Hebt U bij het schrijven gemak gehad van Uw makkelijke toegang tot de bronnen van het nieuws?
Je verwerkt automatisch wat er gebeurde in die tijd. Ten tijde van ‘De Brede Rug van de Nederlandse Maagd’ was er voortdurend studentenoproer, en Nieuw Links zit er ook in. Ja, als je één boek geschreven hebt met zo'n succes, dan moet er een tweede komen. Dus ik heb toen geloof ik vier of vijf jaar achter elkaar elke avond een stukje geschreven. ‘De Haren van de Vos’ is ook nog geschreven op basis van iets wat ik zelf meegemaakt had, ik had nog wat liggen. Een nageboorte, want die zaak waar het om ging was geloof ik uit 1976; het eerste hoofdstuk had ik toen al geschreven. Dat blijft dan toch in je hoofd zitten, je kunt nooit iets nieuws doen als je in je hoofd hebt dat je nog iets moet afmaken. Tenminste, zo ben ik. Dus heb ik op een gegeven moment dat verhaal afgemaakt. En toen zag je, als je ‘De Haren van de Vos’ afzette tegen die vorige boeken, hoeveel rijper, koeler en vakmanschappelijker dat is!
Er zit nogal wat tijd tussen De bloedkoralen voor de Bastaard uit 1971, en De Haren van de Vos, dat in 1983 uitkwam.
Ja, daar zit een generatie of twee tussen... Maar goed, ik voel me dus niet zo'n thriller-schrijver. Ik denk ook, dat als ik morgen ontslag moest nemen en een carrière als thriller-schrijver zou moeten opbouwen, dat ik dan in ieder geval níet die Lemming-boeken meer zou schrijven, maar een serieuze thriller.
En dan wel ‘volgens het boekje’?
Ja, tenzij je denkt er veel geld mee te moeten verdienen, als dat een noodzaak zou zijn. Dan moet je een gimmick inbouwen waardoor iedereen het koopt. Maar als ik echt een thriller zou moeten schrijven zou ik een serieuze schrijven. In de tijd waarin ik die vijf Rutger Lemmings schreef was ik verslaggever bij Vrij Nederland. Als verslaggever is je bestaan betrekkelijk overzichtelijk: je moet een verhaal maken en dat lever je in, en dan heb je tijd om voor jezelf iets te bedenken. Je had overdag tijd om te denken: wat zal ik vanavond eens gaan doen? Op het moment dat je weer thuis achter de machine ging zitten had je ongeveer in je hoofd hoe je verder moest. Later werd ik hoofdredacteur, en dan zit je in een totaal andere positie. Ik denk voor anderen; anderen leggen beslag op mijn tijd. Dus als ik dán 's avonds ging zitten, dan moest ik eerst bedenken waar ik ook alweer gebleven was, en als ik dan na een uur weer wist hoe het zat, en wist hoe ik het verhaal wilde voortzetten, dan wilde ik naar bed. Ik denk dat als je er echt de tijd voor wilt nemen om een thriller te schrijven, dat je dan om te beginnen tijd moet inruimen om een plan te maken en dat behoorlijk door te denken. Toen ik De Haren van de Vos deed toen zat ik met dat tijdsprobleem, maar om de één of andere reden moest ik om de veertien dagen naar een ziekenhuis voor één of andere keuring en dan nam ik daar een paar uur vrij voor. Ik dacht dan, omdat je toch in zeven wachtkamers tegelijk moest zitten: aan het eind van zo'n dag wil ik weten hoe het verhaal verder gaat. En dat was heel vruchtbaar. Zowel vroeger als humorist als later toen ik hoofdredacteur was heb ik geleerd dat je tijd moet reserveren om iets te bedenken, dat dat het beste werkt. Als ik vroeger een conference moest houden - ik trad toen met het Haags Studentencabaret op door heel Nederland - ging ik ook al zo te werk. Als je op maandag wist dat je voor de daarop volgende
zaterdag een actuele politieke conference moest maken, ging je daar niet op maandag aan denken, dan word je gek. Je moet dan denken: ik doe dat donderdagavond. Zo'n donderdagavond is dan wel cruciaal, als je dan om twee uur naar bed gaat moet wél de conference klaar zijn. Na een tijdje weet je dat dat lukt. Dát is toch het geheim van vakman-zijn, niet? Kijk, er zijn dingen waarvan je zegt: dat kán ik, je kunt schrijven bijvoorbeeld. Ik heb in de journalistiek nog nooit meegemaakt dat iets me niet lukte, schrijven kán, dus ga ik er vanuit dat het lukt. Of het goed is, is een tweede, maar niet na drie uur bleek naar buiten wankelen en zeggen: er is niks! Dat vind ik echt onzin. Je kunt elke thriller schrijven, dat kan ik nu wel zeggen, maar hoe goed ze zijn hangt af van de voorwaarden waaronder ik ze moet schrijven. In een jaar wordt-ie denk ik beter dan in een half jaar. Ik spreek honderden mensen die zeggen dat ze als ze eenmaal tijd hebben een boek zullen gaan schrijven. Maar dat zeggen ze omdat ze nu de vage notie in hun hoofd hebben, dat ze dan en dan iets willen gaan opschrijven. Als je gewend bent naast je werk ook te schrijven, wordt het wat ánders als je ervoor gaat zitten. En als je ermee wacht tot de VUT dan ben je natuurlijk echt verloren, want dan moet je eerst afkicken.
Hebt U daar zin in?
Ik heb er altijd zin in, ik heb er altijd drie in mijn hoofd! Maar het eerste dat ik nu wil gaan doen is een humoristische familieroman. Ik heb me voorgenomen die te schrijven. Het eerste hoofdstuk weet ik, en ik weet de hoofdpersonen en één of twee kleine avonturen, maar op een gegeven moment vult zich dat aan en is het klaar. Ik heb een mapje liggen met een aantal invallen; je leest een krant of een tijdschrift, en dan staat er ineens iets in waarvan je denkt: oja, dát is eigenlijk waarnaar ik op zoek was, dát hoort in mijn boek.
Thrillers schrijven naast een hele drukke baan is geen geringe opgave. Is het schrijfplezier nooit in gevaar gekomen?
Maar schrijven is toch mijn vak?? Ik schrijf elke week! De Haren van de Vos was in zoverre veel moeilijker omdat ik vond dat ik een heleboel dingen die ik twaalf jaar daarvoor in die andere boeken gedaan had niet meer kon doen. Ik ben er beter op geworden; ik kan beter dénken terwijl ik schrijf. Vroeger gold: als het maar leuk is, is alles goed, terwijl ik nu denk: dat hoeft niet waar te zijn. Zo komt er in één van die eerste boeken, ik geloof in ‘Naakt over de Schutting’, plotseling een scène voor waarin iemand hardop hoort voorlezen in het Duits uit Das Kapital, er wordt op diegene geschoten en de stem houdt op. Zoiets. Nou, dat vond ik léuk zeg, toen! Terwijl je nu denkt, eigenlijk is het ook wel leuk, maar zoals het er staat is het niet leuk en bovendien heeft het met die plot niks te maken. Dus iedereen die dacht dat het meer een humoristisch boek was dan een thriller, heeft gelijk. In Zij droeg die Nacht een Paars Corset zitten pagina's gewoon op een avond overgetikt uit de Pro Juventute-kalender of iets dergelijks. Dat zijn grapjes, stijlfiguren... mensen moeten het maar leuk vinden. Ik zou dat nu niet meer doen. Denk ik nu.
Wat gaf U eigenlijk ooit de impuls om zo 'n sriller als Naakt over de Schutting te schrijven?
Dat was heel simpel. Ik ben in '63 een maand of vier/vijf in Amerika geweest. Dat was voor de helft mijn huwelijksreis, maar voor de andere helft was het gewoon voor de krant. Ja, nu krijg je ook het hele verhaal hoor! Ik reisde dus door Amerika en schreef daar op hotelkamers op luchtpostpapier met de hand reportages. Ik had in die tijd nog een rubriek van notities uit het café, humoristische cursiefjes. Vrij Nederland was toen nog klein... Er werkten toen geloof ik drie jonge verslaggevers, en omdat ik er niet was moest ik vanuit Amerika mijn werk voortzetten. Die reportages stonden dikwijls op pagina drie met een: ‘Ferdinandusse uit New York, of Williamsburg, Atlanta, Miami, Texas.’ Daar werd toen ik terugkwam nogal over gesproken. Ik herinnerde mij dat in Den Haag een aantal journalisten zei: ‘Wat jij daar over Chicago schreef, over die negerkwestie, dat is tamelijk nieuw!’ zoiets. Toen werd ik gebeld door meneer Veninga, die was adjunct-direkteur bij Uitgeverij De Arbeiderspers. Hij vond die verhalen zo goed dat hij ze wilde bundelen. Ik zag dat niet, want ze hadden niets met elkaar te maken, vormden geen eenheid. Maar, vroeg ik hem, zou je die notities van mij niet willen bundelen? Nou, zei hij, als het moet, dan dat maar. Toen bleek dat het er lang niet genoeg waren, dus toen heb ik nog wat van die andere notities gemaakt en zo is dat boekje tot stand gekomen. Die gesprekken die ik met Veninga had gingen over boeken en wat daar verder mooi aan was. Hij was een groot lief hebber van Chandler, en ik zei dat ik nog best eens een keer zo'n soort boek wilde schrijven, dus begon hij op een gegeven moment te bellen met de vraag wanneer ik dat eens ging doen.
Had U verwacht dat Naakt over de Schutting zo'n succes zou worden?
Nee, maar daar kwam natuurlijk die hele Zo is het tijd bij - middelpunt van twee grote rellen. Bij de boekhandel zeiden ze dus geef er maar honderd, terwijl ze misschien bij een andere debutant gezegd zouden hebben: doe er maar twee. Dat Naakt over de Schutting heeft denk ik in de loop van een jaar of tien ongeveer evenveel verkocht als de helft van De Aanslag. Ten eerste die titel, toen kwam daarover heen nog eens een keer