keerd. Er bestaan in Nederland hele goede banden met literaire uitgevers en tijdschriften. Ik herinner mij van een aantal jaren geleden dat op de cover van de Haagse Post een hele generatie jonge schrijvers stond afgebeeld met als onderschrift: De nieuwe academisten. Daar waren ze dan. In één keer waren ze in Nederland bekend. In Vlaanderen werkt dat anders. Bij jullie wordt het jonge gajes in één keer de hoogte ingestoken, en dan is het maar afwachten wie er overblijft. Bij ons is het omgekeerd: wij moeten moeizaam met zijn allen een berg beklimmen en alleen de besten raken vroeg of laat aan de top, maar ondertussen valt er een en ander af. Je moet bij ons wat meer geduld hebben voor je gezien, laat staan voor je gelezen wordt.
Noem eens namen.
Leo Pleysier is niet bijzonder bekend, maar een goede schrijver. Tom Lanoye zal moeten kiezen tussen cabaret, performances en literatuur. Hij heeft talent. Schrijven is gaan zitten en blijven zitten. Herman Brusselmans, dat is nog even afwachten. Pol Hoste probeert zijn afkomst niet te verbloemen, hij doet er iets mee. Hij is lastig in zijn omgang met uitgevers, misschien dat hij daarom nog niet aan de oppervlakte is gekomen.
Er is een hele reeks schrijvers die nooit in Nederland is doorgedrongen. Frans Depeuter met zijn zwaarmoedige oeuvre, schrijft uitstekend. Hij is nu 47 jaar, wij zijn samen gestart. Ik heb van hem de indruk dat hij in de boekenwereld nog steeds moet debuteren. De Pillecijn is al geruime tijd dood, maar zijn werk kun je nog steeds lezen, dat blijft zijn kracht behouden.
Waar moet ik jou ergens plaatsen?
Daniël Robberechts heeft eens bedacht dat je de Vlaamse literatuur kunt uitzetten op twee assen. De ene kun je noemen de as Boon, en de andere de as Maurice Gilliams, de lijn van de gepolijste estheten.
Bij Boon hoort Cyriel Buysse, die voor die tijd onverbloemd schreef. Hij is verguisd door het katholieke Vlaanderen. In de Winkler Prins staat nog steeds dat hij de Vlaamse volksaard goed kon observeren, maar hij gaf er een eenzijdige kijk op. Met deze tegendraadse vertellers voel ik mij verwant. Hierbij hoort ook Gerard Walschap. Er is niemand in Vlaanderen zo massaal verketterd als hij. Hij kreeg ooit een petitie op zijn nek van zo'n 90.000 Kajotters die nooit iets van hem hadden gelezen. Hij is er nooit aan kapotgegaan, hij heeft het been stijfgehouden. Hij zegt nu heel fier: ik heb de katholieke kerk verslagen.
En jij kunt zeggen: ik deed hetzelfde met het koningshuis? Ach, deze twee boeken, Brief aan Boudewijn en Het beleg van Laken, gaan minder over het koningshuis dan over mijzelf.
Wat was de aanleiding om Het beleg van Laken te schrijven? Toen ik een aantal jaren geleden Brief aan Boudewijn opzette, had ik de bedoeling twee bewegingen te maken. Een bezoek van de koning aan mijn geboortedorp zoals het dertig jaar geleden was, en een tegenbezoek van mijzelf aan het koninklijk paleis. Het heeft wat geduurd voor ik aan die tweede beweging toe was. Toen ik eraan begon, had ik mezelf enigszins overschat wat de schrijfduur betreft. Ik dacht: dat klaar ik even in een jaartje, maar dat zijn er tweeëneenhalf geworden. En bovendien is Het beleg van Laken een deel van een groter boek.
Het komt omdat je in het koninklijke paleis als het onze niet zo gemakkelijk binnenkomt als in mijn geboortedorp Olen. Het koninklijk paleis is niet zo toegankelijk. Je moet daar ook niet rondhangen, of je krijgt de Rijkswacht achter je veren. Je moet daar ook geen foto's nemen, je kunt het ook niet overvliegen, dus moet je het op een andere manier aan boord leggen en dat kost wat meer tijd. Vandaar.
Hoe kwam je aan je bronnen?
In O dierbaar België... van Jan van den Berghe, een boek met artikelen uit de populaire bladen, vind je de geschiedenis van koning Boudewijn. Laken, een huis voor keizer en koning van De Strihou is een dik, prestigeus werk over het paleis. Maar wat gebeurde er bijvoorbeeld in Laken toen koning Willem I regeerde over België? Daarvoor heb ik in het stadsarchief van Turnhout diverse werken moeten raadplegen. Hij hield het éne jaar hof in Nederland en het andere in België om te vermijden dat hij tweederangs burgers zou kweken in het zuiden. De hele staf moest telkens meeverhuizen. Maar in de zomer woonde de koning in Laken en in de winter in Brussel. Er is geen enkele historicus die daarvoor belangstelling heeft. Dat moet je maar aan elkaar proberen te lassen.
Ik heb veel gehad aan de kaart die op de binnenkant van het omslag is afgebeeld. Je kunt een hele saaie opsomming geven hoe het paleis en de omgeving eruit zagen, maar ik wilde er méér mee doen. Neem die tuin: hadden daar preitjes en uitjes gestaan, dan had notaris Loraque een heel ander verhaal verteld. Er staan antieke goden en dus vraag je je af: welk concept hadden die architecten, wilden zij er iets mee uitdrukken? Je puzzelt tot je een gesloten systeem krijgt.
Wat intrigeert je in de monarchie?
Het is een heel oud literair thema. De hele Shakespeare gaat over koningen en in sprookjes wemelt het ervan. In onze letteren is het een thema dat verloren is gegaan. Dat pak ik nu weer op. Intrigeren doet het me alleen in die mate dat ik het kan gebruiken als een thema waar ik allerhande dingen aan ophang. In Brief aan Boudewijn was het mijn intentie om een beeld te geven van mijn geboortedorp dat in de jaren vijftig erg armoedig was. Om die armoede te laten contrasteren heb je rijkdom nodig. Het symbool daarvan is het koningshuis.
Je vertelt de geschiedenis van het koningshuis in Het beleg van Laken vanuit het volk. Waarom?
Ons koningshuis blijft zich opvoeren als een sprookje. Daar zijn tijdschriften voor, iedere week is het alleen rozegeur en maneschijn. Als je tussen de regels leest, zie je dat dat niet helemaal het geval is. Het is een koningshuis met veel tegenspoed. Ik heb al die populaire gegevens uit de koningsbladen genomen, maar laat die bekijken door iemand uit het volk. Met die historisch juiste gegevens, krijg je een heel ander beeld van de monarchie.
Je hebt Brief aan Boudewijn opgestuurd naar de koning.
Dat was omstreeks zijn verjaardag in 1980. Ik heb het boek gepost in het kleine postkantoor van mijn geboortedorp. Op de verpakking schreef ik niet Drukwerk, maar ZEER MOOI BOEK, want dat is het ook. Dat heb ik dan opgestuurd met een mooie opdracht daarin, zoals het hoort. Drie weken later kreeg ik een bedankje van het Kabinet van de Koning met de belofte dat Boudewijn het boek zeker zal lezen. Die belofte blijft nog geruime tijd goed. Ik weet niet of hij het intussen gelezen heeft. Er is destijds aan de ex-hofmaarschalk gevraagd of hij het boek aan de koning heeft doorgegeven. De man vertelde een verhaal hoeveel hoofdbrekens hem dat had gekost. Zijn hele staf heeft Brief aan Boudewijn gelezen, dat was verplichte lectuur. Wat moest ermee gebeuren? Uiteindelijk hebben ze besloten het te laten passeren, maar of de koning het heeft gelezen, dan wel de spekpan er op heeft gezet, dat weet de koning alleen. Het hele geval illustreerde wel een stelling uit het boek dat de realiteit voor de koning wordt afgeschermd.
Als de koning Het beleg van Laken leest, krijgt hij de schrik van zijn leven, denk ik.
Dat zou kunnen, ik weet dat niet. Ik heb vaak de schrik van mijn leven. Er wordt altijd gezegd dat we de koning als een mens moeten beschouwen, dus moet hij maar blootgesteld worden aan dezelfde onzekerheden des levens als de gewone burger.
Je hebt nooit moeilijkheden gehad met je boeken over het koningshuis?
Tot hier toe niet, maar als ik achter de tralies beland: blauwe druiven dragen mijn voorkeur.
De koningskwestie is nogal belangrijk in Het beleg van Laken. Tijdens het uitbreken van de laatste wereldoorlog vluchtte onze regering en bloc naar Frankrijk en wilde, om het gezicht te redden, ook graag dat de koning, Leopold meekwam. Maar die bleef ter plekke. Die zei: mijn taak is het om in mijn land te blijven. Dat werd hem in eerste instantie bijzonder kwalijk genomen. Later heeft hij Hitler bezocht, naar zijn zeggen om de repatriëring van alle Belgen te regelen. Anderen vonden dat