Bzzlletin. Jaargang 21
(1991-1992)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 73]
| |||||||||||
VII. Degeneratie en frustratieZoekende vrouwenEmants publiceerde de verhalen ‘Dood’ in 1890 en ‘Argwaan’ in 1892. Beide novellen werden in 1892 in de bundel Dood bijeengebracht, zij het dat de titels waren gewijzigd in respectievelijk ‘Zwijgen’ en ‘Spreken’. De tweede druk van het boek verscheen in 1916, nu onder de gelukkiger titel Afgestorven. In deze uitgave zijn de weinig bevredigende titels van de verhalen weggelaten en zijn deze slechts genummerd. Een gemeenschappelijke huwelijksthematiek verbindt de novellen. Beide verhalen werden gepubliceerd in de tijd dat Marcellus Emants aan Een nagelaten bekentenis werkte en zij werpen een belangwekkend licht op de roman. In het eerste verhaal beschrijft Emants de verkilling in het huwelijk van Johan en Clara van Harden. Johan is een luitenant in het leger, een gespierde man met brede schouders, een sabel, en een krachtig ontwikkeld gevoel voor discipline (‘Een militair denkt niet, maar gehoorzaamt!’). Clara is een broos wezentje, met grijsblauwe ogen in het teer-bleke, blond-gelokte hoofd, lange wimpers en een fijne mond, die haar grote man met een poesachtige vleizucht benadert. Haar voorkomen wordt door Emants met verkleinwoorden aangeduid: bekoorlijk kopje, bevende lipjes, blonde kroeshaartjes, etc. Johan domineert het huwelijk. Hij kent zich het recht toe voor beiden te handelen. Achtergrond van de novelle is de angst voor een hernieuwd uitbreken van het Frans-Duitse conflict en de vrees dat Johan zal moeten vechten om de Nederlandse neutraliteit te verdedigen. Hij is bereid het vaderland tot de ‘eervolle dood’ te dienen. Die patriottische inzet van haar echtgenoot brengt Clara in verwarring en zij bekent hem in tranen dat ze een beginnende verhouding met een jongere huisvriend heeft onderhouden. Later in het verhaal zien we Johan een eenzame wandeling door de nachtelijke stad maken. Hij pijnigt zijn hersenen met die ene vraag wat er in hun huwelijk was misgegaan. ‘Zou iedere mens een noodlottige neiging met zich dragen, waartegen geen toewijding der zorgende liefde, geen verzet van het redenerend verstand iets vermag?’Ga naar eind1. De vraag die Johan zichzelf stelt, klinkt in vele vormen op in het gehele oeuvre van Emants. In zijn bewonderend opstel over Toergenjev (1880) - de kritische opstellen van de auteur begeleiden zijn vertelkunst - schreef Emants dat waar de hartstocht regeert, het rationele denken ondergeschikt blijft. Strijd is er wel: het verstand begrijpt de impulsiviteit van het gevoel, maar kan dit niet onderdrukken. Waar de hartstocht regeert, daar dient het denken. Waaraan is ons huwelijk kapot gegaan? vraagt Johan zich af. Hij vindt de volgende antwoorden. Enerzijds is daar het gemis aan rationeel denken bij zijn/de vrouw. En anderzijds beseft hij dat de vrouw door haar beperkte rol de vervulling mist van een maatschappelijke positie. Zijn waardering van het vrouwelijke vermogen is echter gering. Zelfs de meest ontwikkelde vrouw zou niet in staat zijn - zo meent hij - een zuiver logische redenering in toepassing te brengen. Zij besluit met het hart, niet met een klinisch denken. De vrouw is een instictief handelend wezen. Als zij eenmaal doordrongen raakt van de engheid van haar bestaan, kan zij niet langer weerstand bieden aan de eisen van het hart. Johans inzicht dat een beknotte levenswijze er toe leidde dat Clara opwinding buiten haar huwelijk zocht, brengt geen oplossing. In tegendeel. Het echtpaar ontvlucht de ‘verderfelijke’ invloed van de stad. In de verveling van een stil dorp rekken zij - als levenloze automaten - de sleur van hun huwelijk. In dit huwelijk is Johan, de handelende en denkende man, degene die de ontgoocheling ervaart. Clara dacht zich te bevrijden uit de verstikkende kerker van een schoongepoetste huiskamer door de passie te zoeken van een | |||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||
verhouding met een andere man. In het verhaal is dat de enige manier waarop zij ‘handelend’ optreedt: voor het overige blijft zij een passief, delicaat en biefstukbakkend karakter. Een burgerlijke femme fatale misschien. Zelfs haar hartstochten blijven ietwat benepen. Maar in diepere zin blijkt daar toch een waarachtige zucht naar bevrijding, een drang naar het vollere leven. | |||||||||||
MarionettentheaterIn de tweede novelle stelt Emants zijn lezer voor aan Willem Blank, een plichtvaardige ambtenaar bij een ministerie in Den Haag. Hij is gehuwd met Emma, een vrouw die aanmerkelijk jonger is dan haar echtgenoot. Emma wordt beschreven als een mooie vrouw met fijne voetjes, blanke handjes, zwart-fluwelen wimpers en een licht-gebogen neusje (opnieuw die reeks van verkleinwoorden). Willem houdt van zijn vrouw met een ‘instinctieve, leuke hondetrouw’. ‘Vroeger gold zelfbeheersing voor het kenmerk van een flink karakter; in onze tijd is iemand, die aan al zijn lusten brutaalweg toegeeft, de held van het ogenblik.’ Willem is een kalm levende man. Hij is afkerig van socialisten en andere nieuwlichters. Op een avond keert hij geïrriteerd terug van een politieke vergadering waar de ‘apostelen van de toekomst’ met hun banieren hadden gezwaaid, en treft Emma aan in het gezelschap van Siria, een luitenant in het leger. Het paar is verdiept in de lectuur van Anna Karenine (Emants' spelling) en Blank wordt door een onaangenaam gevoel overvallen hen betrapt te hebben. Willem noemt zich ‘man van de werkelijkheid’. Hij heeft geen begrip voor de weke passie voor literatuur - het gilde van ‘verhaaltjesmakers’ staat hem niet aan. Zijn wantrouwen wordt mede gewekt door de reputatie van Siria: een weinig eerzuchtig militair, los van zeden, maar een figuur die door zijn gladde en geestige conversatie bij de vrouwen in de gunst staat. Het verschil in karakter tussen Willem en Emma is aldus uitgewerkt: hij is gesteld op precies lopende uurwerken (de klok als symbool van burgerlijkheid); haar ergert die nauwkeurigheid. In termen van muziek: zij veroordeelt de programma-concerten waarvan hij houdt, omdat voor haar ieder stuk muziek een aangepaste stemming vraagt. Voor hem de conventie van de concertzaal, voor haar de psychologie van een individueel ervaren en diep-gevoelde muziek (die psychologisering aan de hand van muziek speelt door het gehele oeuvre van Emants). Siria en Willem Blank staan in hun denken lijnrecht tegenover elkaar. Wat de laatste het meest ontzet is dat Siria - net als de schrijvers uit die tijd (het burgerlijk protest tegen de literatuur) - alle opvattingen van goed en kwaad, van geluk en ongeluk, schijnt te misvormen en om te keren. Een indirecte verwijzing naar Nietzsche wellicht. En de volgende passage herinnert direct aan Lermontov's Een held van onze tijd: ‘Vroeger gold zelfbeheersing voor het kenmerk van een flink karakter; in onze tijd is iemand, die aan al zijn lusten brutaalweg toegeeft, de held van het ogenblik’Ga naar eind2.. Siria doet in vele opzichten denken aan Lermontov's Petsjorin. Opnieuw blijkt Emants' grondige kennis van de Russische vertelkunst. Blanks oordeel over Siria? De militair is een man die niet tot logisch en praktisch denken in staat is. Zijn onmaatschappelijke leefwijze heeft zijn zenuwen ondermijnd. Hij denkt als een vrouw - en juist daarom weet hij de harten van vrouwen te winnen. De afloop van het verhaal is een ontgoocheling | |||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||
voor alle betrokkenen. Emma en Siria zijn verliefd op elkaar, maar de verhouding is uitzichtloos. Siria trekt naar Indië en probeert zijn lusteloosheid in een ‘gevaarlijker leven’ te boven te komen. Willem en Emma zetten hun bestaan voort, een bestaan zonder hoop of illusie. Bij Toergenjev had Emants met instemming waargenomen dat talloze van zijn figuren het leven ervaren als een wrede ontgoocheling. Bij Emants ziet men in deze novellen hetzelfde: de hoofdpersonen zien hun bestaan verzanden maar zij aanvaarden dat gelaten, zij berusten in de mislukking van hun huwelijk. De echtparen leven voort, niet met maar naast elkaar, onverschillig, mechanisch, als figuren in een marionettentheater. | |||||||||||
Schijn en werkelijkheidDe essentie van beide verhalen ligt in de breuk tussen schijn en werkelijkheid. De mens kent zichzelf niet, aldus Emants. Hij bouwt zich een beeld op van de eigen persoonlijkheid en die van de ander. Dat beeld botst met de werkelijkheid. Het leven is een ontgoocheling in die zin dat het fantasiebeeld in beide richtingen (‘ik en de ander’) vergruisd wordt. De vrouw, aldus Emants in zijn opstel over Toergenjev, valt in mindere mate ten prooi aan de ontgoocheling, niet alleen omdat zij een irrationeel wezen is, maar ook omdat zij er zelden naar streeft ‘iets te zijn’. In de ogen van hem die haar liefheeft, wil zij slechts de schijn ophouden. Dat klinkt - aldus geïsoleerd - abstract, om niet te zeggen: onzinnig. Het is dan ook verhelderend een aantal karakteristieken die Emants aan man en vrouw toekent naast elkaar te plaatsen. De man: georiënteerd op het werkelijke leven; rationeel en redenerend; denkend in abstracties: de mensheid, het vaderland, de plicht, etc.; traditie-bewust; weinig artistiek geneigd. De vrouw: neemt genoegen met een leven in schijn; irrationeel, emotioneel en instinctief; denkend in termen van het individu, het individuele, het concrete; levend voor hier en nu; kunstgevoelig.
Aubrey Beardsley, 'A portrait of Mrs. Patrick Campbell (ca. 1894)
In beide verhalen zijn de heren goed-bedoelende maar niet-begrijpende, conventionele, ietwat banale echtgenoten die door hun vrouwen zijn bedrogen. Jaloezie is de enige ware passie die, afgezien van de woede dat het ‘eigendomsrecht’ is aangetast, hun dagelijks en plichtmatig bestaan verstoort. De vrouwen bedriegen hun echtgenoten omdat zij beseffen dat hun emoties binnen de benauwende muren van het burgerlijke bestaan verdrogen. Zij geven gehoor aan een fundamentele gevoel, de passie voor het leven (van een Schopenhaueriaanse levensver- | |||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||
zaking is bij Emants maar zelden sprake). Zij ontmaskeren de leugen van het ‘goede huwelijk’: beide echtgenoten zien de licht-bewolkte hemel van hun tevredenheid met het bestaan plotseling verduisteren. Daaruit spreekt het realisme van Emants. Maar beide vrouwen zijn onmachtig los te breken uit een bestaan dat hen zozeer benauwt. Zijn worden gedesillusioneerd in de hoop leven en liefde te hervinden. Daarin toont zich het pessimisme van de auteur. ‘De “werkelijke” wereld van de mannen leidt tot een droog, traditioneel en creatief dor bestaan. In haar “schijn”-wereld verzet de vrouw zich gevoelsmatig tegen een dergelijke onderdrukking van het scheppende, bloeiende en artistieke.’ Willem Blank verweet de schrijvers van zijn tijd dat zij alle waarden op hun kop zetten. Daarmee heeft Emants zelf de sleutel tot interpretatie van zijn novellen gegeven. Er is hier sprake van een onmiskenbare omkering van waarden. De ‘werkelijke’ wereld van de mannen leidt tot een droog, traditioneel en creatief dor bestaan. In haar ‘schijn’-wereld verzet de vrouw zich gevoelsmatig tegen een dergelijke onderdrukking van het scheppende, bloeiende en artistieke. De realiteit van de man is die waarin het verstand het gevoel verdooft en daarmee het leven beknot. De schijn van de vrouw is die waarin de redenering aan het verstand ondergeschikt blijft en daardoor wordt leven geschapen. De werkelijkheid verstikt, de schijn doet leven. | |||||||||||
VereenzamingDe betoverende maar ontrouwe vrouwtjes die Emants aan zijn lezer voorstelt, die dames met hun fijne voetjes, handjes, krulletjes, wimpertjes, neusjes en oogjes, vertegenwoordigen meer dan zij na eerste ontmoeting doen vermoeden. In deze novellen associeert Emants het scheppende element in de beschaving met het vrouwelijke; het behoudende element - waaraan we volgens Emants uit traagheid van geest hechten - met het mannelijke. Het zijn juist de ‘verwijfde’ trekken van Siria die hem zo gevoelig voor kunst maken. Passiviteit betekent zich onttrekken aan de verblindende gang van het dagelijkse leven, zich openstellen voor indrukken en gevoelens; activiteit houdt een zich afsluiten in, een beperkende concentratie op taak en plicht (alle mannen-van-de-daad zijn alleen maar zo actief omdat zij stupide en geborneerd zijn, had Dostojevski in de Aantekeningen uit het ondergrondse geschreven - het belang van deze novelle voor Emants' werk zal later blijken). Als mijn interpretatie van Emants' novellen juist is, dan wijkt hij af van gangbare theorieën en ideeën in zijn tijd die mede beïnvloed waren door het denken van Tolstoj, Strindberg of Wagner. Zij zagen de vrouw als demon die de man tot haar slachtoffer maakt. Vooral Wagner zag in de vrouw de sluwe verleidster. Van Tannhaüser tot Parsifal, in figuren als Frau Venus, Brunhilde, Isolde of Kundry, had hij de demonische onweerstaanbaarheid van de vrouw en de sidderende aanbidding van de man voor haar macht, tot thema van zijn werk | |||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||
gekozen. En altijd is daar die drukkende samenhang van mystiek en erotiek waaronder zoveel geesten rond de eeuwwisseling gesteund en gesnikt hebben. De vraag die Emants in zijn novellen stelde, is relevanter: die naar de mogelijkheid van communicatie in het huwelijk. Niet het overspel staat centraal, maar de vereenzaming: het isolement van de vrouw die, uitgesloten van de maatschappelijke processen, zich gevangen weet in het verstikkend web van een conventioneel huwelijk.
Egon Schiele
De vereenzaming van de vrouw valt samen met een afsterven van het scheppend beginsel in de samenleving. De drang naar bevrijding dwingt haar buiten het sociaal toelaatbare, zij moet de wetten van het fatsoen doorbreken om deze als vals te ontmaskeren. Zo ook de kunstenaar: geïsoleerd en uitgestoten van een op geld en materie beluste samenleving, moet hij de sociale voorschriften trotseren, om de leugens van de maatschappij aan de kaak te stellen. De kunstenaar is een ontaarde, een ‘outcast’ - hij is een Termeer. | |||||||||||
De vorming van een kunstenaar‘Mijn vrouw is dood en al begraven’ - aldus begint Termeer zijn bekentenis. De lezer wordt onmiddellijk op de hoogte gebracht: de schrijver van die biecht heeft zijn vrouw vermoord. Het eindstation in de roman is direct bereikt, de auteur nodigt zijn lezer uit hem te vergezellen op een lange terugreis door het dorre landschap van zijn herinneringen. Emants' roman toont wat inhoud en opbouw betreft belangwekkende overeenkomsten met Dostojevski's Aantekeningen uit het ondergrondse. In beide gevallen schrijven de auteurs een bekentenis (Termeer is vijfendertig, Dostojevski's ‘ik’ is veertig) en zij zien terug op een mislukt, laaghartig bestaan. Zij geven blijk van een laf en mensenschuw karakter. Zij schrijven hun herinneringen neer in volslagen afzondering van anderen, luisterend naar de fluisterende stemmen van schuld en eenzaamheid. Zij zetten de pen op papier om loutering te zoeken. In beide gevallen zit de schrijver als het ware in sombere overpeinzing over zichzelf gebogen, stelt zichzelf in staat van beschuldiging en spreekt een vernietigend vonnis uit. Voor hun bekentenis kiezen zij een literaire vorm (een roman en een verhaal) en daarmee richten zij zich naar een auditorium. Vòòr de optekening van hun biecht hadden beide figuren aan hun treurige ervaringen van het leven in een novelle uitdrukking gegeven, maar in beide gevallen bleven de pogingen zonder succes en de werken werden door de redacties van tijdschriften als onbeduidend teruggestuurd. Pas nadat beide auteurs zijn afgedaald in het diepst van het ondergrondse (Termeer na de moord op Anna, Dostojevski's ‘ik’ nadat hij een wrede verhouding met de prostituée Liza | |||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||
verbroken had gezien), blijken zij in staat literaire uitdrukking aan hun ervaringen te geven. Deze parallellie kan nog met deze aantekening worden aangevuld: Termeer vermoordt zijn vrouw nadat Carolien, ook al een dame van lichte zeden, zijn bezoeken niet langer op prijs schijnt te stellen. Over zijn voorkomen licht Termeer de lezer vrij uitgebreid in. Dat kan ook niet anders. Als een bezeten schilder van zelfportretten, probeert hij aan de spiegel de geheimen van zijn verwarde innerlijk te ontlokken. Na de moord op Anna verbaast hij zich over het feit dat zo'n bleek, tenger en onbeduidend mannetje met een doffe blik en een krachteloos geopende mond, tot een dergelijk misdrijf in staat is geweest. Als puber werd Termeer gekweld door een heimelijke, ongerichte en melancholieke zinnelijkheid en de spiegel weerkaatst dit beeld: een mager gelaat met een fletse, gepukkelde huid, bleek-blauwe ogen en grijs-blonde, sluike haren. De grote openstaande mond met dikke lippen, de dunne en scheve neus, een scheel oog, maken een onplezierige indruk. Zijn kleine gestalte met druipschouders, de knokige vingers en polsen, de uitbuigende knieën, verraden zijn zwakheid. Een dergelijke uitgebreide beschrijving van lichamelijke onvolkomenheden diende Emants om - naar de wetenschappelijke denkbeelden die in zijn tijd in omloop waren - de degeneratie van Termeer te suggereren. In de roman zijn daaraan bespiegelingen over erfelijkheid en milieu als onderliggende oorzaken van Willem Termeers ontaarding toegevoegd. Termeer zelf probeert rationele verklaringen te geven voor de emotionele drijfveren van zijn onmaatschappelijke gedrag. Dat zijn naar mijn gevoel de achterhaalde elementen in het verhaal. Een nagelaten bekentenis ontleent blijvende waarde als literair werk niet door (zoals Emants ongetwijfeld hoopte), maar ondanks de wetenschappelijke fundering van de roman.
Zonder de roman een kunstmatige structuur op te willen dringen, lijkt de vijfdeling aantoonbaar:
De morele neergang van Termeer kan men volgen in de beschrijving van verhoudingen die hij met de vier vrouwen in zijn leven heeft gehad. Muziek is daarbij steeds een leidmotief. | |||||||||||
MinaIn de tijd dat de zinnen van de jonge Termeer ontwaken - en dat gebeurt laat -, blijken zijn verlegenheid en gelatenheid hem te belemmeren. Maar een glas champagne of een paar maten van Wagner spannen zijn slappe zenuwen en kleuren zijn grijze brein. Dan bekruipt hem de lust vrouwen te pijnigen en te kwellen. Maar ook komt hem soms een zinnelijk-mystiek beeld voor ogen waaruit een vlekkeloos schone gestalte verrijst in kuis gesloten gewaad, die hij aanbidt, ‘maar nimmer zal bezitten’. Het seksuele, sadistische en mystieke zijn in de dromen van Termeer verweven. Mina, de dochter van de schoomeester, is zijn eerste liefde. Zij is een meisje met een blanke hals, melkwitte slapen, poezele handjes, en een zware boezem. Vooral de fluweelachtige, mollige handjes wekken Willems lust en begeerte. Maar tegenover zijn mooie Mina is hij verlegen en afgetrokken. De muziek helpt hem over zijn schroom heen. Een toevallig voorbijtrekkend regiment marcheert op muziek en de klanken schenken hem de driestheid naar Mina's hand te tasten. De sensatie van dat moment, dat brandend voorgevoel van wellust, zou hem zijn leven lang bijblijven. Maar de verhouding tot Mina blijft platonisch, zijn ‘beter-ik’ overwint, uit fatsoen onderdrukt hij zijn sidderende lusten. De innerlijke strijd van Termeer is die van twee botsende, elkaar verscheurende werelden: de | |||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||
ene, de blanke burgerwereld van gezin en kantoor, van redelijke normen en fatsoenlijke moraal, doorzichtig als glas en solide als beton; de andere, een duistere en geheimzinnige wereld, een verboden doolhof, ongekend, liederlijk en sensueel en van onweerstaanbare aantrekkingskracht. In de periode dat Termeer zijn bekentenis neerschrijft, kijkt hij verbitterd terug naar de lafheid die hem ervan had weerhouden een genot te smaken waarnaar hij zou blijven snakken. In plaats daarvan had hij zijn maatschappelijke plicht beproefd zich te beteren, zijn lusten te temmen en een edeler genot te zoeken. Tevergeefs. In zijn fantasie leeft hij de liefde voor Mina uit: meestal zijn die droombeelden grof sensueel, maar ook bereiken hem visioenen van etherische reinheid: Nu eens bekoorde Mina mij als een verleidelijk vrouwenlichaam, dat ik wilde zoenen en bijten, soms ook knijpen en slaan, dan weer had ik graag haar handen, haar hals, ja zelfs haar mond met een sluier bedekt, om alleen in haar ogen te staren, lief te hebben en te sterven.Ga naar eind3. Het beeld van de gesluierde vrouw roept herinneringen op aan de beeldende kunst van die periode, aan het werk van Toorop of Bordignon. De gesluierde vrouw, de bruid, als zinnebeeld van kuisheid en reinheid treft men in de literatuur (denk bijvoorbeeld aan het slot van Zola's Le rêve) en beeldende kunst rond het einde van de eeuw alom aan. De dromen van Termeer zijn in tal van opzichten tijdgebonden, illustratiemateriaal voor de cultuurhistoricus. Het zijn niet de traditionele of modieuze, de naturalistische of decadente motieven waaraan de roman zijn leesbaarheid dankt. Deze ligt in de intensiteit waarmee Emants Termeers problemen van onderdrukte eros en van seksuele frustratie heeft weten te suggereren. | |||||||||||
De Zweedse pianiste
Noé Bordignon, ‘Matelda’(ca. 1890)
Als de verhouding met Mina mislukt blijkt, wordt Termeer schuwer, bang voor vrouwen, afkerig van het gezelschap van mannen. Angstig deinst hij terug voor de strafkolonie, die reusachtige, zwarte machinerie: de maatschappij. Zijn blik richt zich binnenwaarts, hij leeft nog slechts in zijn verbeelding. Onder de roes van drank of muziek geniet hij in zijn dromen alle schakeringen van de liefde - maar altijd volgt de kater van de grijze alledaagsheid. Termeer gaat reizen om de sensatie te zoeken waarvan hij in Franse romans gelezen heeft. Hij | |||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||
trekt naar Brussel, Parijs en Interlaken. Reizend beseft hij dat een nieuwe omgeving hem niet veranderen kan. Hij is zoals hij is, omdat een mens in de ‘voortdurende wisseling van al zijn bestanddelen (...) overal de onveranderlijke kern meedraagt’. En door die kern is de gang van zijn bestaan gedetermineerd.
Aubrey Beardsely, ‘The lady with the rose’ (1897)
In Zwitserland ontmoet Termeer een Zweedse pianiste. Zijn belangstelling en liefde voor muziek helpen hem het gesprek met haar op gang te brengen en gaande te houden. Haar brede handen stoten hem af (zoals de poezele handjes van Mina zijn lusten hadden gewekt - in handen ziet Termeer de belofte van lichamelijk contact), maar haar tengere gestalte, de blankheid van haar hals en polsen prikkelen een brutale begeerte. Het sierlijke, broze lichaampje, de grote, blauwe ogen, overschaduwd door lange, zijige wimpers, schenken haar voorkomen een etherische reinheid waarvoor hij zou willen neerknielen. De lichamelijke begeerte die vrouw te bezitten paart zich aan een mystieke overgave tot aanbidding: de vrouw is Madonna en lustdier gelijk. Het verwachte avontuur met de Zweedse pianiste loopt op niets uit. Men heeft Emants (Victor van Vriesland deed dat bijvoorbeeld) wel een vaagheid van karaktertekening verweten. De Zweedse heeft zelfs geen naam. Termeer echter analyseert de duistere gang van de eigen psychische evolutie - en zijn herinneringen groeien buiten proportie tot in het karikaturale. De anderen trekken als schimmen door de schemering van zijn geheugen. De vrouwen in zijn leven (afgezien van Anna) blijven ‘karakterloos’, omdat alleen de herinnering aan een heftig maar onbevredigd begeren in de zinnen van Termeer is blijven natrillen. Willem keert naar Nederland terug, vermoeid, lusteloos, gefrustreerd. In een zeldzame opflikkering van het gemoedsleven komt het denkbeeld op over zijn misselijk avontuur een novelle te schrijven. Hij wil met de pen getuigenis doen van zijn ellendig bestaan, daarmee hopend opluchting te vinden. Willem schrijft uit een zucht naar zelf-bevrij ding. Termeers eerste poging tot schrijven mislukt en verbitterd legt hij de pen terzijde, voorlopig al- | |||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||
thans. Hij is geen kunstenaar, meent hij. Dit besef is begrijpelijk vanuit Termeers gebrek aan zelfrespect, maar ook in meer algemene zin: het is een vernederende en pijnlijke ervaring het eigen literaire werk geweigerd te zien. De teleurstelling te boven, blijft Termeer aan de schepping van een kunstwerk denken. Oversteegen meent (in Merlyn II, 1964) met zekerheid te kunnen vaststellen dat het manuscript van Een nagelaten bekentenis door Termeer in zes dagen na de begrafenis van Anna is geschreven. Dat moet preciezer geformuleerd worden: in die periode voltooit hij het werk aan een roman die hij eerder was begonnen. De moord op Anna vormt de uiteindelijke aanzet tot de afronding van het verhaal en is daarvan zowel de inleiding als het slot. Wanneer is Willem na de afwijzing van zijn novelle weer gaan schrijven? Een exact antwoord op die vraag is niet mogelijk. Was het wellicht nadat hij het stuk Artiest van een zekere Marcellus Emants had gezien? Termeer had in de auteur van dat stuk veel van zichzelf herkend, en dat wekte de lust in hem opnieuw de pen op papier te zetten. Dat hij de drang tot daad heeft omgezet, is met zekerheid uit de tekst te herleiden. In een lange, nogal abstracte, maar voor Termeer ongewoon open en opgewonden conversatie met dominee De Kanters, had Willem geprobeerd uitdrukking te geven aan zijn diepste denkbeelden. Op zijn kamer teruggekeerd denkt hij met vreugde aan dat gesprek terug. Vervolgens schrijft hij het verloop van de conversatie neer. Het is de vreugde van een auteur die bruikbaar materiaal voor zijn werk heeft gevonden. | |||||||||||
AnnaNa de afwijzing van zijn novelle, wordt Willem in de nacht van zijn dertigste verjaardag door berouw over zijn levenswijze overvallen. Een diepe angst voor de gevolgen daarvan kwelt hem en een waarachtig verlangen naar kalmte, zuiverheid en morele gezondheid maakt zich van hem meester. Het huwelijk idealiseert hij als die veilige haven waar hij ‘zijn ellendig scheepje zou kunnen ankeren’. Termeer zoekt en vindt een verhouding met Anna Bloemendael, de dochter van zijn gewezen voogd in Utrecht. Mooi is zij niet, haar koel gemarmerde huid wekt niet de minste begeerte in hem. Maar de muziek brengt hen dicht tot elkaar. Op een middag dat zij piano speelt en hij, naast haar staande, de bladen omslaat, voelt hij een vertrouwelijkheid tussen hen groeien die hem verbaast en verblijdt. Hij verbeeldt zich haar lief te hebben en weemoed doorsiddert zijn gehele wezen ‘als een verleidelijke muziek’. In zichzelf spreekt hij Anna toe en fluistert biddende woordjes tot zijn Madonna. Zij zou een noordelijk-koude, Utrechtse Madonna blijken. Zoals de piano hen tot elkaar had gebracht, zo drijft ook de muziek Willem tot het huwelijksaanzoek. In de schouwburg, tussen twee bedrijven door, speelt het orkest een fantasie op thema's uit Lohengrin. Haar antwoord op zijn aanzoek is koel: ‘Ik wil wel, maar ik moet er eerst met mamma en papa over spreken’. Een ontnuchtering voor Termeer, die in zijn emotie gehunkerd had naar een ‘samen omhoog-zweven van twee zielen, weggedragen uit het vijandige mensdom door de golvingen van een erotische muziek!’Ga naar eind4. Voor zijn immorele handelingen heeft Willem Termeer moeten boeten, zijn morele daden storten hem dieper in het verderf. Hij gaat het huwelijk aan met het voornemen en de wil zijn leven te beteren en zich geheel voor Anna op te offeren. Alles zou voor haar zijn: elke gedachte, elke wens, elke daad, elke onthouding. Naar het huwelijk had hij sterke, maar vaag gearticuleerde verlangens - zolang die ongrijpbaar bleven, was de begeerte woest en wild. Maar het verre eenmaal binnen bereik, verliest het zijn aanlokkelijk karakter en valt binnen de sfeer van het alledaagse en de banaliteit. Het huwelijk blijkt een teleurstelling voor beiden. Na de dood van hun dochtertje (zij was achttien maanden oud) vervreemden de partners van elkaar. Anna gaat chloraal gebruiken om rust te vinden en Willem wordt uit de slaapkamer verbannen. Hij is tot onthouding veroordeeld. Dat is dan overgebleven van de ‘enige reine, geheiligde, gewettigde, fatsoenlijke liefde in het huwelijk, die ziel van het maatschappelijk leven!’Ga naar eind5. | |||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||
Anna is een vrouw met principes. Zozeer, dat het lijkt alsof zij als kind niet met moedermelk is gevoed, maar met voorschriften over fatsoen en burgermoraal. Willem had geprobeerd zijn karakter te verbeteren, een rol te spelen - het blijkt een ondraaglijke opgave voor hem. Hij werpt zich opnieuw op de weg van het kwaad, omdat hij in de deugd slechts schijn, leugen en valsheid bespeurt. Vooral in de ‘reine’ verhouding tussen Anna en dominee De Kantere - bij wie zij steun vond na het verlies van haar dochtertje (Willem had toen een gevoel van vreugde niet kunnen onderdrukken) - ontmaskert Termeer de deugdzaamheid. Hij associeert de ‘goede moraal’ met gezapige preken, zelfvoldane manieren en achterbakse bedoelingen. ‘In daad en woord leeft hij zijn verdorven karakter uit. Als een veroordeelde die weet dat hij eens het schavot zal moeten beklimmen, laat hij zijn bestaan door het noodlot leiden.’ In die eerste periode tot zijn dertigste jaar zet Willem Termeer zich bovenal neer als slachtoffer van de erfelijkheid en van het kille milieu waarin hij was opgegroeid. Met afgrijzen en angst bespeurt hij de donkere neigingen in zichzelf en poogt zich zonder overtuiging te schikken naar de ge- en verboden van een Victoriaanse moraal. Na zijn huwelijk ontwikkelt zich de dader, een cynische man die aanvaardt dat hij is zoals hij is. Als zijn morele afgang onvermijdelijk blijkt, dan zal hij daarvan in geschrifte verslag doen. In zijn ontaarde natuur heeft hij de kunstenaar ontdekt. In daad en woord leeft hij zijn verdorven karakter uit. Als een veroordeelde die weet dat hij eens het schavot zal moeten beklimmen, laat hij zijn bestaan door het noodlot leiden. En - als buiten zichzelf staande - volgt hij de benauwende ontwikkeling van zijn leven. In het weemoedig besef alleen te staan, als door donkere muren van zijn medemensen gescheiden, steekt tegelijkertijd de subtiele bekoring van het ‘anders zijn’, van de artistieke aanleg. | |||||||||||
CarolienIn de Boschstraat leiden Willem en Anna een grauw en doelloos bestaan. Termeer walgt van dat kalm en zedelijke leven. Zijn fantasieën van weke verliefdheid en brutaal sadisme keren terug. Alleen de muziek blijft hem bekoren. In zijn leven had de toonkunst hem gestimuleerd, geprikkeld en getroost; de muziek had warmte in zijn koude hart gebracht, hem over zijn verlegenheid heen geholpen, hem tot vrijmoedige daden aangespoord, en zijn fantasie van erotische dromen vervuld. De seksuele onthouding waartoe Anna hem dwingt, hoopt een gloed van zenuwen op die een uitweg zoekt. Op een mooie voorjaarsmorgen, de melkig-blauwe atmosfeer trillend van melancholie, luistert hij naar het verre gebeier van kerkklokken (opnieuw één van die Romantisch-decadente motieven in het verhaal). Deze geluiden drijven zijn gedachten terug naar het verleden, naar zijn jeugd, en hij beseft maar weinig te hebben genoten van datgene wat hij altijd het sterkst had begeerd. Hij was een afzijdige gebleven, een man die de leegte had geleefd. Terugziend naar de effen, grijze vlakte van zijn bestaan, laait opnieuw die felle begeerte op: | |||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||
O, nog eens in mooie vrouwe-ogen te mogen staren, met echte begeerte te mogen zoenen op weke jonge lippen, de druk te mogen voelen van een zachte, warme hand, mijn armen te mogen klemmen om een heerlijke blanke, zich met verlangen gevende gestalte!Ga naar eind6. De muziek van klokken die zoveel smartelijke herinneringen had opgeroepen, drijft hem tot daden. ‘Van alle verschrompelde dromen van vurige passie, van volmaakte eenwording van man en vrouw, is een laatste illusie overgebleven: het weelderige lichaam van een hoer.’ Termeer woont een uitvoering van Carmen bij. De wellustige muziek doet een geweldige hartstocht in hem opvlammen. Door zijn toneelkijker ontdekt hij tussen de toeschouwers een bekoorlijk lachend kopje, een blonde Carmencita, dezelfde brutale ogen, een uitdagende mond. Hij weet de moed bijeen te schrapen haar stamelend aan te spreken. Bizet brengt Willem tot Carolien, een vrouw die hem tegen betaling de lichamelijke verrukkingen schenkt die hij zolang vruchteloos gezocht had. Zij verkoopt hem de leugen van liefde. Van alle verschrompelde dromen van vurige passie, van volmaakte eenwording van man en vrouw, is een laatste illusie overgebleven: het weelderige lichaam van een hoer. De illusie wordt verstoord als Carolien een andere man gastvrij gaat ontvangen. Termeer vindt haar deur gesloten. Hij bedrinkt zich en besluit niet naar Anna terug te keren. Hij neemt zich voor Carolien al zijn geld te geven en samen het land te verlaten. Op die manier zal hij zich wreken op al die gelukkige en fatsoenlijke mensen in de samenleving. Hij doolt aangeschoten door de stad en merkt plotseling voor zijn eigen huis te staan. Anna blijkt te slapen. En opnieuw is daar een toevallige omstandigheid. Bij vergissing heeft Anna de deur naar haar slaapkamer niet gesloten. Hij vindt er een volle en nog een kwart gevulde fles chloraal staan. Met een plotselinge koude en nuchtere scherpte beseft hij dat die flessen zijn vrijheid, haar dood, bevatten. Hij dient haar de inhoud van de half lege fles (die hem eerder kwart vol had toegeschenen) toe. Zeker een uur later opent hij de tweede fles en vult de lepel opnieuw. Nog driemaal - met lange tussenpozen - herhaalt hij diezelfde handeling. De derde maal loopt het vocht uit haar mond terug. Anna is dood. De tergend langzame en doelbewuste manier waarmee Termeer Anna heeft vermoord, toont de diepe haat die hij haar was gaan toedragen. Precies en efficiënt blijkt de misdaad door Termeer uitgevoerd. Zelfs het merk van de chloraal is hem niet ontgaan: Sirop de Chloral de Follet (of kortweg: Sirop Follet - Antonin Follet was de auteur van een studie uit 1871 waarin praktische aanwijzingen worden gegeven voor het gebruik van chloraathydraat als slaap- en verdovingsmiddel). Karel van het Reve poneerde eens (Hollands Maandblad, februari 1982) een theorie, volgens welke de hoeveelheid realia die in de literatuur wordt toegelaten in de laatste honderdvijftig jaar steeds groter is geworden. Merknamen worden in literaire werken van de negentiende eeuw zelden genoemd. Ondanks alle artsen die in het werk van Tsjechov verschijnen, leest men maar zelden een recept dat door hen wordt voorgeschreven. Het maakt de gedetailleerde beschrijving van de moord op Anna in dat opzicht nog opmerkelijker. | |||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||
VervreemdingsprocesNa de dood van Anna volgt de praktische afhandeling van de affaire. Termeer ervaart de vreugde dat de dokter - niet zonder wantrouwen - tot zelfmoord besluit en dat de officier van justitie diens rapport aanvaardt. Tijdens de begrafenis voelt hij dat hij voor één keer straffeloos de maatschappelijke wetten heeft weten te trotseren en ontduiken. Dat is zijn overwinning en wraak op een samenleving waarvan de morele voorschriften hem als ketenen om het lichaam hadden geschuurd. Maar de angsten keren snel terug - niet de vrees voor de justitie maar voor zichzelf. Hij sluit zich op. Carolien durft hij niet langer te bezoeken. Anna - zijn laatste en enige band met de mensheid - is dood en begraven. Hij weet zich van de anderen gescheiden. Hem rest alleen nog zijn roman: hij moet schrijven, zijn hart luchten. Een verslag van ervaringen, eens neergelegd in een mislukte novelle, wordt een biecht. De bekentenis, verontschuldiging en aanklacht van een gestoord man. Het verhaal van een verziekt leven waarin het vervreemdingsproces van de schrijver van het fin de siècle is vastgelegd. Aan diezelfde thematiek hebben enkele van de grootste Europese schrijvers van de late negentiende en vroeg-twintigste eeuw hun scheppende krachten gewijd - Emants neemt onder hen een waardige plaats in.
Aan het begin van het vorige hoofdstuk wees ik de overeenkomsten in de uitingsvormen van spleen, ennui, ontaarding (of welke terminologie men ook gebruikte) aan het einde van de achttiende en negentiende eeuw. Maar de oorzaak van dat gevoel in beide perioden verschilt op fundamentele manier. Het spleen van de late achttiende eeuw was vooral een levensgevoel van een aristocratische klasse die taak en positie in de samenleving dreigde te verliezen. De oorzaak van ontaarding tijdens het fin de siècle heeft - in de interpretatie van Emants tenminste - andere gronden. Ondanks Emants' (weinig overtuigende) pogingen het gedrag van Termeer op gronden van erfelijkheid en milieu wetenschappelijk te verklaren, is de diepste oorzaak van Willems ellende dat intense gevoel van seksuele frustratie. De ontaarding van Termeer is een direct gevolg van de verstarring in het huwelijks- en erotische leven in die periode. Bij Emants blijkt de man het slachtoffer. In zijn novellen zien we dat de vrouwen ook in erotisch opzicht bevrijding zoeken van behoudende echtgenoten. En in de roman is de man het slachtoffer van een vrouw die is opgegroeid met de strikte Victoriaanse normen ten aanzien van de seksualiteit. Wat de late negentiende eeuw in brede termen als degeneratie omschreef, kan in vele gevallen in direct verband worden gebracht met de kuisheidsgordel van de seksuele moraal. |