Robert-Henk Zuidinga
Taal in letteren
Zoals Gerard Reve altijd wel de schrijver van De Avonden zal blijven en Joseph Heller die van Catch 22, zo blijft Samuel Beckett, ondanks alles wat hij nog meer gescheven heeft, vooral de auteur van Waiting for Godot. Dat die titel zelfs een eigen leven is gaan leiden, bleek toen een Engelse comedy-serie - spelend in een bejaardenhuis, u begrijpt - Waiting for God genoemd werd.
Dat is waarlijk niet het enige voorbeeld van een toneelstuk dat de woordenschat of het taalgebruik beïnvloedt. Zou iedereen die wel eens ‘De vis wordt duur betaald’ zegt, zich realiseren dat dat een regel uit Kniertje is? En nu we het toch over Herman Heijermans hebben: ooit nam de acteur Henri de Vries in De Brand in de Jonge Jan, waarin zeven getuigen moeten opdraven, alle rollen voor zijn rekening. Sindsdien heet het jongejannen als een acteur een aantal rollen in één stuk speelt.
Of neem ‘Nieuwsgierig Aagje’, die voluit ‘Nieuwsgierig Aagje van Enkhuizen’ heet. Haar naam komt van het toneelstuk Kluchtigh Avontuurtje van 't Nieuwsgierigh Aeghje van Enckhuysen, dat is toegevoegd aan T Leven en Bedrijf van Clement Marot. Uit het Fransch in het Nederduyts vertaalt door Jan Soet (1655). Aagje reist met haar buurman, een schipper, naar Antwerpen, waar haar nieuwsgierigheid haar danig in de problemen brengt.
Nog een term die aan een 17de-eeuwse klucht ontleend werd, is het wat Bargoens ogende sjakes in de uitdrukking ‘zich sjakes houden’ (zich koest houden). Het gaat hier om Jakus (een verbastering van Jacques, wat in het Frans een spotnaam voor een boer is), de hoofdpersoon in de Vlaamsche Klucht van Sinjoor Jakus Smul (1645) van W. van Bruyningnen. Deze Jakus moet zich, als hij zich in de nesten gewerkt heeft, een tijdje schuilhouden in een kast.
Verrassend veel zegswijzen komen uit de buitenlandse toneelliteratuur. Uitdrukkingen als ‘Hij is een echte Don Juan’ en ‘donjuanerie’ verwijzen naar de hoofdpersoon van een Spaans verhaal uit de 14de eeuw, Don Juan Tenorio. Zijn wereldwijde bekendheid dankt hij aan de schrijver Fra Gabriel Tellez, die onder het pseudoniem Tirso de Molina een toneelstuk aan hem wijdde: El burlador de Sevilla y el convivado de piedra (De vrouwenverleider van Sevilla en de stenen gast) (1630). Don Juan werd als operafiguur bekend als Don Giovanni. De versie van Mozart (met een libretto van Lorenzo da Ponte) produceerde ook nog het woord leporelloalbum (een in harmonikavorm gevouwen prentenalbum). Leporello was in die opera het hulpje van de Don en opende op een onbewaakt ogenblik het boek waarin die zijn erotische veroveringen bijhield.
En als we, in dit stukje over de invloed van toneel op onze taal, nog even bij de opera mogen verwijlen: verscheidene types in de opera zijn genoemd naar zangers of zangeressen die daarvan een onvergetelijke typering neergezet hebben. De bekendste op dat vlak is de dugazon, het onschuldige meisje in de komische opera, genoemd naar de zangeres Louise-Rosalie Lefèvre (1755-1821), die, sinds haar huwelijk met Jean Baptiste Henri Gourgault Dugazon, als Rose Dugazon bekendheid verwierf met dat soort rollen. Naar haar collega Antoine Trial (1736-1795) is de trial genoemd, de komische tenor.
Ja, zelfs de operette heeft een bijdrage geleverd. De mascotte, het voorwerp dat geluk heet te brengen, is weliswaar voor het eerst in het werk van Emile Zola aangetroffen, maar werd bekend door de operette La Mascotte (1880) van Edmond Audran (1842-1901).
De Commedia dell'Arte, die - deels geïmproviseerde - blijspelen uit het Italië van de 16de - 18de eeuw, heeft het Nederlands met name een paar kledingstukken geleverd. De pantalon, bijvoorbeeld, komt rechtstreeks van de figuur Pantaleone, die in die stukken een lange, nauwe broek droeg. De jas is waarschijnlijk een verkorte vorm van Paljas. De almaviva, een lange mantel, heet naar de graaf en gravin Almaviva, hoofdpersonen in Le Marriage de Figaro en Le Barbier de Seville, de twee bekendste blijspelen van Beaumarchais (Pierre Augustin Caron, 1732-1799).
De rol van het Franse drama in onze taal kan