| |
| |
| |
S. Dresden
De beheersing van het ondoorgrondelijke
Wat zou een schrijver tot schrijven Brengen? Zo moeilijk het is op deze vraag algemeen antwoord te geven, zo gemakkelijk lijkt het in dit geval. Een jonge chemicus keert na lange omzwervingen uit Auschwitz naar zijn geboorteplaats Turijn terug met één doel voor ogen: de uitzonderlijke kampervaringen die hij en zijn lotgenoten ondergaan hadden mede te delen aan anderen. Zo zouden zij althans op zekere wijze en in zekere mate deelgenoten kunnen worden van onmenselijke situaties die elke voorstelling te buiten gaan, om daaruit lessen te trekken betreffende menselijke gedragingen.
Daarbij doet zich een aantal opmerkelijke feiten voor: verwoed en - het woord is niet te sterk - bezeten zet Primo Levi zich tot het maken van gedichten en van Is dit een mens, een beschrijving van de kamp-ellende die opnieuw beleefd wordt, maar aanvankelijk door de aangezochte uitgever niet voor publicatie in aanmerking kwam, toch door een kleine uitgeverij aanvaard werd en een in zekere zin ondergronds bestaan leidde. Gezien het latere overstelpende succes is dat op zichzelf al vreemd genoeg. Maar het is niet alles en zeker ook niet het belangrijkste.
In voor- en nawoorden die bij heruitgaven aan het werk zijn toegevoegd, verklaart Levi namelijk dat hij zonder Auschwitz wellicht nooit schrijver zou zijn geworden, dat hij als het ware gedwongen werd zijn ‘ghastly tale’ (woorden die aan Coleridge ontleend zijn) tot het bittere einde te vertellen, dat hij daartoe gelegenheid had aangezien hij over een fotografisch geheugen beschikte, dat ten slotte het verhaal waaraan hij werkte toch ook al en ten volle in zijn gedachten, zijn wezen, gereed lag en hij zich dus in plaats van schrijver als overschrijver kon beschouwen.
Stuk voor stuk zijn deze mededelingen van belang voor Levi's schrijverschap. Hij zou als een amateur, maar dan een amateur van buitengewone allure, gezien kunnen worden, die pas later van beroep en dus professioneel schrijver werd, wat wel zal inhouden dat hij met schrijven in zijn onderhoud kon voorzien.
Wat dit laatste desnoods zou kunnen betekenen doet voorlopig niet ter zake. Allereerst moet erop gewezen worden dat juist de onvoorstelbare ellende en de radicale ontmenselijking van de dodenfabriek die Auschwitz geweest is, hem tot schrijven dwingen. Een ‘Verklaring’ daarvoor (op dit gebied is alles altijd te verklaren!) is overigens niet onmogelijk, maar dan moet eveneens vastgesteld worden dat het tegenovergestelde ook zinvol mag heten en met kracht van valide argumenten betoogd kan worden. Hoe vele malen is er niet op gewezen dat kampervaringen onbeschrijflijk zijn? Gaat dat wellicht te ver, dan doet zich een andere moeilijkheid voor.
Levi wist waarschijnlijk niet en kon ook niet weten, dat Adorno in Auschwitz een bijna grondeloze afgrond ontdekte waarin de Europese beschaving gevallen was. Zo diep en zo ontstellend dat het schrijven van gedichten sindsdien niet anders dan ‘barbarisch’ genoemd kan worden en ik zal niet ver van de waarheid zijn, wanneer ik vermoed dat hij feitelijk het geheel der literatuur in gedachte had. Voor een willekeurige lezer zal dat te meer het geval zijn, wanneer hij bedenkt dat niet alleen Adorno maar eigenlijk iedereen die zich tot schrijven heeft gezet, er onuitgesproken of meestal in veelvuldig uitgesproken bewoordingen van uitgaat dat het onmogelijk is de kamp werkelijkheid weer te geven, dat het onzegbare dus overal en altijd aanwezig zal zijn, dat alles wat gezegd wordt alleen maar een flauwe en zelfs misleidende afschaduwing moet blijven van wat door een enkeling nog verteld kan worden, maar door verreweg de meesten met de dood bekocht en dus in zwijgen gehuld is. Tegenover hen is spreken of schrijven zelfs een onvergeeflijke belediging, een schandelijke aantasting en ontheiliging van hun martelaarschap.
Later, in enkele beschouwingen uit De verdron-
| |
| |
kenen en de geredden met name, blijkt Levi ook zelf lang niet ongevoelig te zijn voor deze manier van denken en van beleven. Toch gaat hij een andere weg of, beter gezegd, hij werd na zijn terugkeer een andere weg opgedreven die aanvankelijk weinig of niets met enigerlei keuze van doen had, maar op den duur welbewust tot een eigen beslissing werd.
| |
Spiegeling
Over de rangorde die zou bestaan tussen dit diepe mede-lijdende zwijgen en het ondanks alles toch literaire vertellen van dit lijden kan lang getwist worden. Ik zal er niet aan meedoen, ook al moet mij van het hart dat ik juist in dergelijk twistgeschrijf een nutteloze, ergerlijke en zelfs moreel onbehoorlijke benaderingswijze zie waarbij de zaak zelf, het afgrijzen dat een ieder bevangt, uit het oog wordt verloren en inderdaad alleen maar een zaak is. Ik bepaal mij dientengevolge ertoe vast te stellen dat Levi een verteller van verhalen wordt, zonder dat daarmee ook maar iets wordt afgedaan aan de intensiteit van zijn persoonlijke beleving of aan de eerlijkheid waarmee deze vorm wordt gegeven. Het is zonder enige moeite vol te houden dat alles wat hij geschreven heeft onder verhalen kan worden gerangschikt. Uiteraard verschillen ze onderling niet alleen van inhoud maar ook van aard en van doelstelling die hij zelf in de meeste gevallen heeft gepreciseerd.
Het eerste werk, van 1946 maar pas tien jaar later een groot succes, wenste hij vooral zo niet uitsluitend beschouwd te zien als een getuigenis, een document dat Auschwitz betreft en zich dus, als men het zo mag zeggen, bijna in de plaats van het kamp laat stellen of althans de enige mogelijkheid omvat om het te doen ‘herleven’. In ieder geval wordt gepoogd de relatie geschrift/beschreven werkelijkheid zo nauw mogelijk te maken.
In 1963 verschijnt Het respijt, dat de terugtocht van de schrijver uit Auschwitz naar Italië beschrijft. In die zin is het ongetwijfeld een vervolg op het eerst gepubliceerde, maar het is wel meer dan vijftien jaar later geschreven. Verschillen zijn dan ook duidelijk merkbaar: het avontuurlijke krijgt een grotere functie, de toon is wat helderder ook al blijft er een zware strijd op leven en dood bestaan. Evenals Is dit een mens betreft het echter ook een verslag, wederom van wat toen een vreemdsoortige werkelijkheid had geboden: het is deze ‘reis’, dit rondtrekken of nog beter rondgesold worden van deze groep mensen. Beide zijn dus autobiografische verhalen waarvan de lezer de exacte spiegeling met de werkelijkheid mag en moet veronderstellen.
Als ik nu de chronologische orde doorbreek staat het dichtst bij Het respijt de roman die de titel draagt Zo niet nu, wanneer dan? die in 1982 verschenen is. Bij mijn weten is het de enige keer dat in Levi's werk het woord roman wordt gebezigd, en het is ook vermoedelijk het beste inderdaad over een avonturenroman te spreken. Maar dan is het noodzakelijk zich af te vragen welke avonturen aan de orde komen en waarin het verschil ligt met het veel eerdere nauwkeurige verslag van persoonlijke gebeurtenissen.
Beide geven parallelle gebeurtenissen weer, ook al zal onmiddellijk opgemerkt worden dat de relatie tot de werkelijkheid geheel verschillend is: in het ene geval eigen ervaring, in het andere fantasie die niet strookt of niet behoeft overeen te stemmen met welke realiteit dan ook. Maar daar ligt nu juist de literairtechnisch niet onbelangrijke moeilijkheid. Aan het werk uit 1982 heeft Levi enkele bladzijden (en zelfs een kleine bibliografie) toegevoegd om de waarheid en werkelijkheid van zijn roman te bekrachtigen. De verhalen van een groep partizanen zijn hem al in 1945 door een vriend verteld, zodat zijn bedoeling inderdaad kan zijn een waar verhaal van lijden, waardig heroïsme en uiteindelijke overwinning te bieden. De gebeurtenissen die beschreven worden hebben metterdaad in het leven der vrijheidsstrijders plaats gevonden, ook al is er bovendien het nodige verzonnen. Het gevolg is dat deze korte notitie van de romancier die geen romancier wenst te zijn, kan eindigen met een (nauwkeurige?) opgave van denkbeeldige personen of ervaringen en van werkelijke of ware of echte. En dat heeft bijna onherroepelijk weer tot gevolg dat de gewone lezer bevangen wordt door een zekere aarzeling: hij kan maar moeilijk tot een onbetwijfelbare conclusie komen betreffende het werkelijkheidsgehalte van beide werken en
| |
| |
moet afgaan - wat hij graag zal doen - op het woord van de schrijver dienaangaande. Daarom zal het beter zijn de aard der avonturen in beide vertellingen - dus in verslag en roman - iets nader te bepalen.
| |
Verzet
Spreek ik in beide gevallen van avonturen, dan moet er wel onmiddellijk aan toegevoegd worden dat het om een heel bijzonder soort van spannende gebeurtenissen gaat. In de gewone avonturenroman komen spanning, onverwachtheid, amusement, soms sociale kritiek in een bonte mengeling van aan elkaar geregen episodes voor. Elke orde wordt door wanorde doorbroken, wat gelegenheid biedt tot een nieuwe of in elk geval onverwachte en verrassende blik op het menselijk gebeuren. In die zin kan ook bij Levi over avonturen gesproken worden, maar daarbij is toch meestal amusement in de gewone betekenis van het woord afwezig en zelfs misplaatst. Het is niet zo dat de terugkerenden of de partizanen zich niet op gezette tijden zouden vermaken, wel gaat het dan altijd om ontspanning van getraumatiseerde karakters in de grenssituatie van gehavende levens die verwoed strijdend hun verzet niet opgeven en daardoor een vorm van heldhaftigheid vertegenwoordigen waaraan Levi niet ten onrechte wezenlijke waarde toekent. Zij bezitten een waardigheid die voor hem begin- en eindpunt is van het ware menszijn.
Als ik mij niet vergis, is zo het radicale verschil aangegeven tussen zijn avonturen en alles wat in de gebruikelijke avonturenroman gangbaar is. In deze laatste zijn helden ofwel afwezig ofwel niet werkelijk heldhaftig. Wat de helden van Levi bezielt is in eerste en laatste instantie het verzet, zodat de afschuwwekkende werkelijkheid weliswaar ondergaan wordt maar zich ook richt naar de wensen en eisen van de handelende persoon.
Daartegenover staat dan weer dat hier en in de gebruikelijke romans de karakters zich nauwelijks binnen het tijdsverloop ontwikkelen. Wat echter in het ene geval als psychologisch gebrek moet worden beschouwd, krijgt in het andere de kracht en de functie van het verzet dat zich onverzettelijk vastklampt aan de persoon die men is en blijven wil.
Primo Levi (foto: Jillian Edelstein)
| |
Wendingen
Tot nu toe zijn de geschriften van Levi - verslag, getuigenis, roman - te rangschikken onder getuigenis, ook al springen verschillen in het oog. In Is dit een mens wil hij, zoals gezegd, vooral materiaal bieden voor een latere rustige studie (naar hij zelf mededeelt), zodat het boek de in zijn ogen hoogste documentaire lading van een ooggetuige bezit. Met het verslag van de terugreis is het niet anders gesteld,
| |
| |
terwijl de roman ondanks alles toch ook als een solide documentaire getuigenis beschouwd wenst te worden.
Door deze drie werken uit verschillende periodes bij elkaar te plaatsen heeft het er alle schijn van, dat in de figuur van Levi een romancier wordt aangetroffen die zich niet alleen maar romancier acht, dat de verhalen wel en niet geheel als documenten of getuigenissen te beschouwen zijn, dat ten slotte de joodse problematiek ofwel het exclusieve onderwerp uitmaakt ofwel een niet onbelangrijk onderdeel der werken is. Naar mijn mening is dit alles schijn maar toch niet onwaar.
Er doen zich in het oeuvre en dus in het schrijverschap van Levi opmerkelijke wendingen voor. Ze zijn uiteraard allereerst te verklaren door wat hij zelf publiceert, maar voor een deel toch ook door de vreemde curven van zijn succes als wereldberoemd auteur. Het gevolg is dat het bijna geen toeval meer lijkt wanneer zijn eerste boek geweigerd werd en vervolgens een zo mondiale bekendheid verwierf. Voor velen bestaat namelijk het gehele werk van Levi uit de eerste twee publicaties met aansluitend daarop de roman die hier tegen de chronologie in als derde ter sprake is gekomen. Voor anderen ligt de eigenlijke waarde van Levi als verhalenverteller juist in latere werken besloten.
Wat men hiervan ook denken wil, feit is dat bundels als Stork naturali (uit 1967) en Vizio di forma (1971), waaruit een in het Nederlands vertaalde bloemlezing gemaakt is onder de titel De zesde dag, in hoge mate afwijken van wat Levi tot dat ogenblik verricht had. De verschillen zijn zo ingrijpend dat vele lezers er moeite mee zullen hebben deze talrijke verhalen inderdaad toe te schrijven aan de auteur van kampervaringen en reisavonturen. Zij zullen ongetwijfeld een argument kunnen vinden in Levi zelf die de eerste net genoemde serie verhalen onder pseudoniem publiceerde. In zeker opzicht verklaart hij zich daarmee niet alleen tot een ander schrijver maar kort gezegd tot een ander. De redenen daartoe reduceren zich binnen het hier gestelde kader tot één enkele: hij wenst voor een ander gehouden te worden en door te gaan, omdat hij iets geheel anders produceert, iets waartoe men hem wellicht na de kamp-ellende enz. niet in staat acht.
| |
Andere toonsoort
Er zouden gemakkelijk nog andere speculaties betreffende mogelijke oorzaken aan te geven zijn, maar ik beperk mij tot een krasse uitspraak van de auteur zelf. De eerste verzameling van verhalen karakteriseert hij namelijk als ‘schertsverhalen’ (Zacconti-scherzo) die men van de figuur die hij (geworden) was niet zou verwachten. Hij had namelijk, zo zegt hij, eerst serieuze boeken (libri seri) geschreven die voor een serieus publiek bestemd waren. Nu hij bemerkt had dat de eerste bundel goed ontvangen was, kon hij op die weg doorgaan en de tweede onder zijn eigen naam het licht doen zien.
Met deze verklaringen uit onverdachte bron zou alles min of meer duidelijk zijn; toch hecht Levi eraan met nadruk te verklaren dat er continuïteit en een soort brug bestaan tussen de ene groep van geschriften en de andere. Het concentratiekamp is immers de ergste en grofste vizio, de meest (be)dreigende monstruositeit die verdraaiingen (stravolgimenti) van de menselijke rede kunnen teweegbrengen. Beschrijft men dus allerlei afwijkingen, onmogelijkheden van verschillende aard op een wijze die aan science-fiction doet denken en een grappige indruk wekt, dan is weliswaar een geheel andere toon aangeslagen maar aan de inhoud is in wezen niets gewijzigd. In beide groepen komen soms afschuwelijke en dikwijls huiveringwekkende onderwerpen aan de orde, ze zijn alleen van de ene groep naar de andere in een geheel andere toonsoort geschreven.
Als dit inderdaad, naar ik meen, de opvatting is die Levi wenst te verdedigen, dan doen zich toch voor de lezer moeilijkheden voor. Waarom moet in dat geval eerst een pseudoniem worden gekozen? Waarom is de ene groep voor een bepaald publiek bestemd en de andere voor een ander? Staat het wel vast dat een verandering van register niets van wezenlijke betekenis aan de inhoud verandert? Het zijn vragen die bij een uitvoerige behandeling van Primo Levi onvermijdelijk beantwoord moeten worden en waarvan ik soms denk dat ze dan centraal zullen staan. Nu noem ik binnen dit verband nog een andere zaak die onmiddellijk verband houdt niet met de toon van schrijven en van vertellingen maar wel degelijk en uitsluitend met de inhoud ervan. Zou het toeval zijn dat
| |
| |
in deze amusante fantastische verhalen en later in De Kruissleutel (1978) elk spoor van joodse problematiek ontbreekt?
| |
Continuïteit en variatie
Na wat zojuist gezegd is blijkt het eenvoudigste antwoord uitgesloten. Men zou immers geneigd kunnen zijn te denken dat een auteur, welke dan ook en bij welke belangrijke of onbelangrijke onderwerpen ook, eens iets anders wil (wat dan vernieuwing of verrijking of koerswijziging mag heten). Maar Levi zegt toch dat daarvan bij hem althans in radicale vorm geen sprake is; er bestaat integendeel continuïteit en alleen verschil van vertelwijze. Wat moet dan met inhoudelijke verschillen begonnen worden?
Wanneer ik mij afvraag waar en wanneer Levi zich uitsluitend of in sterke mate met joodse problemen heeft beziggehouden, staan mij op het eerste gezicht vreemde resultaten te wachten. Er is dan namelijk de eerste, meermalen genoemde groep, vervolgens een tweede die volledig daarbuiten valt en ten slotte publicaties die als vervolg op de eerste joods gericht zijn: Zo niet nu, wanneer dan? uit 1982 en het laatst verschenen werk De verdronkenen en de geredden (1986), dat bestaat uit commentaren, uitwerking van eerder aangesneden thema's en zelfstandige verhandelingen. Tussen dit alles een rechte lijn van ontwikkeling te trekken zal moeilijk vallen.
Het wordt er nog moeilijker op als ik nu ook noem de autobiografie Het periodiek systeem (1975), die uit de aard der zaak langdurig stilstaat bij joodse voorvaderen en achtergronden. Als interessant voorbeeld van continuïteit èn variatie komt ten slotte de verhalenbundel Lilit ealtri racconti (1981) in aanmerking, waar ook de Nederlandse vertaling (Lilith) de verschillende verhalen onder drie hoofden rangschikt: onvoltooid verleden tijd, voltooid toekomende tijd, onvoltooid tegenwoordige tijd. In de eerste rubriek staan alle verhalen die wederom verwijzen naar Auschwitz, de tweede geeft een nieuwe reeks van zogenaamde schertsverhalen, in de derde staan ware verhalen die werkelijk gebeurd zouden zijn maar toch bevreemden. Een allegaartje dus, zal men zeggen. Misschien, maar dan zeker een mengelmoes die karakteristiek voor Levi's schrijverschap moet heten. Bovendien zal het geen toeval zijn dat de eerste rubriek als verleden, maar dan wel onvoltooid verleden wordt aangeduid, wat in het Italiaanse passato prossimo (nabij verleden) misschien nog beter uitkomt.
| |
Afkeer
Een uiterlijke ordening zoals hier gesuggereerd wordt levert weinig op en zeker niets wat een innerlijke samenhang van behandelde inhouden en eigen toonaard verduidelijkt. Uiteraard zijn er in het geheel geen aanwijzingen in te ontdekken voor contouren van Levi's joods-zijn. Daartoe zal men niet moeten afgaan op min of meer ingewikkelde wendingen in zijn schrijversbestaan maar simpelweg op uitlatingen zijnerzijds. Ze ontbreken geenszins, ook al zijn ze niet altijd even gemakkelijk te interpreteren. Feitelijk is het zo, dat zijn boeken voor een aantal mensen aanleiding zijn geweest Levi alle kennis van, alle gevoel voor joodse aard en joods denken, kort gezegd voor jodendom, te ontzeggen. Het is in uiterst felle bewoordingen uitgesproken waarbij nauwelijks verschil werd gemaakt tussen jodendom en specifiek Pools jodendom.
Tegen deze heftige en emotionele kritiek is dan ook terecht geprotesteerd, maar wat in beide gevallen had moeten gebeuren is achterwege gebleven. Alvorens mij bij de voor- of de tegenstanders te voegen zou ik toch willen weten wat onder Levi's jodendom of zelfs onder jodendom in het algemeen verstaan dient te worden. Ingaan op het laatste is totaal onmogelijk, om het eerste in enkele regels aan te duiden zal al moeilijk genoeg zijn.
Levi behoorde tot een Italiaans-joodse familie die als zo vele andere (maar niet alle) sterk geassimileerd was in de omgeving waarin ze sinds vele eeuwen leefde en zich volledig thuis voelde. Het gebeurde zonder dat hun joods-zijn verloochend werd, er was integendeel sprake, naar Levi in de eerste bladzijden van zijn autobiografische geschrift doet uitkomen, van een goedmoedige vertedering ten aanzien van grootouders, oudooms enz. van wie de typisch joodse hebbelijkheden als dierbare relicten ge- | |
| |
koesterd maar verder niet meer werkelijk serieus genomen werden. In het sociale milieu waartoe Levi behoorde viel daarmee gemakkelijk te leven; van antisemitisme had men nauwelijks of in het geheel geen last, zodat het joods-zijn ‘een vrijwel te verwaarlozen curieus detail (...) een kleine, grappige afwijking’ werd. Zelfs met de invoering van de rassenwetten in Italië veranderde daarin de eerste tijd niet al te veel.
Wel had Levi in zijn studententijd meer en meer een afkeer ontwikkeld tegen alle overgeleverde en onbewezen waarheden, zodat hij zich mede op grond daarvan tegen het fascisme zou gaan verzetten. Ik wil met nadruk vaststellen dat het om alle waarheden van dien aard ging. Wat hem nu overkwam en zijn verzet daartegen passen dan ook in een veel algemener systeem dat hij zich in de loop der jaren eigen had gemaakt en met volle overtuiging aanvaardde. Om dat duidelijk te maken zie ik een ogenblik af van joodse problematiek en richt me op een schijnbaar geheel ander aspect van de student en de afgestudeerde.
| |
Logica
Levi ontwikkelde als chemicus en natuurfilosoof een uitgesproken voorkeur, men zou bijna zeggen: een brandende liefde, voor overzichtelijke orde en de majesteit van natuurwetten die eeuwigheidswaarde bezitten. De heldere en duidelijke toetsing van feiten die in de natuurwetenschappen onvermijdelijk en noodzakelijk is, leverde bovendien een uitstekend tegengif voor de willekeur en verdwazing die alom heersten. Van dit rationalisme is een voorbeeld te geven dat nogal eens over het hoofd is gezien, terwijl het voor de persoon van Levi juist uiterst karakteristiek moet heten.
Vermoedelijk raakt iedere lezer van Is dit een mens zo gauw en zo volledig bevangen door de beschreven gruwelen van het kamp, dat hij geen aandacht overheeft voor de neerbuigende wijze waarop Levi al in de eerste bladzijden de fantasmi cartesiani (cartesiaanse hersenspinsels) noemt die hem tot zijn deportatie, dat wil zeggen, tot twee jaar terug, nog verstrikt hadden. De Franse wijsgeer, grondlegger en symbool van het strakke rationalisme, wordt nog een enkele keer en altijd op dezelfde manier genoemd, ook nog in het laatste werk van Levi waar te lezen staat dat naast de logica van Descartes ook de logica van de SS bestaat.
Wat er heeft plaats gevonden zal niemand ontgaan of zelfs maar verbazen. Als antifascist had Levi zich aangesloten bij een groep van (onervaren) partizanen die ontdekt wordt. Bij het verhoor heeft hij met een zekere bravoure misschien of wellicht uit trots en in elk geval waarheidsgetrouw medegedeeld dat hij cittadino italiano di razza ebraica was, dus werd hij naar Auschwitz vervoerd. Daar kwam hij als ieder ander in een totaal andere wereld terecht; als chemicus werd hij echter niet onmiddellijk vermoord maar in zijn beroep te werk gesteld en uit de allerergste ellende van de leefsituatie gered. Het weerhoudt niet dat met zijn overtuigingen en inzicht in strenge wetmatigheden ongeveer niets te beginnen viel. Bovendien was hij wel joods, maar al spoedig bleek dat hij eigenlijk van jodendom en joden geen flauwe notie bezat. Van het bestaan van Poolse joden of van Jiddisch had hij feitelijk geen benul, de meeste mensen die hij om zich heen bezag beschouwde hij als een vreemd volkje waarmee elke verwantschap ontbrak. En waarschijnlijk het ergste van alles: wie met zijn gehele wezen in heersende, begrijpelijke en overzichtelijke orde gelooft, wie algemeen geldende wetten verlangt en zoekt, wie meent dat wereld en leven te meten zijn en door de rede onderzocht en verklaard moeten worden, zo iemand wordt hardhandig (letterlijk en figuurlijk) op feiten van geheel andere aard gedrukt en bemerkt met schokkende schrik die tot in de botten doordringt, dat er ook rationele ontwikkeling van en binnen ongekende gewelddadigheid bestaat. De opvattingen en het wereldbeeld van Levi blonken weliswaar uit in fraaie overzichtelijkheid en waren naar zijn idee ook algemeen geldig, maar ze schenen nu met één slag vergruisd.
| |
Identiteit
Misschien is dit laatste woord te sterk en zou het beter zijn over identiteitscrisis te spreken. De term wordt weliswaar te pas en vooral te onpas gebruikt, maar kan juist in het
| |
| |
geval dat Levi biedt toch van nut zijn - mits bedacht wordt dat crisis niet alleen een ernstige psychische toestand aanduidt maar ook en vooral de daaruit voortvloeiende en noodzakelijke herbepaling en herafbakening van de persoon die men is en wenst te zijn.
Waar dat bij Levi op neer zal komen, is duidelijk: hij bemerkt voor altijd (zou men willen zeggen), dat zijn joods-zijn tot Auschwitz uiterst beperkt en vooral onvolledig is geweest. Het gevolg zal zijn dat hij, eerst door omstandigheden gedwongen maar al spoedig uit overtuiging en eigen vrije wil, de joodse aard zoals die zich in het Poolse jodendom openbaart nader te onderzoeken en te waarderen.
Wat hem daarbij wellicht het meest zal treffen is gelegen in de zekerheid dat verschraalde vormen die hij tevoren voor het jodendom hield (omdat andere hem eenvoudig onbekend waren) tot een foutief oordeel moeten leiden. Dat blijkt uit zijn bewondering voor alle mogelijke soorten van verzet die hij in de loop der kampmaanden ontdekt en die hij later, zelfs levenslang, als essentieel zal beschouwen voor joods-zijn en voor mens-zijn.
In die zin valt ook vol te houden dat hij een eigen en zo men wil nieuwe identiteit nu en ook later in geheel andere situaties verder ontwikkelt. Het is in het algemeen van belang daarop te wijzen, omdat naar aanleiding van Levi duidelijk kan worden, dat een persoonsidentiteit niet iets is dat men als een object bezit en dat zichzelf in de loop van de tijd gelijk blijft.
Identiteit in de betekenis die ik hier eraan geef is, als ik het zo mag zeggen, een bijna ongrijpbaar gegeven dat juist niet voor altijd gegeven is, maar elke keer opnieuw, dat wil dus zeggen, om tot een uiterste consequentie te gaan: elk ogenblik, veroverd en zorgvuldig onderhouden moet worden. In tegenstelling tot wat men pleegt te denken is identiteit geen kwestie van hebben maar van zijn, en daarmee is gezegd dat ze niet volledig dezelfde kan blijven en haar ‘wezen’ vindt in veranderingen die altijd weer verantwoord moeten worden.
Dat geldt in hoge mate voor Primo Levi: zoals bij iedereen het geval is wijzigt de persoon die hij is zich onder de druk van ongekende situaties die hij tracht te overzien. Wanneer die druk is weggevallen en het normale leven zich lijkt te stabiliseren, zet hij zich, met de gruizelementen aan levensbeschouwing en wereldbeeld die overgebleven zijn, aan het werk om zijn identiteit te herstellen, en wel op zodanige wijze dat het kamp daarin een plaats krijgt toegewezen. In de bouw van deze nieuwe identiteit ligt zijn waardigheid die voor een groot deel uit verzet bestaat.
| |
Waardigheid
Daarvan zouden veel voorbeelden op heel verschillend gebied te geven zijn. Ik denk nog niet eens aan een bondige uitspraak als ‘identiteit, dat is waardigheid’, maar vooral aan verklaringen uit het enige werk dat niets met joodse vraagstukken te maken heeft: De kruissleutel.
Dit werk bestaat in de meest letterlijke zin uit verhalen die twee personen elkaar vertellen, waarbij een van beiden verreweg het meest aan het woord is. Hij vertelt over zijn avonturen als handwerksman (hij is een monteur van kranen) en elke keer bij elk bouwsel komt te voorschijn wat tot het wezen van zijn werk behoort: de stugheid van de verteller komt als eigenschap voort uit zijn werk, zij is erin ‘gehamerd door zijn talloze gevechten met een tegenstander die per definitie hard is, het ijzer van zijn profielstaven en zijn houten.’
Dat mag plausibel klinken en karakteristiek zijn voor een interessant beroep, op het eerste gezicht heeft het weinig of niets te maken met de joodse identiteit en waardigheid van de chemicus en intellectueel die Levi duidelijk als de andere verteller is. Het is schijn. Niet alleen worden in dit werk vergelijkingen gemaakt tussen de ambachtelijkheid van beider beroep, er is ook sprake van meer dan dat - zoals tevens uit andere geschriften van Levi's hand blijkt.
De echte betekenis der chemie, de waarde en waardigheid van het vak, berust volgens hem altijd op een strijd. Er moeten gevechten worden geleverd met de feiten die koppig en weerbarstig zijn, met de natuur die een duistere macht lijkt te bezitten en dikwijls evenzeer Vijandin als Moeder genoemd kan worden, met krachten (in het algemeen gezegd) die vol geheimen en grillen steken. In de overwinning daarop, in de uiteindelijke heldere beheersing
| |
| |
van wat ondoorgrondelijk en duister was, ligt de vreugdevolle voldoening die de chemicus ten deel valt. Zou ik er verkeerd aan doen het allemaal samen te vatten onder de term ‘geslaagd verzet’ en zo een brug te slaan naar joods verzet en joodse identiteit die Levi zo dierbaar geworden zijn?
| |
Waardering
Het zou mogelijk moeten zijn nu een plaats in te ruimen voor aard en functie van de joodse intellectueel in en na Auschwitz. Te meer omdat Levi zich reeds in de eerste werken als zodanig doet kennen en er later in De verdronkenen en de geredden laat ik zeggen theoretisch op terugkomt. Dat gebeurt dan naar aanleiding van een heel opmerkelijk en indrukwekkend boekje van Jean Améry, Jenseits von Schuld und Sühne - Bewältigungsversuche eines Überwältigen, dat Levi na de zelfmoord van de auteur in handen kreeg.
Zij moeten elkaar in Auschwitz zijn tegengekomen, ook al verwart Améry hem klaarblijkelijk met een andere Levi en kan deze zich (ondanks een fotografisch geheugen) de gelaatstrekken van Améry niet voor de geest halen. In plaats van zelfs maar te resumeren wat beiden onder een ‘intellectueel’ willen verstaan - zij gaan ver uiteen! - houd ik mij uitsluitend aan titel en ondertitel van Améry's geschrift. Ik ben namelijk van mening dat Levi vooral de ondertitel niet uit zijn pen had kunnen krijgen. Zeker, ook hij was en is lange tijd door de gebeurtenissen overweldigd, ook hij heeft onmiddellijk deze diep en lang ingrijpende overweldiging willen overmeesteren. In die opzichten verschillen beiden niet zo veel van elkaar. Maar Améry doet verslag van pogingen die tot mislukken gedoemd zijn, Levi ziet zijn verzet met succes bekroond en vindt daarin zijn waardigheid en identiteit. Is hij daarom ook een waardiger auteur dan de andere? Het zou heel goed een bespottelijke vraag kunnen zijn, ware het niet dat er door menig lezer en vrijwel alle critici regelmatig over is gesproken en Levi zelf direct en indirect aandacht aan dit aspect heeft besteed.
Als uitgangspunt kies ik een onverwachte mogelijkheid: Pressers De nacht der Girondijnen - is door Levi in Italiaanse vertaling gelezen en van een nawoord voorzien dat onlangs (in het Nederlands overgebracht) bij een heruitgave van het boekje is gevoegd. Ik ga nu alleen op de negatieve elementen in die hij ondanks grote waardering en bewondering ontdekt. Hij signaleert dan ‘een zeker intellectualistisch vertoon, een wat al te gekunsteld en gezocht taalgebruik’ en heeft verder aanmerkingen op de onvaste toon, ‘schommelend tussen onbeheerste emotie en gespeelde luchtigheid’, van een auteur die ‘niet vrij is van de barokke mooischrijverij’. Er wordt bovendien met citaten gestrooid en ‘de gruwel van bepaalde situaties is breed uitgemeten waar je terughoudendheid en zwijgen zou verwachten.’
Of deze niet geringe bezwaren terecht worden geuit doet op dit moment niet ter zake, belangrijker is dat erin kan worden afgelezen wat Levi bij zijn schrijven voor ogen moet hebben gestaan. Hij verlangt zonder twijfel naar een uiterst sobere, bijna klassieke taal, naar emotionele rijpheid of in ieder geval naar een uitdrukkingswijze die desnoods door zwijgen doet uitkomen welke emoties de schrijver beroeren, naar authentiek evenwicht dat alle mogelijke schommelingen achter zich en overwonnen heeft. Op die wijze, en alleen op die wijze, kan volgens hem aan onbeschrijfelijke ervaringen literair recht worden gedaan, en daarin is hij - wil ik toevoegen - voorzover het zijn eigen werk betreft ook ten volle geslaagd.
Dat zal ook één van de oorzaken geweest zijn die zijn vermaardheid en invloed bepalen: de lezer voelt zich aangedaan en diep getroffen, hij is ook (om het maar ronduit te zeggen) door de fraaie vormgeving en het edele gehalte van zijn gevoelens en gedachten in zekere mate gerustgesteld. Zoals bij grote tragedies waarin afschuwelijke gebeurtenissen plaatsvinden het geval is, heeft de lezer uiteindelijk ook hier vrede met het gebeurde en vindt hij er zelfs een heel vreemd en zeker griezelig ‘genoegen’ in.
| |
Eigen plaats
De vraag die iedere lezer wel kwellen moet, laat zich dan als volgt formuleren: is Levi's waardigheid en onovertroffen afstandelijkheid niet al te goed geslaagd? Zou er juist
| |
| |
bij dit onderwerp niet altijd plaats moeten worden ingeruimd voor desnoods ongecontroleerde emotie? Het is wel denkbaar dat uitzonderlijke soberheid niet past bij de getormenteerde mentaliteit die Presser uitdrukking wil verlenen en die, waar het het kampleven betreft, nooit achterwege mag blijven. Kort gezegd, ook voor Levi's indrukwekkende waardigheid is een prijs betaald. Een prijs die eruit bestaat dat hij zo min als wie dan ook alles kon zeggen van wat ver buiten normale en gangbare grenzen om geschiedt.
In zekere zin gaat het om de waarde van waardigheid en vooral van dèze waardigheid die zich in geschriften betreffende getto en kamp onthult. Ook daar neemt Levi een eigen plaats in, omdat zijn drang naar rechtvaardigheid en menselijkheid, naar redelijke oplossingen, beheerst oordeel en verdraagzaamheid, voor verreweg de meeste lezers integer en aan geen twijfel onderhevig zal zijn. Daarin ligt ook voor hem de overwinning op het kwade en slechte dat zelfs de slachtoffers slecht maakt. Wat hij niet beschrijft is echter dat ook zijn oorlogsliteratuur zich noodzakelijk moet bewegen binnen onontwarbare grenssituaties waarin kampbewoners hun doodse leven rekken. Of beter gezegd: hij ziet wel degelijk de grondeloze absurditeit van het kampbestaan, maar verwerpt dat ook zo gauw als mogelijk om terug te keren naar jeugdidealen van orde en overzichtelijkheid. Dat heeft zijn - ik kan het niet genoeg herhalen - grote en grandioze waardigheid, het is evenwel ook een waardigheid die niet alle andere manieren van reageren behoeft op te zuigen en te omvatten of minderwaardig te maken.
| |
Tweedeling
Met Levi van mening zijn dat verzet tegen het kwade en tegen elke vorm van onrecht een fundamentele plicht is, behoeft geen nader betoog. Maar er is niet alles en misschien te weinig mee gezegd. Ook al zou het met veel moeite mogelijk zijn het kwade van het goede te scheiden, in kampsituaties wordt het vrijwel onmogelijk in dergelijke nobele algemeenheden te verkeren. Desondanks gaat Levi ertoe over in een naar mijn smaak wel al te gemakkelijke tweedeling. Is verzet tegen het kwaad van wat SS beoogde en uitvoerde goed, dan is elke vorm van wat ik nu maar collaboratie noem te veroordelen. Dan behoort het voetballen van joodse doodskommando's en SS-ers tot de ‘grijze zone’ die Levi met zijn gehele wezen verafschuwt; dan wordt iedere joodse leider in een getto tot een gedoemde en een verwerpelijk creatuur. Mij gaat hij in dat opzicht, wil ik staande houden, (veel) te ver, zo ver dat ik mij durf af te vragen waarom Levi met zijn chemische arbeid in een fabriek die voor de nazi-overwinning werkt, geen collaborateur zou moeten heten. Ik vraag het mij niet af en hij is niets van dien aard, maar het is wel de tweedeling die dergelijke stuitende en walgelijke vragen oproept.
Het is ongetwijfeld de systematische geest van Levi die daarvan oorzaak is; niet voor niets heeft hij op hoogst vernuftige wijze zijn levensverhaal in een (chemisch) systeem weten te verwerken. Het berust op de zekerheid dat chemische elementen zich onveranderlijk in een systeem laten samenbrengen en voor levenselementen hetzelfde zal en moet gelden. Daardoor bereikt Levi in alle opzichten een doorzichtigheid die men alleen maar bewonderen kan, maar die geen recht doet aan de broei en gisting die doodsnood, totale ontreddering en ongerijmdheid teweeg brengen.
Merkwaardig genoeg vind ik in Levi zelf een argument hiervoor. Niet alleen is het opmerkelijk dat hij zijn waardigheid in onmiddellijk verband brengt met gevestigde ethische normen en dat hij ongevoelig lijkt voor een herijking daarvan - het is geen toeval dat hij Nietzsche weerzinwekkend vindt -, hij spreekt ook buitengewoon weinig over schuld en schaamte die overlevenden zo dikwijls bevangen houden. Geen sprake is er nu bij hem van een uitgewerkt systeem waaraan vele ‘survivors’ juist grote behoefte hebben.
Nog opmerkelijker is evenwel dat zijn uitspraken dienaangaande soms onderling strijdig zijn en van schuldbekentenis (om welke reden ook) tot vrijpleiting reiken. Een conclusie van deze ambivalentie kan door hem noch door de lezer bereikt worden. Het is een bewijs te meer dat alleen voortgang en altijd weer verder onderzoek in deze geschriften aanvaardbaar en zinvol zijn.
|
|