Bzzlletin. Jaargang 14(1985-1986)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] Dirk Kroon Gedichten Terug Aan werkelijkheid te snel gewend, zeggen wat ooit een mooie droom was: dat je er bent. Herfstlicht mag nu de dag verhelderen en bomen kunnen weergaloos ontdaan zijn - dat je er bent. Ik streel hun schors en mis maar rakelings het leven. Ik word getrokken naar de aarde, buig mij naar de dode grond. Dat je er bent zullen uiteengevallen bladeren niet zeggen, noch de stille weerzin van de mist. Dat je er bent zullen de lage vogels niet vertellen, maar ze roepen elkaar en drijven mij weg. Spoorloos Toch maar geen sporen, zo besliste de wind. Het zand bleef glad liggen. Aan de duinhelm en palen was een aarzeling zichtbaar, de voorzichtigste glooiing. Jij hield het niet uit en eerlijk gesproken was het geen wonder. De bramen waren rijp en juist bij die struiken een nietig teken van leven. Een heel klein schedeltje en van een blauwe jas verwaaide pluizen. Gretig overgeleverd aan een abrupte windvlaag gingen wij verder, gesterkt in het verlangen niets te willen vinden, vergaten wij elkaar. [pagina 21] [p. 21] Vogels en Vrienden Op de rand van het balkon, dat wil zeggen op het hekwerk van een hoge flat, twee meeuwen. Nog geen meter van elkaar kijken ze hoekig om zich heen. Hun kopjes maken zenuwachtige bewegingen. Wie zou niet graag gedachten of de aard van deze niet begrepen dieren raden. De linker (die het grootst is) verplaatst zich even later schrijlings naar de ander. Voor wie toeziet is het geen gezicht dat een vogel die moet vliegen schielijk opschuift langs een buisconstructie en dan dicht bij een vertrouweling bekjes geeft en met een snavel praat. Het is nauwelijks een uur geleden dat de flatbewoner die dit constateert, muisstil toeziend uit zijn kamer, van een vriend een brief ontving die hij niet meer los kan laten: ‘Beste (die en die), wij hebben ooit de toenadering ervaren die het leven uitverkorenen te bieden heeft. Nu je niettemin bent uitgevlogen vind ik je verblijfplaats al te koud.’ Het is wel waar, hij is gevlogen toen zijn ruimte kleiner werd; hij koos zich een mooi nest, open naar het westen en de kille wind die hem herinnert aan de levenden. Daar klaart de lucht en bakent elk zich een apart domein. De een verlegt vervolgens grenzen tot de ander eraan went, de ander trekt zich vechtend in zijn vrijheid terug. Later Alsof er niets kon gebeuren en wij nergens aan wenden, je hoeveel jaar later zomaar op straat tegenkomen, herkennen in een omhelzing die alles verzwijgt, alles weer goed maakt. Zo zou het moeten, niet meer vertrekken vanuit het vertrouwde - nooit meer samen naar een plek toegaan, blijven die wij zijn en niet meer die wij waren. Vorige Volgende