niet aan dat de royalties zo hoog zijn dat je voortdurend naar die landen kunt gaan.
Ik durf niet eens te vliegen, ik durf nauwelijks een trein in. Sinds de uitvinding van de video bekijk ik banden. De VARA is in El Salvador geweest, ik haal de videobanden en kijk me vier maanden suf en noteer dingen die anderen niet opvallen. Bijvoorbeeld: er rijdt een gele Peugeot in El Salvador. Dan schrijf ik op: taxi's in El Salvador zijn geel. Ik bel iemand op die er geweest is en vraag welk merk sigaretten er daar gerookt wordt. Of ik vraag wat je ruikt als je de hoek om gaat: benzine, urine? Dat noteer ik allemaal braaf en achteraf wordt er gezegd: o, wat een couleur locale. Maar niemand van de lezers is er geweest, dus ze kunnen het niet controleren. Hoeft ook niet, ik hou me aan de feiten.
Martin Finch is jouw vaste hoofdpersoon. Hij reist met de delegatie mee naar El Salvador. Waarom een internationale naam voor een gewone Hollander?
Het heeft ermee te maken dat ik geen Nederlandse misdaadromans wil schrijven. Het klinkt arrogant, maar ik wil niet verzeilen in die kleinschaligheid. Om iemand nu Jaap Jansen, het is een prachtige naam hoor, te noemen, is niet acceptabel. Ik wilde Martin Finch internationale mogelijkheden geven en daarom heb ik hem het kind laten zijn van een Royal Airforce piloot die in de oorlog boven Nederland is neergeschoten. Op die manier kon ik hem een gemakkelijke introductie geven in Engelstalige landen. Want van een Nederlander zeg je al gauw: wat heeft die in het buitenland te zoeken?
Het is kritiek die ik vaak hoor op mijn boeken: Martin Finch is ambtenaar bij de BVD, een dienst die heel weinig mensen kennen en waar nogal karikaturaal over wordt geschreven. Wat doet een BVD'er in het buitenland? Zoals je weet was mijn vader ambtenaar bij de BVD en hij was veel in het buitenland. Het is onzin om te denken dat de BVD alleen maar radio-amateurs afluistert of linkse studentenorganisaties oprolt.
In Het Poesjkin Plan verdedig je de B VD. Iedereen kent de verhalen over de documenten die bij een groenteboer werden aangetroffen, over de sukkel die gefilmd werd door een omroep, iedereen kent de blunders, maar de successen van de geheime dienst zijn niet bekend.
Zo is het toch. Als je succes hebt, kun je dat niet vertellen. Mijn vader deed dat ook nooit. Hij tekende een loyaliteitsverklaring natuurlijk. De BVD is een dienst met duizend ambtenaren, met een behoorlijke post die niet op de Rijksbegroting voorkomt, die niet in het parlement wordt besproken, met een zeer kleine parlementaire controle. Zo'n dienst met ook nog eens vijfduizend free-lancers kan een boel. Nederland is een schakelland in de NATO, heeft de grootste haven ter wereld, het is een land met een gigantisch hoge technologische kennis. Het zou onzin zijn te zeggen dat Nederland niets voorstelt in de geheime-diensten-wereld.
Hoe is het karakter van Martin Finch?
Dat weet ik niet. Ik vind karakters niet belangrijk. Het klinkt vreemd misschien, maar voor dit genre vind ik het verhaal, de plot, de acceptabelheid daarvan en de authenticiteit het belangrijkste. Van James Bond weet je alles: hoe oud hij is, hoe hij met vrouwen omgaat, in wat voor auto's hij rijdt, maar de plots kloppen niet. Bond is een karikatuur geworden.
Ik heb Martin Finch redelijk oningevuld gelaten, er wordt doorgaans te veel aandacht besteed aan het geven van karakters. Dat is niet goed voor het genre.
Je had het gegeven van de moord in El Salvador, je bedacht een Nederlandse delegatie die daar naartoe vertrekt, en je hebt Martin Finch. Hoe construeer je vervolgens een roman?
Ik kom altijd op een idee door een krantebericht. In dit geval las ik dat de Nederlandse regering een getuige had ontvangen uit El Salvador die claimde dat hij erbij was geweest toen de vier journalisten werden vermoord. Niet de guerilla, maar de officiële regeringstroepen waren de schuldigen. Die getuige heeft een verklaring afgelegd hier in Nederland voor een parlementaire commissie en vervolgens is hij verdwenen. Niemand heeft ooit nog iets van hem gehoord. Na die verklaring heeft de Nederlandse regering niets meer ondernomen, het hele geval is in een doofpot gestopt. Wat is er allemaal gebeurd, vraag ik me dan af. Ik begin te denken wie erachter hebben gezeten. Ik ga research doen, heel nauwgezet en vervolgens schrijf ik trefwoorden per hoofdstuk op kladblaadjes en plak die tegen een muur. Als ik eenmaal weet hoe alles in elkaar zit, kan ik gaan schrijven. Dat gaat heel snel, een week of zes.
Hoe je een plot maakt, weet ik niet. Patricia Highsmith zegt: opeens wéét je het, natuurlijk, zó moet het gegaan zijn, zo smerig, zo dubbel, dát moet het zijn geweest. Bij mij is het ook zo.
Een thriller moet spannend zijn en geloofwaardig, maar bovendien moet je de clichés vermijden. Is dat moeilijk?
Ik heb op mijn donder gekregen omdat ik in Schaduwen uit Gethsemane een aantal clichés over vrouwen zou hebben gebruikt. Er is me seksisme verweten, en daar heb ik hard om moeten lachen. El Salvador is een warm land, daar lopen dure vrouwen wel eens in doorkijkjurken. Een feministische journaliste heeft me daarover onderhouden. Wat een onzin.
Het is geen cliché van de thriller, het zou er ook een van Harry Mulisch kunnen zijn. Natuurlijk moet je de clichés vermijden. Je laat een held of anti-held niet meer rondrijden in dure, snelle auto's of veel schieten. Dat doe je niet meer. Je probeert je hoofdpersoon zo gewoon mogelijk te laten zijn, je probeert de alledaagse werkelijkheid net zo te beschrijven als in de gewone literatuur. Maar je bent wel onderhevig aan een aantal dogma's. Elk hoofdstuk moet spannend eindigen om eens iets te noemen, net als in een stripverhaal.
Schaduwen uit Gethsemane is verteld vanuit het gezichtspunt van Martin Finch, maar andere hoofdstukken vanuit Fischer, de Amerikaanse journalist.
Na een zevental romans vind ik het vervelend worden om ieder hoofdstuk weer vanuit dezelfde persoon te starten. Ik schrijf meestal vanuit het ‘ik’-perspectief, dat is al moeilijker dan vanuit een ‘hij’. Omdat ik het niet goed vind om mijn hoofdpersoon meer karakter te geven en er toch een keer de behoefte aan had om dat ergens eens te doen, heb ik een ander gecreëerd. In hem kon ik alles kwijt.
Iemand heeft ooit gezegd: detectiveschrijvers geven geen karakters, want daarvoor zijn ze te slecht, ze kunnen het niet. Dat is natuurlijk onzin, maar aan de andere kant is het wel gemakkelijk om het niet te doen, want dan hoef je niets van jezelf weg te geven. Het zit ergens tussenin: ik zie bij meer schrijvers dat zij hun hoofdpersoon blanco houden en andere personages invullen: die krijgen een karakter met al hun hebbelijkheden en onhebbelijheden.
Schrijven vanuit twee personen heeft het voordeel dat je niet vast komt te zitten. Je begint gewoon aan een ander hoofdstuk als je geblokkeerd wordt.
Hoe moeilijk is het om dialogen te schrijven?
Ik schrijf godzijdank zeer en zeer snel. Ik werk voor de televisie en voor de film, dus ik ben gewend om dialogen te schrijven. Veel moeilijker zijn de beschrijvingen. Je weet dat lezers van thrillers ongeduldig zijn, zij lezen een thriller vooral om de actie. Je zit soms uren te zweten op een fraaie natuurbeschrijving vanuit de trein in de Russische steppe. Zou er wel of niet een fabriek in de verte staan? Daar ben je een hele avond mee bezig, maar je weet dat je lezers denken: steppe, poesta, doorbladeren, wat gaat er verder gebeuren.
Dat is inherent aan het genre. Je weet dat het onderschat wordt. Je werkt net zo hard als een gewone romancier. Maar je lezers zijn mensen die het boek kopen op Schiphol, ze lezen het in het vliegtuig om hun angst te vergeten en donderen het in de vuilnisbak als ze op hun eindbestemming aangekomen zijn. Het is wel triest.
Als je jouw boeken vergelijkt met die van bijvoorbeeld Felix Thijssen, dan ben je nogal terughoudend in het beschrijven van geweldscènes.
Het ligt er maar aan hoe agressief je zelf bent. Mijn vrouw vindt het uitstekend wat ik doe, ik schrijf het tenminste. Net als in beschrijvingen over sex moet je ook in geweldscènes jezelf beperkingen opleggen. Het is bijna een dogma in de thriller: je moet hier en daar geweld gebruiken. Het hoeft niet eens echt, denk ik. Maar er moet wel iets zijn van een gevecht of de dreiging ervan. Dat zit in het genre verwezen. Felix Thijssen kiest