[Nummer 219]
Voorwoord
Negentig jaar geleden, op 16 juni 1904 om precies te zijn, had James Joyce zijn eerste geslaagde afspraakje met Nora Barnacle, de vrouw waarmee hij de rest van zijn leven zou delen. Die dag werd de beroemdste dag uit de wereldliteratuur: in 1922 verscheen, in een blauwe omslag, Ulysses, waarvan het verhaal zich op 16 (en een stukje van 17) juni 1904 afspeelt. Vijfentwintig jaar geleden presenteerde John Vandenbergh de eerste Nederlandse vertaling van Ulysses. ‘Ik kwam, ik zag, ik schrok’, zo typeerde Vandenbergh zijn eerste reactie op het boek. Dit jaar, om precies te zijn op 10 november 1994, presenteren Paul Claes en Mon Nys de nieuwe Nederlandse vertaling van Ulysses.
Zoals er in 1969 een nummer van Levende Talen aan Joyce werd gewijd, zo besteedt nu BZZLLETIN bijna honderd pagina's aan de man die een mythe werd mede omdat hij een mythe wilde worden. Een man die in stilte, als balling, listig de taalgrenzen verlegde en zo waar hij ook woonde (22 jaar in Dublin, 37 jaar op het Europese vasteland), zich thuis kon voelen: hij maakte zich in zijn werken een moederstad, Dublin.
Elf liefhebbers hebben het in dit BZZLLETIN-nummer naar aanleiding van de nieuwe vertaling van Ulysses over Joyce. Liefdevol. Ontmythologiserend. Maar vooral met plezier, met lots of fun at weer een Joyce-again's wake.
De redactie