| |
| |
| |
Evert Paul Veltkamp
Sodomievervolging in Rotterdam in 1717
De meeste aandacht van het onderzoek naar sodomievervolgingen in vroeger eeuwen gaat uit naar 1730. Toen zijn ook velen veroordeeld en het ‘schandaal’ trok nationale en internationale aandacht. De belangrijkste onderzoeker naar de 1730-processen is Leo Boon wiens dissertatie helaas nog steeds niet is gepubliceerd, hoewel die al jaren wordt aangekondigd. Boons arbeid vond slechts neerslag in enkele verspreide artikelen (in Holland, Groniek en Spiegel Historiael). Dat na 1730 nog omvangrijke zaken aan het licht kwamen, heeft Noordam aangetoond in zijn artikel ‘Homoseksuele relaties in Holland in 1776’, verschenen in het tijdschrift Holland, jaargang 16 (1984). Minder bekend is, dat ook vóór 1730 al zaken voorkwamen waarbij meer dan enkele personen betrokken waren. Eén van die zaken is een geval in Rotterdam dat zich afspeelde in 1717. Op 14 juni 1717 werden in Rotterdam zes mannen veroordeeld door de schepenen van Rotterdam vanwege homoseksuele handelingen. In augustus werd nog iemand veroordeeld. Een aantal betrokkenen ontkwam door te vluchten.
| |
De eerste arrestaties
Op 21 en 22 mei 1717 werden enkele mannen gearresteerd op het secreet (openbaar toilet) onder de Gapersbrug in Rotterdam. Eén van hen moet de directe oorzaak zijn geweest: Jean Brison. Hij had avances gemaakt tegenover de man die op het secreet naast hem was komen zitten. Toen de man voorstelde naar buiten te gaan om daar plezier te maken, gaf Jean met een handdruk en een strelen over het gezicht zijn akkoord. Ongelukkigerwijs bleek dat die uitnodigende man de schout was, en Jean zal buiten zijn gepakt. Een andere verdachte spreekt van een verrassingsaanval van de Justitie: de verdachte in het verhoor ‘Segt noeit te hebbe gelooft dat het voorschreven doen groot quaed was, & daerom noeit te hebbe gevreest dat de Justitie haer zoude verrasse’.
De schout volstond kennelijk niet met zijn eerste slag. Nog zes anderen werden opgepakt. In augustus werd nog een voortvluchtige gevangen genomen. Uit de verhoren van 1730 blijkt, dat ook andere personen vluchtten, bang om opgepakt te worden. Uit de processen komt naar voren dat de soortgenoten elkaar kenden, zij het niet altijd bij naam. Uit de frequentie van bezoek aan een divers aantal secreten kan worden opgemaakt, dat er niet weinigen waren die zich aan dergelijke lusten overgaven. Uit de vlucht van enkelen kan worden opgemaakt, dat men in het circuit goed en snel van elkaars lotgevallen op de hoogte was. Er valt uit de verhoren nog wel een en ander op te maken: waar kwam men samen om het met ‘malkander’ te doen, hoe herkende je een ander, wat deed men met elkaar, hoe vaak kwam men op die plaatsen, wie kende je.
| |
| |
| |
De plaatsen van handelingen
Vrijwel alle secreten zijn plaats van handeling voor deze gelijkgeslachtelijke wellustzoekers. Genoemd worden voorste en achterste secreet onder de Gapersbrug, de secreten onder de brug bij de Vismarkt, aan de Punt onder de Scheepmakersbrug, onder de Keizersbrug en bij het Ooster- en Westerhooft. Daarnaast zijn de galerij van de beurs, de bank bij de beurs en het secreet onder de beurs (mogelijk identiek met de secreten onder de Gapersbrug) ontmoetingsplaatsen. Tot slot is er het huisje bij de Lambertsbrug.
De Gapersbrug wordt door de verdachten het meest genoemd. Bij de Gapersbrug kon het echter druk zijn, en soms werd uitgeweken naar het secreet onder de brug bij de Vismarkt, ‘omdat er minder volk is’. De plaats die men bezocht zal ongetwijfeld ook samenhangen met de plaats waar men woonde. Er zijn er bij die vele plaatsen frequenteren. Zo kende Jan Backvis vrijwel alle secreten in Rotterdam.
Eén van de verdachten, Aert, woont in Dordrecht, alle anderen in Rotterdam. De Dordtenaar bezoekt ook andere steden; hij noemt alleen Schiedam. Een Hagenaar op bezoek in Rotterdam, vertelt zijn companen dat in zijn woonplaats het Haagse Bos een ontmoetingsplaats voor gelijkgestemden is. Behalve Hagenaars, worden door de verdachten vaak Amsterdammers (naar het lijkt de grote verleiders) genoemd en eenmaal een man uit Zwolle. Jan Backvis noemt een herberg in Den Haag, achter de Hal, ‘daer het dolfijntje uithong’, waar hij eens door een jonge heer was uitgenodigd; toen zij daar kwamen, sprak de heer vrijmoedig met de waard over een en ander, waarna de jonge heer de verdachte meedeelde dat de hospis ‘mede van het volk was’.
| |
Is die ander ook ‘zo’?
Hoe herkende men elkaar? Jean Brison vertelt: ‘het teeken, of zij van die benden zijn, is, dat zij langer blijve sitten als een quartier uurs’. Een ander laat weten dat zij die op een secreet komen zonder ‘haer gevoeg’ te doen, ook zo zijn. Behalve dat, schuiven gelijkgestemden naar elkaar toe, stoot de een de ander zachtjes aan het lichaam om het vervolgens te betasten en te eindigen met waar het allemaal om begonnen is. Maar ook wel raken twee heren aan de praat, waarna de vraag gesteld kan worden of de ander ‘meegaat’; dit meegaan kan meegaan naar ‘onder’ (het secreet) zijn, of zelfs een vraag naar een blijven slapen. De vraag kan worden voorafgegaan door een trekken aan eens anders ‘rock’. Ook herkent men elkaar wel aan het feit dat een man op het secreet onder zijn rok met zijn geslacht zit te spelen en degene die daarnaast zit die handeling dan overneemt: vervolgens doen zij het aan elkaar. Een ander werd door een Amsterdammer verleid en had dus in zijn onschuld helemaal niet door, dat de ander van ‘dat volk’ was. Deze Amsterdammer pakte de hand van de onschuldige en stak die in zijn broek om hem zijn geslacht te laten voelen. Eén keer is er sprake van dat de een de ander erop attent maakt dat een derde ook ‘van de bende’ is. De homoseksuelen lijken elkaar in Rotterdam in 1717 te kennen. In de verhoren wordt veelvuldig gevraagd naar namen van anderen. Meestal zijn de verdachten niet bereid anderen bij naam te noemen, uitgezonderd Dicke Daan en de mede-verdachten. Brison verklaart die onbekendheid met namen aldus: hij ‘Segt dat het ordinair soo donker is, dat zij malkander niet kunne kenne’. Jan Backvis zegt de meesten niet te kennen, maar een aantal wel van gezicht. Tot slot nog enkele termen waarmee homo's in de stukken elkaar aanduiden. ‘Van die liefhebberij zijn’,
‘van die benden zijn’, ‘van haer zijn’, ‘van dat (soort van) volk zijn’, zijn de meest gebruikte uitdrukkingen. Jan Backvis heeft het over een ‘vlaggenman (of anders in den Haag nigje gnoemt)’. (Overigens schrijft Theo van der Meer in zijn De wesentlijke sonde van sodomie en andere vuyligheeden, Amsterdam, 1984, dat de term nicht alleen in Friesland zou voorkomen, p.19.) Ten slotte wordt nog gesuggereerd dat de term ‘scheet’ een homosexueel aanduidt.
| |
Wat gebeurt er allemaal?
De eerste getuige (de eerste gepakte) vertelt het meest uitvoerig wat er zoal kon gebeuren op het secreet onder de Gapersbrug.
| |
| |
Hij laat weten wat de directe aanleiding was tot de overval: zijn ‘erotisch contact’ zoeken met de schout. Hij zat aanvankelijk wat van hem af, maar was geleidelijk naar hem toegeschoven. Vervolgens had hij met zijn knie twee maal tegen de knie van de ander gedrukt om daarna meteen over te gaan tot het betasten van zijn buurmans billen. Als apotheose had hij hem bij zijn geslacht gevat, tot zesmaal toe. Toen zijn buurman niet reageerde wendde hij zich naar die aan zijn andere zijde om ook diens geslacht ter hand te nemen. Weldra keerde hij naar zijn eerste ‘minnaar’ terug. Wanneer deze voorstelt buiten plezier te maken wordt de ongelukkige minnaar gepakt en belandt hij in het gevang. Volgens Brison zijn er gewoonlijk zo'n vijf à zes mannen op het secreet aanwezig. Wat zij doen? Hij verhaalt, ‘dat zij met malkanders mannelijkheijt speelen & liefkoosen’. Wat zij nog meer doen, omschrijft hij in een volgend verhoor als ‘aen malkander kaelen boeren’ maken, wat zoveel moet inhouden als mutuele masturbatie.
Ook eenzame masturbatie komt voor, soms uit nood geboren. De verdachte Isack vertelt ‘dat hij gisteravond op het secreet met sijn mannelijkheijt heeft sitte speelen, dog dat hij geen partij had om een kaelen boer te maeken’. Jan Leendersz vertelt
| |
| |
dat hij op een eerdere avond door de Hagenaar bij zijn geslacht was gevat, maar dat een zaadlozing niet mogelijk was: zijn mannelijkheid was zeer slap, ‘dewijl hij sijn saet al op het secreet had geschooten, hebbende het er selfs uijtgespeelt’.
Wederzijdse masturbatie wordt het meest genoemd. Verder wordt er gesproken van liefkozen, zoenen en strelen van lijf en aangezicht. Naar sodomie wordt ook geïnformeerd en het blijkt voor te komen. De Bruijn vertelt dat hij na suggestie, en in het bijzijn van de 19-jarige Jan Leendersz had geprobeerd een Hagenaar die op een bank zat, te penetreren, na hem eerst te hebben gevingerd (tot aan het eerste lid). Maar omdat De Bruijn zo ver niet kon reiken, mislukte de poging. Hij heeft toen op een andere wijze zijn zaad geloosd. Ook in Jan Leendersz' verhoor komt de geschiedenis ter sprake. Jan spreekt echter niet over een mislukte poging, maar dat de Hagenaar het niet aan Hendrik wilde toestaan omdat hij niet wel was. Aan Jan Backvis is ooit voorgesteld om sodomie te plegen. Op dat voorstel kwam zijn besliste antwoord, ‘dat hij hem liever onder de voet zoude laete steeken als sulx toe te staan’. Deze zelfde Backvis verklaart bovendien, dat hij op een secreet nooit heeft gezien dat twee mannen sodomie pleegden. Wel is hij een aantal malen mannen gevolgd om hen het elders te zien doen. Hij zegt gehoord te hebben dat er wel mensen zijn die een voorkeur daarvoor hebben. De laatste getuige, Dicke Daan, die gevlucht was, wordt stevig ondervraagd over allerlei geslachtsziekten waaraan hij door de chirurgijn geholpen is en die hij bij strafbaar gedrag zou moeten hebben opgelopen. Maar Daan geeft niet toe. Eerst zegt hij die ziekten niet van zijn vrouw te hebben gekregen die immers altijd gezond en fris geweest is, maar als blijkt dat die opmerking toch te denken geeft, zegt hij het wel van zijn vrouw te hebben, én dat een en ander aan de mazelen moet worden toegeschreven.
| |
De verdachten
De meeste verdachten zijn tussen de 36 en 38 jaar oud. Vier van de acht, Isack, Jean, Daniel en Aert, hebben de mogelijkheid om het ook nog met hun vrouw te doen; Jan Backvis zegt vrijer te zijn. Isack, Jean en Aert hebben kinderen.
Jean Brison (37 jaar) is ruim een jaar geleden voor het eerst op het secreet geweest. Hij komt er sindsdien zo nu en dan en zegt drie tot vier maal met een ander contact te hebben gehad. Hendrick Jansz de Bruijn (35) is een jaar geleden voor het eerst verleid, door een Amsterdammer. Sindsdien komt hij er ongeveer eens in de drie weken. Hendrick kent Jan Leenders zo'n vijf maanden en heeft met hem sinds drie maanden zeer regelmatig lichamelijk contact.
Isack Persoons (28) komt al zeven jaar op het secreet onder de Gapersbrug; er zijn tussenpozen, van bijvoorbeeld een jaar, dat hij er niet kwam. De avond dat hij werd opgepakt, was hij er al een maand niet meer geweest. Later bekent hij dat hij er menigmaal kwam, hoewel hij niet altijd kwam met de intentie ‘om sijn wellust te pleege’. Met Jan Backvis en Michiel zegt hij verscheidene malen contact te hebben gehad.
Aert Jansz van Dort (tussen de 40 en de 50: nestelingen-verkoper) is door Dicke Daan, zo'n kwartaal geleden, naar het secreet onder de Gapersbrug gelokt en toen door hem verleid. Met Daan heeft hij het wel vaker gedaan, maar ook met anderen, en in andere steden.
Michiel Koningkx (26) komt twee tot drie jaar in secreten. Hij is aarzelend als voyeur begonnen, maar heeft het later aan zich laten gebeuren en het ook aan anderen gedaan. Hij is er toe gekomen door een collega. Toen hij eens bij een knecht die bij hem in de buurt woonde, sliep, heeft die knecht hem geleerd ‘sijn saet te schieten’. Van de meesten met wie hij contact heeft gehad, weet hij de naam niet te noemen. Wel van Jan Backvis, met wie hij enkele malen contact had.
Jan Backvis (35) is zo'n zes jaar geleden voor het eerst met deze praktijken in aanraking gekomen. Hij heeft ook perioden van onthouding gekend; hij noemt een periode van twee jaar. Met Michiel en Hendrick zegt hij verschillende malen contact te hebben gehad. Voordat Isack trouwde deed hij het ook wel met hem; na diens huwelijk heeft hij Isack nog wel eens op het secreet gezien. Ook hij heeft voyeuristische trekken, want hij geeft toe dat hij som- | |
| |
migen wel eens is gevolgd en heeft gezien dat zij sodomie pleegden. Hij is degene die door een jonge heer in Den Haag is genood om bij hem in de bovengenoemde herberg te slapen. Hij zegt dat zij bijna niet geslapen hebben en het 's avonds én 's morgens met elkaar hebben gedaan.
Jan Leendersz van den Bogert (19) is zo'n twintig weken geleden voor het eerst verleid, ook door een Amsterdammer. Die kerel had zijn hand genomen en in zijn broek gestoken om hem zijn geslacht te laten voelen. Jan had zijn hand toen beschaamd teruggetrokken en was weggegaan, maar niet zonder de ontvangst van een uitnodiging van de Amsterdammer binnen enkele dagen weer terug te komen. Dat had Jan gedaan en daar had hij Hendrick, een kennis van hem, aangetroffen met wie hij het gedaan had. Jan getuigt van een grote wellust, maar zegt zich in de middag te beperken. Hij kwam soms meermalen op één dag bij het secreet. Behalve met Hendrick had hij het ook wel met Dicke Daan gedaan.
Daniel Uurbijn (Dicke Daan) (38) wordt pas in augustus opgepakt. Hij was namelijk uit de stad vertrokken en geeft later toe dat dat was om niet opgepakt te worden. Hij bekent met Jan Leenders en Aert in de weer te zijn geweest. Daniel wordt in verband gebracht met de chirurgijn die hem al verschillende malen heeft behandeld, voor gonorrhea, Spaanse kraag, 15 à 16 schenkers, druipers en klap-oren.
| |
De veroordelingen
Een Nieuw Liedt van het Regt of Justitie, dat op Maandagh den 17 July 1730. binnen de Stadt Rotterdum is gedaan, aan de volgende Persoonen; met Name N: de Haas een Kaarsemaker, en Schroeder een Brander, beydo Gewurgt en Geblakert; Hubert van Borselen een Lyf-Knegt gewurgt, alle om het plegen var zeer grootgaande Zonden; Voorts is een Valfe Munter Opgehangen, en diverse Gegesele en Gebrantmerkt, breder te lesen of ziagen.
Voys: Een Gelders Graaf vermoeyt van 't Jagen.
De straffen zijn verschillend. Omdat niemand sodomie zegt te hebben gepleegd, wordt geen doodstraf uitgesproken. Wel werd een poging gedaan en dit leidde tot de zwaarste straf: Hendrik de Bruijn wordt binnenskamers gegeseld en voor eeuwig verbannen uit Holland, Zeeland, West-Friesland en Utrecht. Jan Backvis wordt voor 25 jaar verbannen uit de genoemde gewesten. Alle anderen worden voor 20 jaar de toegang tot deze streken ontzegd. Alleen de jongste wordt niet veroordeeld, omdat hij gevlucht was en nog verder verhoord moest worden.
De gegevens voor dit artikel zijn ontleend aan de oud-rechterlijke archieven die berusten in het Gemeente-archief Rotterdam.
|
|