uithangbord van oude drukkers. Libellus is in het Latijn het verkleinwoord voor ‘boek’, de libel is het symbool van de vergankelijkheid, en dat had weer te maken met mijn belangstelling voor iconologie. Maar ‘libel’ verwijst ook associatief naar het Engelse libel, dat ‘schotschrift’ betekent, en dat idee was voor mij puur gebaseerd op homoseksualiteit. Ik had op dat moment het gevoel dat ik me nooit de mond hoefde te laten snoeren omdat ik altijd nog teksten zou kunnen drukken die ík zou willen uitgeven, en daarbij dacht ik heel duidelijk aan homoseksualiteit. Dat ‘libel’ was mijn antwoord op mijn uittreding, mijn coming out of the closet.
Toen ik me veilig genoeg voelde om een auteur te vragen, toen ik dacht: ‘nu kan ik er eindelijk iets van’, toen heb ik ook bewust aan Gerrit Komrij een tekst met een homoseksuele achtergrond gevraagd. En dat leidde in 1978 tot de bundel Capriccio. Vanaf dat moment is er ook een soort fondsvorming geweest. En dat had ook te maken met David: die begon in 1977 ook met een eigen binderij en op een heel serieuze manier beïnvloed je elkaar toch om iets bijzonders te maken.
In hoeverre is de tekst die je onder handen hebt van invloed op de keuze van materialen en kleuren?
David Simaleavich: Het is misschien een linke uitspraak, maar ik denk dat ik één van de weinige bibliofiele binders in Nederland ben, met uitzondering van Pau Groenendijk, die de boeken die hij bindt ook leest. Toen ik de bundel Zingbaar water van Boudewijn Büch had gelezen wist ik dat het boek in blauw en zwart gebonden moest worden. En het eerste wat Boudewijn zei toen hij het boek onder ogen kreeg, was dat dàt de kleuren waren die hem tijdens het schrijven steeds voor ogen hadden gestaan.
Ger Kleis: Ik denk ook dat het noodzakelijk is dat een binder leest, want de ideeën voor de vormgeving, met alle beperkingen die een typograaf ook heeft, moeten tòch uit de tekst komen en uit een interpretatie van die tekst. Maar dat geldt ook voor mij: als ik denk aan Komrij' Capriccio, daar kwam ook blauw in voor. Dat is wellicht een oppervlakkige opmerking, maar vorm en kleur moeten uit het boek komen. En dat geldt net zo goed voor banden. In die zin doen wij precies hetzelfde.
‘Vorm en kleur moeten uit het boek komen’
David Simaleavich: Ik ben alleen wat beperkter in mijn mogelijkheden dan de drukker en de typograaf omdat wat zij doen datgene, wat ik kan doen, beïnvloedt. Er zijn ook binders die rechtstreeks tegen het werk van de vormgever ingaan, maar daar doe ik niet aan mee.
Ger Kleis: Het eerste woord heeft de auteur. De auteur beïnvloedt de vormgever, maar wat ik doe beïnvloedt David weer. Het is een reeks. En als die reeks in harmonisch verband loopt van auteur, naar vormgever, naar binder, dan krijg je iets goeds. Als je er tegenin gaat dan breek je iets.
David Simaleavich: Niet alleen kleur, maar ook het gebruikte materiaal wordt beïnvloed door de inhoud. Slangeleer bijvoorbeeld: als je nou zo'n huid als cobra neemt, daar is in Nederland al jaren niet meer aan te komen omdat het een beschermde diersoort is. Ik kon ooit een vel kopen en dat heb ik heel lang bewaard, tot ik eens een obscure nichtenroman mocht binden. De tekening van cobra lijkt namelijk, behalve op een gezicht, op twee balletjes en een pik. Dat vond ik perfect.
Ger Kleis: Jij hebt nog eens een reepje slangeleer verwerkt in de band van Pathologieën van Jacob Israël de Haan. Je ziet hoeveel systeem er in de keuze van het materiaal zit.
Jouw werk heeft een klassiek karakter, maar binnen dat klassieke kader sta je jezelf wel experimenten toe.
Ger Kleis: Ja, binnen bepaalde marges. Maar niet op de vierkante millimeter. Ik probeer zoveel mogelijk aan te sluiten bij de sfeer van de tekst. Is die tekst op zich geen klassieke tekst, dan zal mijn vormgeving er ook van afwijken. In die zin zou je kunnen zeggen dat ik de tekst volg,