De onlangs overleden Anthony Burgess, bijvoorbeeld, heeft meermalen verkondigd dat hij zich in zijn creativiteit belemmerd voelde door de aanwezigheid van Ulysses en zijn boeken tonen duidelijk aan dat Joyce voortdurend over zijn schouder meekeek als hij an het schrijven was.
De verhalenbundel Dubliners (1914) en de wordingsroman Een portret (1916) traden al snel toe tot het alom geaccepteerde corpus dat wereldliteratuur heet. Beide boeken worden nog steeds gretig gelezen. Ulysses (1922) en Finnegans Wake (1939) zijn weliswaar eveneens voorzien van dit keurmerk, maar worden, als experimentele taaluitingen die het produkt zijn van een ‘modernistische’ stroming, nog steeds beschouwd als ‘moeilijk’. Vooral voor gewone lezers heeft Ulysses de reputatie dat het ondoorgrondelijk is en derhalve ondoorkomelijk is. De Joyce-industrie die al bijna een halve eeuw vooral in Amerika welig tiert (en uitzaaiingen vertoont in alle hoeken en gaten van onze planeet) zadelde het werk van Joyce op met een reputatie die een psychische barrière opwierp voor menig lezer. De duizenden publikaties die deze industrie heeft voortgebracht vormen voor velen het bewijs dat het werk van Joyce niet te lezen is zonder dat er een uitgebreide studie van secundaire literatuur aan vooraf is gegaan. Voor Finnegans Wake is een dergelijke investering misschien noodzakelijk, maar voor het overige werk is dit vooroordeel onterecht.
Hoe dan ook, gevolg van deze denkwijze is dat Joyce' Ulysses als literair monument weliswaar in tal van boekenkasten pronkt, maar slechts door weinigen wordt gelezen. Dat is niet alleen jammer, maar ook onterecht. Zowel het alledaagse materiaal als de stilistische grapjes en eigenaardigheden, die nog vreemd waren voor de lezer van veertig jaar geleden, zijn zo onderhand gaan behoren tot het normale gereedschap van de moderne schrijver. De zogenaamde stream of consciousness-techniek bijvoorbeeld, waarmee Joyce als een der eersten in Ulysses grillige gedachtenstromen nabootste, is tegenwoordig een vaak gebruikte verteltruc waar niemand meer van opkijkt. En zo kunnen we spreken, niet alleen van de invloed van Ulysses op onze eigen literatuur, maar ook andersom. Doordat zoveel van de technieken en stijlen die in Joyce' werk misschien nog nieuw waren nu door zoveel schrijvers als vanzelfsprekend wordt gebruikt, is Joyce' werk toegankelijker geworden.
| |
Revolutie van taal
Zelf heeft Joyce niet veel moeite gedaan het imago van vernieuwing en ondoorgrondelijkheid weg te nemen. Weliswaar heeft hij zich wel eens laten ontvallen dat Ulysses voor de gewone man toegankelijk was, maar hij neigde toch meer naar de (veel strelender) opvatting dat hij met het boek een literair hoogstandje had volbracht:
De taak die ik mijzelf gesteld had door een boek te schrijven met achttien verschillende gezichtspunten en in evenveel stijlen, ieder klaarblijkelijk onbekend of onontdekt door mijn vakbroeders, dat en de aard van de gekozen legende, wie zou
| |
| |
daardoor niet de kluts kwijtraken? (SL 284)
Hij was er dan ook lang niet gerust op dat al zijn bedoelingen voldoende duidelijk zouden worden en vatte al vroeg het plan op iemand anders een boek met uitleg te laten publiceren. De critici lieten zich niet onbetuigd en Ulysses werd omarmd als een ideale aanleiding voor scherpzinnige analyses en behulpzame interpretaties. Alleen al tijdens Joyce' eigen leven werden drie hele monografieën gewijd aan de roman. Al gauw kwam vast te staan dat het boek een crisis in het vertellen vertegenwoordigde. In Nederland huldigde bijvoorbeeld Anthony Bosman deze opvatting:
Indringender en omvattender dan bij enig ander auteur heeft in het werk van James Joyce de revolutie van de taal zich voltrokken. [...] In Ulysses wordt het object gerelativeerd, en waar woord en syntax zo nauw met het object verbonden zijn, is het resultaat de relativering van het woord en de ontbinding van het woordgeheel. (De revolutie van het woord, 1947)
‘Ontbinding van het woordgeheel’ is niet het soort zinsnede dat ertoe bijdraagt de lezer op zijn gemak te stellen. Het is niet verwonderlijk dat bij het leespubliek de gedachte post vatte dat Ulysses een experimenteel werk was, waarvan de vertering wel niet meer te volgen zou zijn. Dat is jammer, want daarmee is vele potentiële lezers veel leesplezier onthouden.
| |
Nieuwe literaire goocheltrucs
In de loop der jaren is de nadruk op de ontoegankelijkheid van de literaire vorm waarin Joyce zijn wereldbeeld goot, zo centraal komen te staan dat Richard Ellmann zijn in 1959 gepubliceerde biografie begon met de zin: ‘Wij zijn nog steeds bezig te leren hoe we James Joyce' tijdgenoten kunnen worden, hoe we onze tolk kunnen begrijpen.’ Al is de ‘werkelijkheid’ die Joyce tot tekst omvormde die van de periode rond de laatste eeuwwisseling en beperkt deze zich geografisch bijna uitsluitend tot het centrum van de Ierse hoofdstad Dublin, toch is er van het begin af aan weinig twijfel geweest dat het werk een veel weidsere uitstraling heeft. De truc waarin de microkosmos tot pars pro toto (het deel als symbool van het geheel) voor de wereld wordt, is wel vaker gebruikt in de kunstgeschiedenis, maar de wijze waarop Joyce met zijn literaire materiaal goochelde, was nog niet eerder vertoond. Joyce koos voor zijn vertelling het leven van alledag en zijn helden waren burgers die er in hun steedse leven een weinig spectaculaire levenswijze op na hielden. Daarnaast trokken het eigenaardige taalgebruik en de stilistische structuren de meeste aandacht.
Laten we trachten het werk van Joyce en vooral Ulysses onbevangen te bekijken. Onbevangen, dat wil zeggen, zonder de vele vooroordelen die zich in de loop der jaren aan het oeuvre hebben gehecht. Om dit te bereiken moeten we de talloze produkten van vijftig jaar Joyce-industrie even links laten liggen en een kritische blik werpen op enkele uitspraken van critici in het pre-industriële tijdperk. In hun ‘onbevangenheid’ hebben zij immers de toon gezet voor de latere studies.
| |
Super-subtiele modernist
Toen Ulysses in zijn blauwe omslag met witte belettering verscheen, op Joyce' veertigste verjaardag, 2 februari 1922, was het alsof er een bom insloeg. Veel critici gingen tekeer tegen het boek vanwege de vermeende amorele, antichristelijke boodschap die het zou verkondigen. In Amerika en Engeland werd het boek vanwege zijn pornografische kwaliteiten in de ban gedaan en daar werd het pas in de jaren dertig weer uit verlost. Anderen zagen het boek vooral als een propvol, maar structuurloos geheel dat al snel ging vervelen, al was het alleen maar omdat het veel te veel pagina's telde:
De heer Joyce heeft een bovenmenselijke poging gedaan om zijn hele bewustzijn [in Ulysses] leeg te storten. [...] Elke gedachte die een super-subtiele modernist maar kan bedenken lijkt ergens in de gecondenseerde obscuriteiten van dit boek te zijn verborgen. [...] Ulysses heeft vorm, een subtie- | |
| |
le vorm, maar de vorm is niet sterk genoeg om overbelasting te kunnen opvangen, niet voldoende om te voorkomen dat de heer Joyce het slachtoffer wordt van zijn eigen anarchie. (John M. Murry in ‘Nation & Athenaeum’, 22-4-1922)
Het tij begon pas te keren nadat de positieve oordelen van Valery Larbaud, Ezra Pound en T.S. Eliot goed waren doorgedrongen. Om zich te verdedigen tegen de kritiek dat het boek te chaotisch was, zorgde Joyce via andere critici ervoor dat het nieuws uitlekte dat zijn werk gebaseerd was op een hechte structuur. De studie die Stuart Gilbert in 1930 met zijn hulp en aanwijzingen publiceerde, bevatte bijvoorbeeld het schema dat Joyce bij het schrijven had gebruikt. Ieder hoofdstuk krijgt daarin naast de Homerische parallel een orgaan van het lichaam, een wetenschap of kunst, een kleur, een symbool en een techniek toegewezen.
Hoewel de Amerikaan Edmund Wilson, die een invloedrijk essay over Ulysses heeft opgenomen in zijn bundel Axel's Castle uit 1931, vol lof is over UlyssesAxel'sCastle, uit hij een belangrijke bedenking, namelijk dat Joyce de verhaallijn had bedolven onder de vele uitdrukkingen van zijn stilistische virtuositeit en dat het boek bijna uit zijn voegen barstte van feiten en feitjes:
Ulysses is op logische wijze uitgedacht en tot op het laatste detail accuraat gedocumenteerd: alles wat gebeurt is volkomen consequent en we weten precies wat de personages droegen, hoeveel ze voor dingen betaalden, waar zij zich op verschillende tijden van de dag bevonden, welke populaire liedjes ze zongen en over welke gebeurtenissen ze lazen in de kranten, op 16 juni 1904.
Deze uitputtendheid is ook door latere critici aangevoerd en tot een verwijt gemaakt en nog steeds verschijnen er artikelen waarin dat verwijt doorklinkt. Het is inderdaad verbluffend hoeveel namen en schijnbaar onbelangrijke details in de roman zijn verwerkt. Het is daarom niet verwonderlijk dat de indruk heeft postgevat dat de schrijver heeft gestreefd naar alomvattendheid. Op het eerste gezicht lijkt Joyce een naturalistische schrijver van het zuiverste water, maar bij nadere studie blijkt elk detail een rol te spelen in de vertelstructuur en dus significant te zijn. Om deze reden zou men Joyce net zo goed een symbolistische schrijver kunnen noemen. Zulke simpele classificaties zetten de lezer dus licht op het verkeerde been.
| |
Een compleet beeld van Dublin?
Maar de critici dragen niet alleen de verantwoordelijkheid voor dergelijke misvattingen. Joyce zelf heeft bijvoorbeeld in zijn uitlatingen tegenover vrienden veel nadruk gelegd op het realistische karakter van Ulysses. In 1918, toen Ulysses nog lang niet voltooid was, merkte hij tegen zijn vriend Frank Budgen op:
Ik wil [...] een beeld creëren van Dublin dat zo compleet is, dat als de stad op een dag plotseling van de aardbodem verdween, deze gereconstrueerd zou kunnen worden uit mijn boek. (Frank Budgen, James Joyce and the Making of ‘Ulysses’ and Other Writings)
Joyce mocht dat dan wel hebben gewild, maar was Dublin inderdaad van de kaart geveegd, dan had men voor een eventuele wederopbouw weinig aan Ulysses gehad. (De uitgebreide secundaire literatuur van de Joyce-industrie kan hier overigens wel zijn nut bewijzen.) Joyce laat heel wat namen vallen in het boek, maar uitgebreide beschrijvingen van straten of gebouwen komen maar mondjesmaat voor, aangezien de schrijver de lezer toespreekt vanuit het perspectief van de bewoners van de stad. En die kennen de stad maar al te goed en hebben aan een half woord genoeg. Bovendien beperkt Joyce zich maar tot een klein stukje van Dublin. Zoals gezegd wekken de vele namen en details de suggestie van compleetheid, maar het boek is allesbehalve compleet.
Aan de legpuzzel van de ene dag waarin de handelingen van de twee hoofdpersonen, Leopold Bloom en Stephen Dedalus, zich af- | |
| |
spelen, ontbreken bijvoorbeeld vele stukken tijd. Wie tracht de omzwervingen van de twee personages van minuut tot minuut te reconstrueren zal al snel tot de slotsom komen dat er veel perioden zijn die niet in het boek worden beschreven. Voorbeelden van zulke weggelaten momenten zijn al te vinden tussen de eerste drie episoden. De eerste episode eindigt met Stephen Dedalus die op weg gaat naar de school waar hij les geeft en in de tweede episode maken we slechts een relatief kort gedeelte van het eind van Stephens les mee. Over de periode tussen die twee momenten vernemen we niets. Tussen de tweede en de derde episode is ook een periode weggevallen, zodat we nooit met zekerheid te weten kunnen komen, hoe Stephen zich van de buitenwijk Dalkey, waar de school staat, naar het strand bij Sandymount heeft verplaatst.
Voor de omzwervingen van Leopold Bloom, die het grootste gedeelte van Ulysses krijgt toebedeeld, geldt hetzelfde. Tussen Blooms aanvaring met de antisemitische nationalist in het café en zijn afstandelijke flirt met Gerty MacDowell op het strand ligt een periode van bijna drie uur die niet volledig kan worden gereconstrueerd. Uit latere hoofdstukken blijkt dat Bloom in ieder geval de weduwe van de die dag begraven Paddy Dignam heeft bezocht om haar adviezen te geven over haar levensverzekering, maar wat er precies tussen hen besproken is en wat hij nog meer heeft gedaan blijft onbekend.
| |
Gebruikte afkortingen
Voor zover niet anders vermeld is in de artikelen de volgende standaard-titelverwijzing aangehouden:
D verwijst naar Dubliners, vert. Rein Bloem (Amsterdam: Polak & Van Gennep, 1968; versch. ongewijzigde herdrukken)
FW gevolgd door pagina- en regelnummer verwijst naar Finnegans Wake (Londen: Faber & Faber, 1939; versch. herdrukken)
GJ verwijst naar Giacomo Joyce, voorw. en aant. Richard Ellmann, naw. Fritz Senn, vert. Gerardine Franken (Amsterdam: De Bezige Bij, 1969)
P verwijst naar Een portret van de kunstenaar als jongeman, vert. Gerardine Franken en Leo Knuth (Amsterdam: De Bezige Bij, 1972; versch. herdrukken)
Poems verwijst naar Poems and Shorter Writings Including Epiphanies, Giacomo Joyce and ‘A Portrait of the Artist’, ed. Richard Ellmann et al. (Londen: Faber and Faber, 1991)
SH verwijst naar Stephen Hero, ed. John J. Slocum and Herbert Cahoon (Londen, etc.: Granada 1977).
SL verwijst naar Selected Letters, ed. Richard Ellmann (London: Faber and Faber, 1975).
U gevolgd door episode-en-regelnummer (bijv. U 3.1-2) verwijst naar Ulysses, ‘the corrected text’, ed. Hans Walter Gabler et al. (New York: Random House, 1986).
U gevolgd door paginanummer verwijst naar Ulysses, vert. Paul Claes en Mon Nys (Amsterdam: De Bezige Bij, 1994).
Voor verdere informatie, zie ‘Beknopt bibliografisch overzicht’, elders in dit nummer.
OK
| |
Blooms biografie
Een eigenaardig en extreem uitvloeisel van het verlangen om alomvattendheid te lezen in Ulysses is het boek Leopold Bloom: A Biography (1981). In deze ‘biografie’ doet de Ierse auteur Peter Costello pogingen om Blooms wederwaardigheden van donderdag 16 juni 1904 chronologisch te beschrijven en om zijn
| |
| |
eerdere leven tot die dag bij elkaar te sprokkelen. Vervolgens laat Costello zijn fantasie los op het verdere leven van het echtpaar Bloom na die bewuste donderdag in 1904. Costello behandelt het romanpersonage en zijn gezin dus alsof deze werkelijk hebben bestaan. Uit Costello's traditioneel naturalistische behandeling van Leopold Bloom blijkt hoe saai Ulysses had kunnen worden, als Joyce zich niet verder had ontwikkeld en was blijven steken in de stijl van zo veel naturalistische schrijvers van zijn tijd. In deze zin verhoudt Ulysses zich tot Costello's boek als Een portret tot Stephen Hero, het door Joyce verafschuwde en daarom bijna vernietigde naturalistische oer-manuscript van Een portret.
| |
Bloomsdag
De alomvattendheid van Ulysses is een illusie die gevoed wordt door de veelheid aan schijnbaar onbeduidende details en personages aan de ene kant en de mythes die Joyce direct of indirect de wereld heeft ingestuurd aan de andere kant. Lezers ervaren het boek als werkelijkheid omdat de roman zich afspeelt in een werkelijk bestaande stad, tegen een grotendeels werkelijke, historische en culturele achtergrond, en omdat Joyce ook werkelijk bestaande mensen in zijn tekst heeft verwerkt. Die werkelijkheidsillusie is zo groot dat jaarlijks duizenden literaire toeristen een verre tocht ondernemen naar de plek waar ooit het huis van de familie Bloom heeft gestaan en naar de andere locaties die worden genoemd in Ulysses. Met een kaartje van de Dublinse VVV of The Ulysses Guide van Robert Nicholson in de hand volgt de bezoeker Blooms omzwervingen door de stad. Restaurants, pubs en koffiehuizen (zoals Bewley's) werven klanten via de zo door Joyce gratis verstrekte reclame. Je ziet dan ook overal in Dublin de voor de uitbaters relevante verwijzingen uit de roman op een goed zichtbare plek in hun etablissement geplaatst.
Vooral op de heilig verklaarde Bloomsdag wemelt het in de stad van de schuifelende bedevaartgangers; sommigen maken hun pelgrimage onder leiding van een deskundige gids, anderen doen het op eigen houtje. Overal staan acteurs die de relevante handeling uitbeelden. Op Bloomsdag doet Dublin denken aan Jerusalem op Goede Vrijdag, wanneer pelgrims massaal de kruisgang van Jezus op de voet volgen. Voor beide soorten bedevaartgangers geldt dat men zich vol overgave laat onderwerpen aan de macht van een verhaal, waarbij de vraag naar schijn of werkelijkheid er niet meer toe doet. Een verhaal dat velen bovendien alleen kennen van horen zeggen.
| |
De eeuwig gesloten deur
Het succes van Bloomsdag bewijst dat Joyce er goed in is geslaagd zijn fictie de uitstraling van werkelijkheid te geven. Toen de fictieve woonplaats van de Blooms, Eccles Street no. 7, werd gesloopt heeft een comité van actie de voordeur nog tijdig weten te redden. Het relikwie verhuisde naar The Bailey, in de jaren vijftig en zestig een literaire pub, waar de dichter Patrick Kavanagh het monument op Bloomsday 1967 met gepaste plechtigheid onthulde: ‘Hierbij verklaar ik deze deur voor gesloten.’ Drommen mensen gapen sindsdien in deze pub naar de deur van het afgebroken huis van de niet-bestaande romanfiguur uit het veelal ongelezen boek: het absurdisme ten top.
De instandhouding van deze functieloze en eeuwig gesloten deur is een goede metafoor voor de nadagen van de Joyce-industrie die nu al zo lang met Ulysses en de andere werken heeft gesold dat zij aan het absolute eind van haar Latijn is - maar dit weigert te erkennen. De industrie heeft ondertussen van alle literaire stromingen van deze eeuw geproefd en de teksten trachten in te passen in ieder denkbaar keurslijf: structuralisme, post-structuralisme, post-modernisme, deconstructivisme, feminisme, post-feminisme enzovoort. Het al sinds 1963 verschijnende tijdschrift James Joyce Quarterly, dat vooral in de jaren zestig en zeventig baanbrekend en enthousiasmerend werk verrichtte met voornamelijk uitstekende tekstuitleg, publiceert nu artikelen die zich met het jaar verder van de tekst verwijderen: Joyce en boksen, Joyce en de reclame, Joyce en pornografie, Joyce en.....
| |
| |
| |
Odysseus en Ulixes
Een andere door Joyce' toedoen ontstane mythe is die van het belang van de in het schema voor Ulysses opgenomen Homerische parallellen. De titel geeft eigenlijk alles aan wat we moeten weten: dat de hoofdpersoon een moderne Odysseus is. Waar men overigens zelden bij stilstaat is dat het boek de titel ‘Ulysses’ draagt en niet ‘Odysseus’ of ‘Odyssey’. De naam Ulysses, die in het Nederlands vertaald zou moeten worden als Ulixes, is de latijnse vertaling van het Griekse Odysseus (idem in het Engels). Dat Joyce voor de Latijnse naam heeft gekozen heeft misschien te maken met het feit dat hij zich als schrijver ook sterk identificeert met de spreker van de gelijknamige dramatische monoloog van de Engelse dichter Tennyson. Verwijzingen naar Tennysons gedicht ‘Ulysses’ (1842) komen voor in de eerste twee episodes van Ulysses. In tegenstelling tot Homerus beschrijft de Victoriaanse dichter niet de avonturen van de Griekse held in de Odyssee, maar laat hij de thuisgekomen reiziger in een lange monoloog peinzen over een nieuwe aftocht. De koning kan niet meer aarden want door zijn lange omzwervingen is hij een vreemde in eigen land geworden. Hij is koning over ‘een woest volk dat hamstert, en slaapt, en eet, en [hem] niet kent’. ‘Kom mijn vrienden,’ zegt de oude avonturier daarom tegen de bemanning die hem op zijn eerdere omzwervingen heeft vergezeld (we parafraseren hier het eind van het gedicht):
het is nog niet te laat om een nieuwere wereld te zoeken en voorbij de zonsondergang en de sterren te varen voor ik sterf. Hoewel we niet meer de kracht bezitten die vroeger de aarde en de hemel deed bewegen, zijn we wat we zijn: één gelijkmatig temperament van heroïsche harten, zwak gemaakt door tijd en lot, maar sterk van wil om door te zetten, te zoeken, te vinden en niet te wijken.
| |
Van het slot van een portret van de kunstenaar als jongeman tot het einde van Ulysses
Stephen Dedalus
Aan het doorlopende verhaal van de wordingsroman Een portret en Ulysses ontbreekt een periode van iets meer dan twee jaar, namelijk die tussen zondag 27 april 1902 en donderdag 16 juni 1904. Een groot deel van die periode is de hoofdpersoon van Een portret, Stephen Dedalus, in Parijs, waar hij medicijnen probeert te studeren. Waarom hij niet in Dublin is gebleven, wordt aan het eind van Een portret duidelijk: ‘Weg van hier,’ denkt Stephen, ‘nu is de tijd van gaan. Een stem sprak zacht tot Stephen's eenzaam hart, raadde hem te vertrekken. [...] Hij was het twisten moe. Hij zou nu zijn rol gaan spelen’ (P 314). Die rol is die van individualist en kunstenaar, want de afvallige priester in de dop is tot het besef gekomen dat hij in het Dublin waar hij is geboren en getogen persoonlijkheid noch literaire ambities zal kunnen ontplooien. Hij wordt er kort gehouden door de macht van de kerk, ook al heeft hij de kerk de rug toegekeerd; door het nationalisme, ook al weigert hij zich als individualist bij welke groep dan ook aan te sluiten; en door zijn familie die teveel greep blijft houden op zijn emoties. ‘Ik wil nu trachten mij in de een of andere levenswijze of kunst zo vrij mogelijk te maken en zo volledig mogelijk te uiten en mij te verdedigen met de enige wapens waarvan ik gebruik wens te maken - zwijgen, ballingschap en vernuft.’ Zijn vriend Cranly relativeert deze hooghartige woorden met: ‘Vernuft! Wat je zegt! [...] Heb jij dat wel? Arme zielige rijmelaar die je bent!’ (P 316) Dodelijke woorden, ook al zijn ze goed bedoeld. Op 16 juni 1904, de dag van Ulysses, treffen we de arme zielige rijmelaar dan ook weer in Dublin aan, waarheen hij is teruggeroepen om bij het sterfbed van zijn moeder aanwezig te zijn. De 22-jarige wordt gekweld door schuldgevoelens, want hij heeft
geweigerd op zijn moeders verzoek voor haar zieleheil te bidden.
In de eerste drie episoden van Ulysses komt zijn rebelse houding tegenover zijn familie, vaderland (bij Joyce moederland) en religie weer volop ter sprake, ditmaal in het bijzijn van vrienden die hij eigenlijk als verraderlijke vijanden beschouwt vanwege hun cynische gedrag. Van zijn dichterschap is weinig terechtgekomen en zijn vruchteloze pogingen tot poëzie later op het strand geven aan dat deze artistieke bloem al behoorlijk in de knop is gebroken.
| |
| |
| |
Leopold Bloom
De schijn van het begin van Ulysses bedriegt. Niet de eigengereide intellectuele dichter Stephen, maar de 38-jarige Leopold Bloom, is de Odysseus van de titel, wiens fysieke en geestelijke omzwervingen de lezer mag meemaken. Deze sympathieke advertentiecolporteur van middelbare leeftijd is het hoofd van een gezin dat verder bestaat uit de hartstochtelijke Molly en hun uithuizige dochtertje Milly. Ook voor Leopold staat deze dag in het teken van de dood. Regelmatig doemen in zijn gedachten twee overleden familieleden op: zijn vroeggestorven zoontje en zijn vader die zelfmoord heeft gepleegd. Na het ontbijt dat hij klaarmaakt voor zijn vrouw Molly en een bad in het badhuis wordt de ochtend verder in beslag genomen door de begrafenis van een kennis, Paddy Dignam. 's Middags zwerft hij door het centrum van Dublin - in het gebouw van de krant, de bibliotheek en veel cafés - om advertenties met klanten te regelen. Hij weet dat hij niet voor de avond naar huis terug zal keren, want hij vreest het tafereel dat hij er zou aantreffen. Zijn vrouw, die een tamelijk succesvol zangeres is, verwacht namelijk die middag haar impresario Blazes Boylan, een beruchte vrouwenjager. Gedachten aan het mogelijke overspel tracht Bloom (die sinds de dood van zijn zoontje niet meer in staat is de liefdesdaad te volbrengen) zo veel mogelijk te verdringen. Vergeefs, want heel dierbaar drekkig Dublin lijkt zijn best te doen hem aan de daad te herinneren. Overal wordt gefluisterd, geroddeld en verleidelijk gepraat. Bloom staat zijn mannetje, ook als hij bijna in gevecht raakt met een vurige nationalist die niets moet hebben van joden als Bloom. Na een korte afwezigheid van enkele uren rond het avondeten ontmoeten we Bloom opnieuw, ditmaal aan het strand waar Stephen die ochtend vergeefs trachtte zijn poëtische gedachten in banen te leiden. Terwijl de nabije kerk de avondmis opdraagt en verder weg een vuurwerk wordt afgestoken, verliest onze
melancholieke held zich in een avontuurtje op afstand met een meisje dat hem een kijkje onder haar rokken toont. Een natte plek in zijn broek is het gevolg. Later gaat Bloom in het Holles Street ziekenhuis bij een kennis op bezoek die in barensnood is. Terwijl de vrouw een kind baart, drinken Stephen en wat medische studenten zich een gat in de kraag. Het gezelschap vertrekt naar een café en vervolgens naar de hoerenwijk ‘Nighttown’, waar Leopold Bloom zich ontfermt over de laveloze Stephen, die hij kende maar nooit eerder had ontmoet. In het bordeel van Bella Cohen worden zowel Stephen als Leopold geconfronteerd met de nachtmerries van hun verleden, hun verlangens en hun angsten. Stephen krijgt een visioen van de geest van zijn moeder en Leopolds geestesoog neemt zijn vader en zijn zoontje waar. Beiden ontvluchten het bordeel en komen in een wachtlokaal aan de rivier de Liffey bij een kopje koffie tot rust. Hier ontspint zich een gesprek dat door vermoeidheid op verschillende golflengten wordt gevoerd. Bloom voelt zich op vaderlijke wijze tot Stephen aangetrokken en tracht hem te overreden zolang hij thuisloos is in te trekken in zijn huis. Stephen die zich tegen alle autoriteit verzet, neemt na een kopje cacao en een gemeenschappelijke plaspartij in de tuin van Leopold de benen. Voor Leopold zich te slapen legt naast zijn vrouw geeft hij haar een teken van genegenheid: ‘Hij kuste de ronde volle bolle mollige meloenen van haar achterste, op elk vol bollig halfrond, in hun bolle meloenige groef, met geheime langdurige uitdagende meloenbollige kus.’ (vertaling Vandenbergh, p. 818) Blooms laatste vermoeide gedachten gaan naar Sinbad de Zeeman.
| |
Molly Bloom
In de laatste episode is Molly Bloom aan het woord die in haar nachtelijke overpeinzingen terugdenkt aan het avontuur dat zij heeft meegemaakt. Leopold blijkt die middag inderdaad hoorndrager te zijn geworden, want Blazes Boylan heeft zijn vleselijke lusten op haar gebotvierd. Als ze al haar (voornamelijk platonische) vrijers de revue laat passeren komt haar echtgenoot als winnaar uit de bus. Het laatste woord dat ze uit, is het jawoord waarin haar huwelijksbelofte zich vermengt met de hartstochten die zij kende in het Gibraltar van haar jeugd.
Ruud Hisgen en Adriaan van der Weel
| |
[Vervolg: Odysseus en Ulixes]
Joyce zelf, net als zijn alter ego Stephen, heeft ook zijn land verlaten omdat hij daar niet kan aarden; ook zij beschouwen hun volk als een woest volk dat slaapt en eet en hen niet kent en gaan liever op zoek naar een nog onbekende wereld. Dat zowel Tennyson als Joyce daarbij een metafoor voor hun schrijverschap in gedachten hebben, ligt voor de hand.
| |
| |
| |
Vader en zoon
Voor de compositie van Ulysses is de Odyssee van Homerus natuurlijk van groot belang geweest voor Joyce. Het epos was voor hem een hulpmiddel om de bouw van zijn eigen reusachtige constructie in goede banen te leiden. Hij raadde zijn tante Josephine Murray in Ierland in 1922 aan de Odyssee te lezen alvorens zich aan Ulysses te wagen:
U schrijft dat er een heleboel is dat u niet begrijpt. Ik had u gezegd dat u eerst de Odyssee moest lezen. Omdat u dat niet hebt gedaan heb ik mijn uitgever gevraagd u een artikel te sturen dat er een beetje licht op kan werpen. Koop dan onmiddellijk de Adventures of Ulysses (wat het verhaal van Homerus is in eenvoudig Engels en sterk verkort) door Charles Lamb. Dat leest u in een avond en u kunt het kopen bij Gill of Browne and Nolan voor een paar shilling. Probeer dan Ulysses nog een keer. (SL 293)
De navertelling van Homerus door Charles Lamb had Joyce in zijn jeugd zelf ook gelezen en is waarschijnlijk ook een reden voor de keuze van zijn titel. Maar hoeveel Joyce ook aan de Odyssee te danken had, zolang de lezer het verhaal van Odysseus maar in grote lijnen kent, is grondige bestudering van het boek niet noodzakelijk. Sterker nog, de nadruk op de Homerische parallel heeft op zich weer geleid tot de misvatting dat Stephen op zoek zou zijn naar zijn (geestelijke) vader, Bloom, net zoals Telemachos op zoek is naar zijn vader, Odysseus. Uit alles blijkt dat Stephen juist probeert de avances van de goedbedoelende Bloom (die overigens zelf wel op zoek is naar een substituut-zoon) te ontwijken. Hij heeft weinig ontzag voor zijn eigen vader en heeft geen haast een nieuwe vaderfiguur te vinden.
| |
Sfinx
Vlak na de Tweede Wereldoorlog signaleerde de Nederlandse Joycekenner Jacques den Haan al in zijn studie Joyce, mythe van Erin (1948, in 1967 in uitgebreide vorm bij de Bezige Bij herdrukt als James Joyce) het grote verlangen van de critici naar een betrouwbare biografie van Joyce. De biografie hield de belofte in van oplossingen voor hardnekkige raadsels, psychologische of feitelijke verklaringen voor allerhande eigenaardigheden. Maar, zegt Den Haan:
Het is de vraag of Joyce nog ooit te achterhalen zal zijn. Het is ook de vraag of dat in laatste instantie belangrijk is, hoezeer wij op het ogenblik naar meer documentatie kunnen verlangen.
In de zoektocht naar betekenis in het oeuvre heeft de biografie desondanks altijd een belangrijke rol gespeeld. Er is ook geen enkele reden waarom dat niet zou mogen, zolang het maar niet zo is dat kennis van de biografie als bittere noodzaak gaat gelden. En ook hier geldt dat zulke kennis, als we niet goed opletten, evengoed misleidend als verklarend kan zijn. We lopen voortdurend het gevaar dat onze kennis van de biografie een zuivere lezing van het werk doorkruist.
Ondanks alle onzin die het licht heeft mogen zien, ondanks de biografie, is het werk ondertussen als een rots in de branding blijven staan. Jacques den Haan:
[Joyce'] werk ligt in de wereld als een nieuw beeld van de sfinx, het blijft boeien, het is vol raadsels, vol beloften van nieuwe mogelijkheden, het noemt het begin en het einde, het spreekt van het leven in de kosmos en van zo maar een dag in Dublin, een dag van Stephen en Bloom en een nacht van Earwicker. Wie is Stephen, wie is Bloom, wie is Earwicker? Is het Joyce? Zijn wij het? Is het de moderne mens, de mens van onze eeuw, die zonder hoop, zonder doel door de dagen zwerft, geheime rijken plundert in de nachten, die roofbouw pleegt, leeft van zijn intelligentie, uitgeworpen is en zeer verlaten? Muggen op de muren der eeuwigheid!
Als het dan niet werkelijk noodzakelijk is de biografie van Joyce te kennen, een uitgebreide studie van de Odyssee te maken of ons te laten afschrikken door de vrees voor ondoor- | |
| |
dringbare verteltechnieken en stijlen, hoe moet de lezer zich dan wel uitrusten voor hij zich aan Ulysses waagt? Want dat het boek meer van de lezer vergt dan de gemiddelde detectiveroman hoeft niet ontkend te worden. Het lijstje hoeft niet lang te zijn: (1) lees het prozawerk van Joyce in chronologische volgorde (Dubliners, Een portret, Ulysses, eventueel gevolgd door Finnegans Wake; (2) zorg iets te weten te komen over de stad die in ieder van de boeken zo'n belangrijke rol speelt, Dublin; (3) lees iets over de Ierse culturele en politieke achtergrond.
| |
Organische eenheid
Dat het boek het simpelste via het eerdere werk benaderd kan worden komt doordat het hele oeuvre van Joyce zo'n hechte organische eenheid vormt. De korte schetsen van Dubliners geven een indringend beeld van de claustrofobische samenleving waaraan de jonge Stephen in Een portret zoveel moeite doet te ontsnappen om de ruimte te vinden om zich te ontplooien. In Ulysses worden in Bloom (de rijpere, meer bezadigde, zelfs wijze man) en Stephen (de jonge, opvliegende betweter) twee wereldbeelden en twee visies op Dublin naast elkaar gezet. Het perspectief verbreedt zich traploos van de benauwende miniaturen van Dubliners tot het grootse wereldomvattende spektakel van Finnegans Wake.
Een minimum aan topografische kennis kan verhelderend zijn, gezien het feit dat Dublin zowat de hoofdrol speelt in het hele werk. Het is niet nodig in Dublin te gaan wonen of een Ierse Bloomsdag mee te maken. Bestudering van de plattegrond van Dublin (liefst een uit 1904) en wat foto's zal al veel verduidelijken. Handig in dit verband is het reeds genoemde boekje van Nicholson. De lezer die precies wil weten hoe de vork in steel steekt, moet zich A Topographical Guide to James Joyce's Ulysses van Clive Hart en Leo Knuth aanschaffen. Wel is het ongetwijfeld zo dat een bezoekje aan de hoofdstad van Ierland een diepere dimensie aan de leeservaring geeft. Het kan bepaald geen kwaad een avond in een Ierse pub door te brengen, de geur van brandende turf op te snuiven, met Ieren in Ierland kennis te maken. Een wandeling door de straten van Dublin zal voor veel aha-erlebnissen zorgen als men Ulysses leest.
| |
Joyce' Ierse achtergrond
Toen Joyce in 1904 zijn vaderland Ierland verliet, heeft hij ongetwijfeld visioenen gehad van het meesterwerk dat zijn zelf opgelegde verbanning, deze bevrijding van het enge katholicisme, het culturele chauvinisme en de burgerlijkheid, zou opleveren. Hij zette zich met hart en ziel af tegen de Ierse schrijvers die zich hadden verenigd in de Irish Revival, ook wel genoemd the Irish Renaissance: schrijvers als George Moore, John Millington Synge, Padraic Colum, Lady Gregory en natuurlijk William Butler Yeats. Joyce vond dat een zichzelf respecterend schrijver deel moest uitmaken van een internationale literatuur. De schrijvers van de Ierse Revival daarentegen probeerden met veel vertoon van nationalistisch sentiment een Ierse identiteit te vinden in het ‘volkseigen’ en in de oude Keltische mythen en sagen, vaak zonder dat zij zelfs maar de Ierse taal, het Gaelic, meester waren. Joyce richtte zich vanaf het begin van zijn schrijverschap op schrijvers als Ibsen, Baudelaire, en Tsjechov, op de klassieken, de Bijbel, Homerus, Dante, Goethe, Shakespeare, Tolstoy, Rabelais, Sterne en Swift, zonder dat hij zijn eigen Ierse achtergrond verloochende of veronachtzaamde. Ierland zou altijd centraal blijven staan in zijn oeuvre.
| |
De vlucht uit Ierland
Joyce' bezwaar tegen het werk dat de Ierse Revival voortbracht, was voornamelijk dat deze groep schrijvers de Ierse geschiedenis idealiseerde en vertekende tot een romantisch melodrama, in het geloof dat het nieuwe Ierland zich nu voorgoed uit de Engelse omstrengeling zou losmaken. Joyce stelde hun provincialisme in een aantal geschriften aan de kaak, vooral in het schotschrift Het Heilig Officie. Hier stelt hij zichzelf voor als het laxeermiddel dat de geconstipeerde Ierse literatuur moet ontlasten:
| |
| |
[...] mijn persoon heeft part noch deel
Aan heel dat Ierse volkstoneel -
[...] Heel die kliek hiervoor genoemd
Heeft mij tot haar riool benoemd.
En over Ierland, dat traditioneel als een vrouw wordt gezien (veelal een maagd) zegt hij:
En voor het maagdje schuw en bang
Heb ik ook wat noten op mijn zang.
Want niet in 't minst verrast bespeur ik
Die zweem van schoonheid in haar blik,
Die maagd'lijk zegt: ‘Ik durf niet goed.’
Op mijn verdorven minnegroet.
Op straat met mij dan lijkt mijn elf
Geheel en al de onschuld zelf.
Maar 's nachts zo zwoel in bed naast mij
En met mijn hand vlakbij haar dij
Dan heeft mijn liefje - schaars gekleed -
Wèl van de vlam der lusten weet.
Dit Ierland van hypocrisie en verraad gaf Joyce niet de ruimte om zich als schrijver te ontplooien. Het ontbrak er aan zwaargewichten - moreel en literair - voor wie hij ontzag kon opbrengen en die hij kon navolgen. Met Nora Barnacle, die hij enkele maanden voor zijn vertrek uit Ierland op 8 oktober 1904 had ontmoet, vluchtte hij naar het vasteland van Europa. Als zelfverklaard balling zou Joyce met Nora aan zijn zij de resterende 38 jaar van zijn 59-jarige leven op het vasteland verblijven. Hij zwierf er rond, van Italië naar Parijs, naar Zürich, naar Italië en weer naar Parijs om uiteindelijk, in 1941, te sterven in Zürich. Met Ulysses creëerde Joyce een gedenkteken voor de omslag in zijn leven die begon op donderdag 16 juni 1904, de dag waarop Nora voor het eerst met hem uit wandelen ging en zij hem aan de oever van de Dodder verraste door hem af te trekken. Zijn hele verdere leven heeft hij naast deze gelukzalige herinnering een bittere wrok met zich meegedragen over de Ierse hypocrisie die het hem niet kon vergeven dat hij, van Dubliners tot Finnegans Wake, de geïdealiseerde maagd Ierland had beschreven zoals ze werkelijk was:
De fout die sommige moralisten maken [...] is dat ze een minder grote hekel hebben aan onplezierige verschijnselen dan aan degeen die op het bestaan daarvan wijst. [...] Mensen blijven het immoreel vinden als een schrijver weigert te zwijgen over zaken die toch al bestaan. [...] Ik heb de mensen en omstandigheden in mijn land beschreven; ik heb een bepaald slag stadsmensen van een bepaald maatschappelijk niveau afgebeeld. Dat hebben ze me niet vergeven, (geciteerd in Ellmann, James Joyce, p. 688-89)
Als Ierland dan een vrouw was, beschreef hij haar zoals hij Molly Bloom in Ulysses beschreef: als een vrouw van vlees en bloed, aantrekkelijk maar grillig, met al haar menselijke fouten en tekortkomingen.
Dit schema en het bijbehorende kaartje zijn samengesteld voor het gemak van de lezer van Ulysses. In de intekenfolder van De Bezige Bij voor de nieuwe vertaling van Ulysses is een oudere versie van dit schema opgenomen, dat wij eerder publiceerden in het tijdschrift Overmaat (februari 1982). We hebben het schema zoals het hier is afgedrukt voor deze publikatie geheel herzien. De exacte tijdsaanduidingen danken we aan Clive Hart en Leo Knuth, A Topographical Guide to James Joyce's Ulysses, 5de, verbeterde druk, 1981. Onder ‘perspectief’ wordt verstaan de overheersende zienswijze van een bepaald personage in de betreffende episode. Joyce zelf heeft ooit ook een schema losgelaten op zijn publiek, dat vooral inzicht biedt in de structuur die Joyce als houvast gebruikte hij het schrijfproces. (Zie bijvoorbeeld Richard Ellmanns Ulysses on the Liffey, Faber, 1972.)
Deel 1, episoden 1-3 = Telemachiade: de omzwervingen van Telemachos (Stephen Dedalus)
Deel 2, episoden 4-15 = Odyssee: de omzwervingen van Ulixes (Leopold Bloom)
Deel 3, episoden 16-18 = Nostos: de thuiskomst op Ithaka (7 Eccles Street, woonhuis van familie Bloom) bij Penelope (Molly Bloom)
Afkortingen: Leopold Bloom = B Stephen Dedalus = S ND = noord Dublin ZD = zuid Dublin
| |
| |
Legenda:
A Mary's Abbey
B Standbeeld van O'Connell (‘The Liberator’) bij O'Connell Bridge
C Butt Bridge
D Merchant's Arch
E standplaats voor huurrijtuigen
F Davy Bryne's pub in Duke Street
G Molesworth Street
H National Museum (tegenover 9, National Library)
I St George's Church in Hardwicke Place
J Ballast Office
K Capel Street Public Library
Nelsons Pilaar staat voor het hoofdpostkantoor (GPO) in Sackville Street
Nighttown ligt tussen Amiens Street, Lower Gardiner Street, Talbot Street en Lower Gloucester Street
De cijfers corresponderen met de nummers van de episoden.
| |
| |
Episode |
Tijd |
Plaats |
1 |
8.00-8.45 |
Op, in en om de Martello Tower, Sandycove, ZD |
2 |
9.45-10.39 |
Mr Deasy's school, Dalkey, ZD |
3 |
11.00-11.45 |
Sandymount Strand, ZD |
4 |
8.00-8.45 |
In en bij B's huis in 7 Eccles Street, ND |
5 |
9.45-10.40 |
Van Sir John Rogersons Quay via Westland
Row richting badhuis in Nassau Street, ZD |
6 |
11.00-12.00 |
Van Dignams huis in Sandymount, ZD via centrum naar Prospect begraafplaats, ND |
7 |
12.00-13.00 |
Redactieruimte van Freeman's Journal en omgeving van O'Connell Street, ND |
8 |
13.00-14.00 |
Van O'Connell Bridge langs Trinity College via Grafton Street en Duke Street naar Kildare Street, ZD |
9 |
13.45-14.15 |
Kantoor in de National Library, Kildare Street, ZD |
10 |
14.55-16.00 |
Diverse locaties in Dublin; de cavalcade van de onderkoning rijdt van Phoenix Park, ND via het centrum naar Mirus Bazaar, ZD |
11 |
15.38-14.15 |
In en bij de bar van het Ormond Hotel, Ormond Quay, ND |
12 |
16.45-17.45 |
Barney Kiernans pub, Little Britain Street, ND |
13 |
20.00-21.00 |
Sandymount Strand, ZD bij Leahy's Terrace |
14 |
22.00-23.00 |
National Maternity Hospital (kraamkliniek) in Holles Street, ZD |
15 |
23.15-00.40 |
Nighttown; Bella Cohens bordeel in Mecklenburgh Street, ND |
16 |
00.40-01.00 |
Wachtlokaal onder de Loopline Bridge bij het Custom House, ND |
17 |
01.00-02.00 |
Keuken, 7 Eccles Street, ND |
18 |
na 1.30 |
Echtelijke sponde, 7 Eccles Street, ND |
| |
| |
Episode |
Handeling |
Kenmerk/stijl |
Perspectief |
Verklaring episode-titel |
1 |
Ontbijt; bad Mulligan |
Ochtendritueel; religie |
S |
Telemachos: Stephen |
2 |
S geeft les; Mr Deasy geeft salaris en raad |
Historische feiten en hun interpretatie |
S |
Nestor: Mr Deasy |
3 |
S wandelt filosoferend over het strand |
‘Esse est percipi’ metafysische overpeinzingen |
S |
Proteus: de eeuwig veranderende zee |
4 |
B doet boodschappen, maakt ontbijt, leest op w.c. |
Ochtendritueel |
B |
Calypso: nimf uit B's tijdschrift |
5 |
Op weg naar badhuis zwerft B door stad, haalt brief af, woont mis bij, koopt zeep |
Bedwelming: woorden, muziek en geuren |
B |
Lotuseters: de indolente kant van Dublin |
6 |
B woont uitvaart Paddy Dignam bij |
Metafysische overpeinzingen |
B |
Hades: begraafplaats |
7 |
Werk (B) en discussie (S) in het krantengebouw |
Holle frasen, journalistiek en retorica |
B/S |
Aeolus: de tochtige redactieruimte |
8 |
Op weg naar de bibliotheek luncht B in pub, ontwijkt Boylan |
Spijsvertering als metafoor voor denkproces |
B |
Lestrygoniërs: eters |
9 |
Literaire discussie met speculaties van S over leven en werk van Shakespeare |
Betoog en argumentatie; literatuur; maskerade |
S |
Scylla & Charybdis: Mulligan & AE. |
10 |
Activiteiten van diverse Dubliners: B, S, Molly, Boylan, etc. |
Techniek van filmmontage |
Diverse Dubliners; alziende verteller |
Dwalende rotsen: Dubliners |
11 |
B eet, tegen een muzikale achtergrond, waar Boylan (op weg naar Molly) drinkt |
Structuur van muziek compositie zoals fuga |
Alziende verteller/ B |
Sirenen: barmeiden |
12 |
Een bekrompen nationalist tart B |
Epische overdrijvingen zoals in Oudierse literatuur |
Verteller |
Cycloop: antisemitische nationalist |
13 |
Gerty flirt op afstand met B; B masturbeert; vuurwerk en avondmis |
Beeldende stijl van keukenmeidenroman |
Gerty/B |
Nausicaä: Gerty MacDowell |
14 |
B bezoekt een vrouw in barensnood; S en vrienden bedrinken zich in de kliniek |
De evolutie van Engelse literaire stijlen is metafoor voor de wording van een boreling |
Verteller |
Ossen van de Zon: de sfeer van vruchtbaarheid en rust |
15 |
Bezorgd volgt B S die dronken in moeilijkheden raakt |
Toneel; Walpurgisnacht; realiteit vermengd met illusie |
B en S |
Circe: hoerenmadam Bella Cohen |
16 |
B ontfermt zich over S tot deze nuchter is; gesprek |
Breedsprakigheid, clichés, gekunsteldheid |
Verteller |
Eumaeus: Skin-the-Goat |
17 |
S en B praten bij warme cacao; S slaat aanbod van onderdak af; afscheid S van B na urineren in tuin |
Dialoog; catechisatie; pseudo-wetenschappelijk taalgebruik |
Verteller |
Ithaka: 7 Eccles Street |
18 |
B gaat naar bed waar Molly mijmert over haar leven, Boylan, S en B |
Monoloog vol grillige gedachtenstromen vlak voor slaap |
Molly |
Penelope: Molly Bloom |
© Hisgen van der Weel
|
|