kende jaloezie als thema, en de schrijver komt er niet uit, hij slaagt er niet in om dat snel over te brengen, tja, dan kan ik je verzekeren
dat het al heel snel een vervelend boek wordt. Ambachtelijk gezien kunnen zeer veel thrillerschrijvers zeer goed schrijven.
Wat vind je van de stand van zaken in de Nederlandstalige misdaadliteratuur?
Ja, je zou kunnen spreken van een opleving. Je hebt duidelijk een aantal schrijvers erbij gekregen de afgelopen jaren. Janwillem van de Wetering heeft toch in zijn eentje al die uitgevers aan het denken gezet, of ze er misschien toch niet goed aan zouden doen weer meer misdaadromans te gaan uitgeven. Als ik naar mezelf kijk dan heb ik in zes jaar tijd vijf boeken geschreven, Jacques Post heeft vijf titels uitgebracht, Tomas Ross is aan zijn zesde of zevende boek toe: er zijn kortom héél wat produktieve mensen bezig die ook een heel behoorlijk niveau weten te halen. Er is natuurlijk ook een groot aantal ééndagsvliegen geweest, schrijvers van het tweede garnituur. Maar als je de Nederlandse situatie vergelijkt met die in Amerika, Engeland, Frankrijk of Duitsland, dan denk ik dat er daar toch een wat bredere laag aanwezig is, een grotere vaste kern. Je hoort wel zeggen dat een bredere produktie, steeds meer nieuwe titels op de markt, slecht zou zijn voor de verkoop van de boeken van gevestigde schrijvers van misdaadromans. Ik geloof daar niets van. Voor mij mag de basis nog best wat breder! Er moeten gewoon meer schrijvers komen, dan leert het publiek ook beter te onderscheiden wat men goed vindt en wat niet. Anders blijf je typische zonderlingen in een klein hoekje.
Als je kijkt naar de waardering van de pers (en het publiek) voor het genre, zie je dan grote verschillen in vergelijking tot andere landen?
Dat is in andere landen ongeveer net zo pet als in Nederland, daar moet je je niet op verkijken. Hier is een boek al lang weer uit de winkel en dan komt er nog eens een recensie van, of erger nog: er wordt helemaal niet over geschreven. Misdaadromans worden in het buitenland misschien iets minder makkelijk genegeerd, maar neem nou de Engelse situatie. Ik lees al sinds jaar en dag de Engelse zondagsbladen, daar wordt weliswaar heel trouw gerecenseerd, maar toch met een klein lettertje, in een verscholen hoekje. Maar goed, de situatie in het Engelse taalgebied is natuurlijk wezenlijk anders; je hebt bijvoorbeeld veel eerder wereldauteurs! Als een boek van Len Deighton het goed doet in Engeland, dan wordt zo'n boek meteen gekocht, en overal ter wereld te koop aangeboden. De markt van zo'n man groeit explosief. Dat is in feite toch ook gebeurd met Janwillem van de Wetering door het simpele feit dat hij een Engelstalige uitgever had weten te vinden! Anders was hij misschien alleen in ons land een succes-auteur geworden, zijn vierde boek zou mogelijk eens voorzichtig worden vertaald. Maar zo gaan die dingen, ik bedoel, als er morgen van een boek van mij 30.000 exemplaren zouden worden verkocht, dan zou mijn uitgever toch gaan denken, hé, wacht eens even, we zouden best eens een vertalinkje kunnen brengen. Laten we beginnen met een Engelstalige vertaling, als je eenmaal een Engelse versie hebt, dan kan die weer als basis dienen voor verder vertaalwerk. Maar ja, zo'n uitgever moet daar zin in hebben, die moet connecties hebben, die is nooit gewend geweest om boeken te verkopen, want die kocht altijd alleen maar boeken. Hij moet mensen gaan overtuigen dat het geen ééndagsvlieg is, dat er meer titels voorradig zijn of geproduceerd zullen worden. Ik wil maar zeggen: dat gáát niet met één boek in Nederland, dan zou je als schrijver zo moeten duwen en pushen, of je moet natuurlijk over goede contacten beschikken.
Even terug naar het schrijven, bedenk je voordat je gaat schrijven de plot van je boek?
Nou, een beetje wel en een beetje niet. In dat eerste boek, Weggegooid Geld, heb ik dat hoofdstuksgewijs zitten te bedenken. Later doe je dat half en half. Je wilt bijvoorbeeld een verhaal maken over iemand die fantaseert, maar liegen wil je er ook in hebben, je wiii onduidelijk maken wat nou het één is, en wat het ander. Dan zou ik beginnen te denken: als ik zo'n verhaal wil vertellen, wat heb ik daar dan allemaal voor nodig? Op een gegeven moment heb ik dan wel een idee in wat voor setting het plaats moet vinden, wat voor mensen er in voor moeten komen, de lijn begint zich af te tekenen. Dan komt het stadium van het omwerken in hoofdstukken. Al denkende ontstaat het verhaal; het begint hier en eindigt daar, en daartussen in moet ik ongeveer langs die en die wegen het verhaal laten lopen. Af en toe nog eens goed denken: kan dat wel, moet dat niet anders, je gooit nog eens wat om, het is een voortschrijdend proces...
Hoe kom je aan de namen van je personages?
Dat weet ik eigenlijk niet. In het begin deed ik vreselijk mijn best om namen te verzinnen waar je je geen buil aan kunt vallen. Als je iemand Van de Wetering noemt of Duisenberg, daar moet je natuurlijk een beetje mee uitkijken. Maar Klop bijvoorbeeld, ik heb geen flauw idee meer waar ik die naam vandaan heb, het is gewoon een kalme, rustige naam. Voor mijn hoofdpersoon moest ik een Nederlandse naam hebben; Stammer, het moest een beetje Hollands klinken. In mijn nieuwste boek Goed Gestemd heet de hoofdpersoon - naast Hank Stammer dan - Leen Westra, dat is toch ook een betrekkelijk veel voorkomende naam. Voor die man in die bank in Weggegooid Geld zocht ik een deftige naam: Jutteman Houwing. Tja, die namen verzinnen, hoe gaat dat? Het is bij mij vaak afhankelijk van invallen.
Hoeveel versies schrijf je van een boek?
Meestal schrijf ik twee versies, één keer klad en één keer in het net. Ik werk meteen op de schrijfmachine, er moet een wit velletje inzitten, en dan er tegenaan met het bekende twee-vinger-systeem! Met een ballpoint kan ik niet schrijven; het staat er me dan niet duidelijk genoeg. Ik ben gewend aan het typen - hoewel, als morgen die typemachine gestolen wordt dan zal ik wel met de hand schrijven - het bevalt me. Je kunt dan een kladversie maken met doorhalingen en verbeteringen, daar maak ik dan een netversie van, wat in feite neerkomt op het schrijven van een tweede versie. Ik let er dan ook op of een en ander goed gedoseerd is, of bepaalde passages niet te veel ruimte in beslag nemen en dergelijke dingen.
Je boeken spelen zich voornamelijk af in Amsterdam. Doe je desalniettemin nog iets aan research?
Ja, hoor, ik lees wel het een en ander eromheen, ga kijken op lokaties waar ik gebeurtenissen wil situeren. Mijn nieuwste boek speelt trouwens nauwelijks in Amsterdam. Er speelt een stukje in Nijmegen, in Zoetermeer, in Ouderkerk aan de Amstel. Dus daar moet je even naar toe, als je dat niet doet, dan vergeet je dingen. Ik ben natuurlijk van mijn leven wel eens in Nijmegen geweest, maar ik moet er wel een dag rondlopen om erachter te komen waar de centrale figuur bijvoorbeeld gewoond kan hebben in zijn studententijd. Bij zo'n verkenning zie ik dan lokaties waarvan ik denk dat ik ze kan gebruiken. Ik moet trouwens wel aantekeningen maken, anders kom ik op een goed moment thuis en dan denk ik: zat er nou glas in lood in die ramen of niet? Zo knip ik bijvoorbeeld ook wel eens een foto uit een tijdschrift, als ik een gezicht tegenkom, waarvan ik het gevoel heb dat ik het misschien nog eens zal kunnen gebruiken voor een personage. Ik heb een map met al dat soort gegevens liggen, zodat ik zonodig de informatie bij de hand heb. Je moet natuurlijk wel een beetje weten waar je het overhebt, anders schiet je niet op met schrijven.
Mag Hank Stammer misschien ooit nog eens een reisje maken naar het buitenland, of is dat voorbij zijn horizon?
Ach, misschien stuur ik hem nog wel eens naar België, maar in principe is Amsterdam natuurlijk de scoop van Hank Stammer, daar ligt zijn werkterrein, daar woont-ie. Nee, echt een verhaal in het buitenland neerzetten, daar heb ik niet zo'n zin in. Je dreigt dan ook de greep te verliezen op je setting; voordat je het weet ben je toeristisch bezig, en ik vind dat je dat moet voorkomen. Je krijgt al gauw zo'n Tatort-formule. Ik zag daar laatst toevallig nog een aflevering van die zich in Amsterdam afspeelde. En ja hoor, Amsterdam is nog amper in beeld geweest of er staat een draaiorgel op volle kracht te spelen, er staan mensen haringen te eten die ze bij de staart vasthouden (dat gebeurt dus haast nooit meer, ze snijden ze altijd keurig voor je in stukjes), er komt nog even een molen in beeld. Meer heb ik er niet van gezien, toen geloofde ik het wel, maar je kunt