Bzzlletin. Jaargang 21
(1991-1992)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 28]
| |
Peter Nijssen
| |
[pagina 29]
| |
heeft Levi dwars in geschreven. Het staat uiteraard iedereen vrij een boek als Is dit een mens (1947) te beschouwen als ‘informatie over de verschrikkingen van het concentratiekamp’, maar een dergelijke kwalificatie zou Levi beslist als een regelrechte vloek in de oren hebben geklonken. Hij wilde ervaringen overdragen, leeservaringen die zich diep in de herinnering moesten griffen.
De belangrijkste concentratiekampen in het Derde Rijk
(uit: S. Dresden, Vervolging, vernietiging, literatuur) | |
Ongerepte machtHet is in dit verband opportuun een vraag te herhalen die verschillende cultuurfilosofen gesteld hebben: dreigt de menselijke beschaving ten onder te gaan aan een moedwillig geprogrammeerd hersenvirus, aan kwaaie beestjes die onze geheugens leegzuigen en (de inhoud) opslaan in de megabreinen van geweten- | |
[pagina 30]
| |
loze computers? George Steiner heeft bange vermoedens in die richting. ‘Nu al zijn onze schoolsystemen een georganiseerde vorm van geheugenverlies,’ waarschuwt hij.Ga naar eind1. Steiner voorspelt, als die ontwikkeling zich voortzet, het verlies van een essentieel menselijk vermogen dat tegelijk een vrijheid is, de ontembare vrijheid van de herinnering. In De toekomst van het boek doceert Steiner een frappant staaltje van geheugenkunst als verzetsmiddel en overlevingsstrategie. Het betreft een anekdote over een Russische lerares Engels: Onder Brezjnev - dat is niet zo lang geleden - kreeg ze eenzame opsluiting in het donker. Geen licht, geen papier, geen potlood. Die jonge vrouw had een... verslaving - nou ja, er is geen ander woord, waarom zou een groots boek geen drug zijn - ze was verslaafd aan Byrons Don Juan, een gedicht van zo'n dertig-, vijfendertigduizend regels, dat ze uit het hoofd kende. En ze dicteerde zichzelf in gedachten een Russische vertaling op rijm. Toen ze vrijkwam waren haar ogen niet goed genoeg meer: ze heeft de vertaling gedicteerd, die kun je kopen. In gedachten. Op rijm. Een mens als zij is onaantastbaar, en geen schoft ter wereld die zo'n mens een haar kan krenken. Wat je in je binnenste hebt, daar kunnen ze niet aankomen, dat kunnen ze je niet afnemen. Precieze herinnering is vrijheid, is de ongerepte macht van dat waar je van houdt, en dat niemand kan bevuilen of bezoedelen, of je af kan nemen. Hoewel de pathetiek van deze gloedvolle passage wat overspannen aandoet (een schoft hoeft bij voorbeeld alleen maar een kogel door zo'n geheugen te jagen), is het er een die Primo Levi waarschijnlijk uit het hart gegrepen zou zijn. Hij zou die regels met een schok van herkenning voorzien hebben van een dikke rode streep in de marge van de bladzijde, en wel vanwege de daarin beklemtoonde mogelijkheid je dat wat je gelezen hebt onder kommervolle omstandigheden te kunnen herinneren. De waarde van het lezen en van de sporen die het lezen in het geheugen achterlaat, ontdekte Levi pas ten volle nadat hij in Auschwitz terechtgekomen was. ‘Niet om als vee te leven schiep men u, maar om te reiken naar het hoogste en het beste.’ | |
Hopeloze strijdOver die ontdekking verhaalt hij in het hoofdstuk ‘De zang van Ulysses’ uit Is dit een mens. In dat hoofdstuk maakt een jonge student uit de Elzas (Pikkolo) aan Levi kenbaar dat hij Italiaans wil leren. De ik-figuur (die we in dit geval vanzelfsprekend gelijk kunnen stellen met Levi zelf) is graag bereid hem daarmee te helpen, en het enige wat hem op dat moment als leerstof te binnen schiet is ‘De zang van Ulysses’ uit de ‘Hel’, het eerste deel van Dantes Goddelijke Komedie. Uit zijn geheugen, ‘langzaam en nauwkeurig’, diept hij de tekst op over Ulysses die volgens een middeleeuwse legende uiteindelijk niet Ithaca bereikt, maar voorbij de zuilen van Hercules (de straat van Gibraltar) vaart en zo een wisse dood tegemoet drijft. Hoewel Levi ‘gaten’ in zijn geheugen constateert, weet hij die zang, hakkelend en regels overslaand, toch tot het einde toe op te zeggen. ‘Luister’, zegt Levi, aangekomen bij de cruciale regels, ‘let op, Pikkolo, zet je oren en je verstand wijd open, je moet het begrijpen: “Niet om als vee te leven schiep men u, maar om te reiken naar het hoogste en het beste”.’ In zijn voordracht ‘De kunst van het lezen’, die eindigt met enkele indringende notities over Is dit een mens, wijst J.F. Vogelaar op het belang van die regels: Al lezend - herlezend zou ik zeggen - begint Levi ook zelf de tekst beter te begrijpen nu hij haar met andere ogen ‘hoort’. Is hij niet ook zelf een grens gepasseerd? Zelden heb ik zo indringend de kunst én de zin van het lezen gedemonstreerd gezien; lezen en | |
[pagina 31]
| |
schrijven als twee zijden van een hopeloze strijd tegen het vergeten. (...) Op dat tijdstip dat Levi beschrijft was hij zelf nog geen schrijver, maar in elk geval wel een dankbare lezer.Ga naar eind2. In nog een ander opzicht is het betekenisvol, ik moet eigenlijk zeggen: frappant, dat Levi zich in Auschwitz deze zang uit de ‘Hel’ herinnerde. Een dankbare lezer, schrijft Vogelaar. Maar Levi was louter en alleen een dankbare lezer dankzij de kracht van zijn geheugen. Want boeken, die waren er niet in het kamp. Over diezelfde kracht diende men in pre-alfabetische tijden (of in ieder geval in perioden waarin teksten nog niet algemeen toegankelijk waren) te beschikken om kennis in het geheugen op te nemen en over te dragen. Met het oog daarop ontwikkelden mensen een mnemotechniek, die als vanzelf uitgroeide tot een geheugenkunst. | |
GeheugenkunstDe geschiedenis van deze oude techniek, van de klassieke geheugenkunst tot en met het theatergeheugensysteem van Robert Fludd uit de zeventiende eeuw, is uitvoerig beschreven door de historica Frances A. Yates in haar boek De geheugenkunst. Yates laat daarin zien dat de mnemotechniek van de oude Grieken was gebaseerd op een methode van plaatsen en beelden. De geheugenkunstenaar diende zich een gebouw voor de geest te halen waarin, al wandelend door de verschillende ruimten, de kennis diende te worden opgeslagen en nadien tevoorschijn kon worden gehaald. Het is veelzeggend genoeg dat aan deze klassieke geheugenkunst een eind kwam door de inval van de Vandalen in Rome, aan het begin van de vijfde eeuw, die tevens het begin van de vroege (duistere) middeleeuwen vormde. Voor zover de geheugensystemen bewaard bleven, werden ze volkomen geannexeerd door en aangepast aan het christendom. Door die kerstening werd de geheugenkunst een middel om de tot zonde geneigde mens te herinneren aan de hel en het vagevuur. Dantes ‘Hel’, beweert Yates, is bewust volgens de methoden van de middeleeuwse geheugenkunst gecomponeerd: dat die beschouwd kon worden ‘als een soort geheugensysteem om de hel en haar straffen, met frappante beelden op geordende plaatsen, te onthouden, zal op een bepaalde manier als een schok komen.’Ga naar eind3. Hoewel het mij al te gewaagd lijkt om er daarom van uit te gaan dat het inherente geheugensysteem van Dantes ‘Hel’ de reden is geweest dat Levi zich nu net een fragment uit dat gedicht kon herinneren, is het toch in het oog springend (en in zekere zin zelfs navrant) dat diens geheugen precies in de hel van Auschwitz die tekst genereerde. Als De goddelijke komedie, zoals Yates stelt, een voorbeeld bij uitstek is van een leerdicht dat met mnemotechnische middelen abstracte denkbeelden omzet in concrete voorstellingen, dan lijkt het mij omgekeerd wel mogelijk dat de akelig concrete voorstelling van het infernale kamp in het geval van Levi de herinnering aan fragmenten uit de ‘Hel’ van Dante heeft weten te wekken. Hoe het ook zij, één van de procédés uit de geheugenkunst heeft Levi later zelf nog eens literair benut bij het schrijven van Het periodiek systeem. In die verhalenbundel heeft Levi zijn liefde voor de chemie en de literatuur gecombineerd door het periodiek systeem, dat op zichzelf al een soort geheugentheater van de rangschikking en verwantschap der verschillende chemische elementen isGa naar eind4., te gebruiken als een raamwerk voor het schrijven en groeperen van persoonlijke herinneringen aan zijn leven als chemicus en de geschiedenis van zijn voorouders. ‘Ik heb natuurlijk ook veel aan de scheikunde gehad als ordeningssysteem, als periodic table, als de gewoonte om gedachten te ordenen,’ vertelde Levi in een gesprek met Germaine Greer (opgenomen in de bundel Gesprekken). In het slothoofdstuk van Het periodiek systeem wordt die gebruikswaarde van de tabel nog directer in verband gebracht met de herinnering: Welke chemicus die op dat punt van zijn leven [waarop hij het eind van zijn loopbaan voelt naderen PN] is aangekomen vindt in de tabel van het Periodieke Systeem, of de monumentale registers van Beilstein of Landolt, niet de treurige flarden of de tro- | |
[pagina 32]
| |
feeën van zijn beroepsverleden terug? Hij hoeft maar een willekeurig handboek door te bladeren en de herinneringen komen bij bosjes (...). | |
De strategie van SheherazadeVoor Primo Levi betekende het feit dat hij in het inferno van Auschwitz literaire bagage in de koffer van zijn geest droeg niets minder dan een redding. ‘Ik zou de soep van vandaag ervoor geven om te weten wat er komt tussen “non ne avevo alcuna” en het eind,’ bekent Levi in de passage over het opzeggen van ‘De zang van Ulysses’. En enkele jaren later, toen hij zijn kampervaringen begon op te schrijven, besefte hij opnieuw de grote waarde van wat hij aan literatuur in zich had opgenomen. In genoemd gesprek met Germaine Greer zei hij daarover: Nu ik erover nadenk zie ik dat het boek [Is dit een mens PN] vol literatuur zit, literatuur die ik op school tegen wil en dank had opgezogen, want ik hield niet erg van Italiaanse literatuur. Ik deed liever scheikunde. De theoretische lessen over poëzie, over de roman vond ik maar saai. En precies op het juiste moment, toen ik behoefte had om te schrijven (en ik had behoefte om dit boek te schrijven, een ziekelijke zelfs) bleek er een programma - software - in mij [en niet in een extern geheugen! PN] klaar te liggen. Het kwam voort uit alles wat ik, ook wel tegen mijn zin, gelezen had; Dante op de middelbare school, de klassieke Italiaanse schrijvers. Daar heb ik veel aan gehad. Het was voor mij een toetssteen. Een mentale leidraad. De beschikking over de terugwerkende kracht van zijn leeservaringen betekende dan ook niet zijn enige houvast in Auschwitz. Levi dankt zijn overleving van het kamp naar eigen zeggen aan een samenloop van omstandigheden, maar daarnaast aan wat hij noemde het muurvaste voornemen om, indien hij mocht overleven, zijn verhaal te vertellen. ‘Dat was het minste wat ik kon doen. Het navertellen, getuigenis afleggen, dat was een doel om voor te overleven. Niet leven én vertellen, maar leven om te vertellen,’ aldus Levi in ‘De overleving voorbij’.Ga naar eind5. Het was een voornemen dat achteraf ook inderdaad onwrikbaar bleek. Geheugenkunst en vertelkunst als vitale redmiddelen: een vergelijking met Sheherazade uit de verhalen in Duizend-en-één-nacht dringt zich onweerlegbaar op. Zoals zij, nacht na nacht uit het hoofd verhalen vertellend, aan de wurgende handen van haar moordlustige echtgenoot ontsnapt, zo heeft Levi, door wat er aan ongeschonden taal uit boeken in zijn hoofd opgeslagen lag en door zijn vertellersinstinct, kunnen overleven aan de wreedheid van het concentratiekamp en aan de traumatische herinneringen daaraan. En evenals Sheherazade is Levi na Is dit een mens doorgegaan met vertellen, doorgegaan met de moed der wanhoop en het minieme vooruitzicht er net als Sheherazade, die haar man ten slotte het geloof in reine vrouwen terugschenkt, ooit in te slagen iemand tot inkeer en tot rede te brengen. ‘Het navertellen, getuigenis afleggen, dat was een doel om voor te overleven. Niet leven én vertellen, maar leven om te vertellen.’ | |
De ondraaglijke duisternis van KafkaZijn hang naar redelijkheid en zijn verlangen te ‘leven om te vertellen’ doen Primo Levi grondig verschillen van iemand als Franz Kafka, voor wie het schrijven eerder een ont- | |
[pagina 33]
| |
snapping aan het (maatschappelijk) leven betekende. Kafka breng ik hier niet zomaar ter sprake. Levi heeft zich ooit zelf intensief met Kafka bezig gehouden - hij vertaalde Der Prozess - en kwam in die periode tot de pijnlijke constatering dat de intentie van Kafka's schrijverschap naar zijn gevoel een aan die van het zijne tegenovergestelde richting uitging. (Zie hierover de bijdrage van J.F. Vogelaar elders in dit nummer.) De ‘hallucinaties’ van Kafka heeft Levi ervaren als de verschrikkingen van de binnenste duisternis, stellig omdat hij vergelijkbare verschrikkingen aan den lijve had ondervonden.Ga naar eind6. Het kan daarom haast niet anders, of Levi moet ook Kafka's verhaal ‘De hongerkunstenaar’, indien hij dat gelezen heeftGa naar eind7., als uitermate deprimerend ervaren hebben. De kunst van het hongeren, bedreven door een broodmagere en steeds zwakker wordende, gekooide artiest, kan voor iemand met herinneringen aan de Duitse kampen nauwelijks anders dan als pervers gezien worden. Is dit een mens is doorweven met een rode draad van knagende honger en brandende dorst waaraan Levi en diens kampgenoten waren blootgesteld. Ik volsta met één schrijnend voorbeeld: Je hoort het ademen en snurken van de slapers, sommigen kreunen of praten. Velen smakken met hun lippen en bewegen hun kaken. Ze dromen dat ze eten: ook dat is iets dat we allemaal dromen. Het is een meedogenloze droom; degeen die de mythe van Tantalus bedacht heeft moet hem gekend hebben. Je ziet het eten niet alleen, maar je voelt het in je hand, tastbaar en concreet, en ruikt de heerlijke, overweldigende geur: iemand brengt het aan je lippen, en dan gebeurt er iets, elke keer iets anders, wat maakt dat je niet kunt eten. De droom valt uiteen, maar meteen daarna is hij weer present en begint opnieuw, eender en anders: en dat gebeurt onophoudelijk, voor ons allemaal, elke nacht en zolang de slaap duurt. De afwezigheid van elk vonkje overlevingsdrang bij de hongerkunstenaar uit Kafka's verhaal staat evenzeer diametraal tegenover de instelling van een overlevende als Levi. De absolute eisen die de hongerkunstenaar aan zijn kunst stelt (iets wat Levi ongetwijfeld een gebrek aan relativeringsvermogen zou hebben genoemd), voeren hem onontkoombaar naar de blinde steeg van zelfvernietiging. Maar wat zonder meer het meest in tegenspraak is met de kunstopvattingen van Levi, is het feit dat de hongerkunstenaar in zijn kunst volhardt, ook nadat iedereen zijn belangstelling voor diens vastnummer verloren heeft. Voor Levi is het communicatieve aspect van zijn vertelkunst - en dat is in zijn geval letterlijk: de kunst om met mensen in gesprek te zijn - primordiaal, iets waarvan bij wijze van spreken het leven afhangt. Vandaar zijn wil te leven om te vertellen, desnoods te vertellen tegen de klippen van de hel op. | |
Over leven/overleven/overleverenDie intense behoefte tot communicatie is één van Levi's motieven om te schrijven. In ‘Waarom schrijft iemand?’, dat te vinden is in De spiegelmaker, heeft hij eens negen motivaties tot schrijven expliciet geformuleerd. Hij laat ze overigens de revue passeren zonder op de eigen drijfveren in te gaan. Welk motief zou Levi zelf als het voor hem belangrijkste hebben aangewezen? Niettegenstaande het gewicht van de oorlogservaringen en van alle motivaties tot schrijven die daaruit voortvloeien, moet er natuurlijk meer zijn om een schrijver te worden van zijn formaat. Dat waarschijnlijk niet alleen zijn deportatie een schrijver van hem heeft gemaakt, suggereert het feit dat hij zijn eerste gedichten al een paar jaar voordien op papier gezet had. Dit gegeven maakt het minder opmerkelijk dat Levi ‘de drang of de behoefte daartoe’ als eerste motief noemt in ‘Waarom schrijft iemand?’ Hij acht dit ‘in principe de onbaatzuchtigste motivatie’. Wie De kruissleutel kent, zal vermoeden dat Levi dit motief ook op zichzelf van toepassing heeft gevonden, al was het alleen maar omdat hij daarin de buiten iedere historische aanleiding liggende, en daarom misschien fundamentele beweegreden van zijn schrijverschap aangeeft. Hij doet dat waar hij de ik-figuur (een schrijvende chemicus die bij een Turijnse verf- | |
[pagina 34]
| |
fabriek werkzaam is, en vanwege die kenmerken ongeveer met Levi samenvalt) laat zeggen met vervroegd pensioen te willen om resoluut de weg van de verteller te kunnen gaan. Deze passage in De kruissleutel is autobiografisch, want vanaf 1977, na de publicatie van Het periodiek systeem en voor de verschijning van De kruissleutel (1978), bekent Levi zich, na een vervroegd pensioen, inderdaad definitief tot het volledige schrijverschap. Resoluut ook, al is het met spijt in het hart over zijn afscheid als chemicus. In De kruissleutel blijkt hoe puur en onbaatzuchtig die begeerte om te vertellen - het boek bestaat vrijwel integraal uit gesprekken - ook voor een door het noodlot geslagen auteur als Levi kon zijn. Hij figureert er als de sturende luisteraar van de aan vertellen verslingerde monteur Libertino Faussone (diens alter-ego). Levi, althans degene die diens rol op zich neemt, ontmoet Faussone in de kantine van een fabriek in Rusland, ergens aan de benedenloop van de Wolga. Aan één stuk door schudt deze monteur ten overstaan van zijn landgenoot met een verbazende geestdrift de ene na de andere belevenis als reizend sleutelaar uit zijn mouw, ‘want vertellen, dat weet u ook wel (...) is een van de plezierige dingen van het leven.’ Faussone spreekt even bevlogen over het installeren van kranen, olieplatforms, bruggen en masten - geen alledaagse onderwerpen in de literatuur - als over de mensen die hij op zijn werkreizen over de hele wereld ontmoet. In Faussones ogen zijn diens technische creaties bezield: Als je zo'n werkstuk maakt, waar je dagenlang met je handen en je hoofd mee bezig bent geweest, dat je hoog, recht, sterk en slank als een boom ziet groeien, en dat als het erop aankomt niet werkt, voel je je ellendig: net als een vrouw die een kind verwacht en er een krijgt dat mismaakt of achterlijk is. Faussone vertelt die verhalen op een eigenaardige manier, in een taal vol eigen woorden, met koppige volharding en een ongrijpbaar soort humor. Maar vooral met een ingetogen vreugde en trots over het werk dat hij verricht; het werk, dat de drijfstang van De kruissleutel is. Terwijl Faussone vertelt, realiseert zijn toehoorder zich met een schok van herkenning het gewicht van die arbeidsvreugde. Hij concludeert dat de ‘voor het individu meest bevredigende en de voor de menselijke samenleving nuttigste vorm van vrijheid erin bestaat om het werk dat je doet, goed, en dus graag te doen.’ De plaats en de waardigheid van het ambacht in het menselijk leven is tevens het voornaamste thema van De kruissleutel. Die vorm van vrijheid en die aan de uitoefening van een ambacht (of moet ik zeggen: twee ambachten?) ontleende waardigheid heeft Levi zich, als chemicus én als schrijver, ondanks alles kunnen veroveren.Ga naar eind8. Ondanks het feit bijvoorbeeld dat hij in het Chemisch Kommando van Auschwitz werk kreeg opgelegd, waarin zijn kennis van de chemie werd uitgebuit. Ondanks het feit ook, dat werk in Auschwitz, zoals Philip Roth het tijdens een interview met Levi (Gesprekken) verwoordde, ‘een afschuwelijke parodie op werk’ is, ‘zinloos en gevoelloos - arbeid als straf.’ En ten slotte ondanks het feit dat op de poort van Auschwitz (poort naar de hel) deze bedrieglijke woorden stonden te lezen: ‘Arbeit macht frei’. Roth stelt in hetzelfde interview dan ook volkomen terecht dat het mogelijk is om Levi's ‘volledige literaire arbeid te zien als een poging om werk zijn menselijke betekenis terug te geven.’Ga naar eind9. | |
De schaamte een mens te zijnIs De kruissleutel te beschouwen als een boek waarin de waardigheid van werk centraal staat, De verdronkenen en de geredden is, veel algemener, Levi's beslissende boek over de menselijke waardigheid. Beslissend, omdat De verdronkenen en de geredden de bodem van een zandloper is: de hele thematiek van Is dit een mens tot en met Zo niet nu, wanneer danf is erin neergeslagen. En in zekere zin wordt in dat boek ook de balans van zijn literaire werk opgemaakt: ‘het bevat meer gedachten dan herinneringen en houdt zich meer bezig met de huidige stand van zaken dan met voorbije gebeurtenissen.’ De schuldvraag, de eigen schaamte om het besef een overlevende te zijn, de gecorrumpeerdheid van de kamptaal, de nutteloosheid van het geweld en de positie van | |
[pagina 35]
| |
de ‘intellectueel’ in de kampen, de onmogelijkheid van fysiek verzet, de bespreking van de correspondentie die hij met een aantal Duitsers voerde naar aanleiding van de Duitse vertaling van Is dit een mens, en ten slotte de cruciale vraag hoeveel van de concentratiekampwereld terugkomt - dat alles brengt Levi in De verdronkenen en de geredden aan de orde met een huiveringwekkende precisie en objectiviteit.
Primo Levi (foto: Jerry Bauer)
Schaamte om de concentratiekampwereld beschouwt Levi, positief, als een soort afweermechanisme tegen recidives. Het is dezelfde schaamte waardoor zijn liefde voor Kafka ‘angst en afwijzing nabij’ komt, zoals Levi in zijn stuk in De spiegelmaker toegeeft. Kafka's weergave van K.'s berechting door een afstotelijk en ondoorgrondelijk tribunaal in Het proces, zou Levi ‘als overlevende van Auschwitz (...) nooit geschreven hebben, of nooit zo.’ En waarom niet? ‘Uit een zekere schaamte voor de dood,’ schrijft Levi, ‘die Kafka niet kende of, als hij die kende, afwees; of misschien uit gebrek aan moed.’ Niettemin eindigt Het proces met de regel ‘het was, alsof de schaamte hem zou overleven.’ Levi ziet het besef mens te zijn als het belangrijkste bestanddeel van die schaamte: K. schaamt zich ‘omdat dit geheime en corrupte tribunaal bestaat, dat doordringt tot alles wat hem omgeeft (...). Het is uiteindelijk een menselijk, niet een goddelijk tribunaal (...) en Josef, met het mes reeds in zijn hart geplant, voelt schaamte omdat hij een mens is.’ Anders dan Kafka wil Levi zich in en door zijn werk verzetten tegen een dergelijk door mensen opgelegd onmenselijk lot. | |
Waarnemen/waanmeren‘Wat kan ieder van ons doen om in deze wereld vol dreiging althans die dreiging te verijdelen?’ Het was, ik kom terug bij het begin, de hamvraag waarop Levi in De verdronkenen en de geredden een antwoord heeft proberen te geven, een antwoord tegen het vergeten. ‘Voor ons,’ schrijft Levi aan het eind van dat boek, ‘wordt het hoe langer hoe moeilijker om met jonge mensen te praten. We voelen dat als onze plicht en tegelijk als een risico: het risico dat we als een anachronisme worden beschouwd, dat er niet naar ons wordt geluisterd. Maar er moet naar ons geluisterd worden.’ Levi wil per se gehoord worden, al was het | |
[pagina 36]
| |
alleen maar omdat mensen maar al te gemakkelijk geneigd zijn te vergeten dat geweld op kleine schaal het grote geweld opnieuw kan uitlokken. Dat conflicten op kleine schaal nodig zijn en dat het een historische anomalie is dat er in Europa al veertig jaar lang vrede heerst, beschouwt hij als drogredenen. Soortgelijke aberraties hebben veertig jaar geleden tot een Wahnsee-conferentie geleid, een vertekenend waarnemen dat tot waanmeren heeft geleid. En dat tot waanmeren in het geheugen leidt, wanneer de herinnering aan Auschwitz vervaagt. Zulke rampzalige verschrijvingen in het collectieve geheugen wil Levi voorkomen: ‘We hebben Satan niet nodig; we hebben geen behoefte aan oorlogen en geweld, in geen geval. Er bestaan geen problemen die niet om een tafel zittend kunnen worden opgelost, als de goede wil daartoe er is en men elkaar vertrouwt, of vreest, eventueel (...).’ En aangezien vertrouwen aan te leren is, valt het eerste verre te verkiezen boven het laatste. De beulen van de grote waanzin toen, aldus Levi in De verdronkenen en de geredden, ‘waren mensen net als wij, gemiddelde menselijke exemplaren, gemiddeld intelligent, gemiddeld kwaadaardig; uitzonderingen daargelaten waren het geen monsters, ze hadden net zo'n gezicht als wij, maar ze waren slecht opgevoed.’ Als lezen onderdeel uitmaakt van een goede opvoeding - en dat máákt het - ligt het voor de hand De verdronkenen en de geredden minstens op de planken van iedere schoolbibliotheek te zetten. Een lichtpunt dat kan wegleiden uit het donker van meer wanen in de toekomst is diezelfde villa aan de Wannsee, waarin een halve eeuw geleden het gedrocht van de Endlösung werd bekokstoofd. Dank zij de inspanningen van Heinz Galinski, voorzitter van de centrale raad van de joden in Duitsland, is dit gebouw namelijk onlangs in gebruik genomen als gedenkplaats en documentatiecentrum van de Holocaust. Daarmee krijgt het de functie van een geheugentempel, van een ‘leerschool voor de democratie’, zoals Galinski het uitdrukte. Gezien zijn verlangen de toekomst weer een naam te geven en geweldsspiralen te doorbreken - hoe vergeefs die inspanning vrijwel steeds ook blijkt te zijn - zou Levi dit initiatief beslist met kracht ondersteund hebben. Het is niet moeilijk te raden waarom. Maar toch, en om te eindigen met Gerrit Kouwenaar, denkelijk hierom: het leven is goed maar het leven kan beter al die oorlogen tussen twee eeuwige vredes al dat doodgaan om langer te leven het leven is goed maar het leven kan beter vlees is hardleers maar zachter dan benen.Ga naar eind10. |
|