| |
| |
| |
Donald Unger
Mika Waltari, ‘Auteur van de twintigste eeuw’
1. Inleiding
In twee eerder in BZZLLETIN verschenen artikelen, over de schrijvers Howard Fast en Lion Feuchtwanger, heb ik verteld, dat het genre van de historische roman lang niet serieus genomen is. In kringen van wetenschappers en andere literair geïnteresseerden hoort men nog altijd laatdunkende opmerkingen over dit type roman. Het is geen literatuur, het is te oppervlakkig en te melodramatisch. Dat oordeel wordt vaak terecht geveld.
In de vorige eeuw al werden historische romans geschreven door auteurs van naam, als Gustave Flaubert en Victor Hugo. In dat geval ging het echter om de ‘zondeval van de schrijversziel die door het verleden is bezeten’. De uitspraak is van Simon Vestdijk, die het genre zelf en met succes heeft beoefend. Men beschouwd Salammbô en Quatre-vingt-treize nu als letterkundig werk. Die boeken horen bij gevestigde, grote schrijvers. Walter Scott, de stamvader van het genre, heeft zich gevestigd als auteur van historische romans, niet als groot schrijver. Over het onderscheid tussen de ‘officiële literatuur’ en de historische roman en de definitie(s) van het genre heb ik gesproken in verband met Fasten Feuchtwanger. Deze twee waren ideologische vernieuwers en over dat ideologische heb ik in eerste instantie geschreven. De Fin Mika Waltari is de derde vernieuwer, die ik wil behandelen, de volgende alternatieve ‘auteur van de twintigste eeuw’.
| |
2. Een Finse schrijver
Bij hem liggen de zaken moeilijker. Het gebeurt zelden dat een Finse literator buiten zijn eigen land naam maakteen hij is kort na de Tweede Wereldoorlog internationaal beroemd geworden met zijn roman Sinuhe de Egyptenaar. Dit is het levensverhaal van een Egyptische arts uit de veertiende eeuw voor Christus, vol bonte afwisseling, waarin o.m. de periode van de farao Akhnaton en diens godsdiensthervormingen wordt beschreven. De bestseller werd in Hollywood verfilmd als The Egyptian, een van die historische spektakels ‘with a cast of thousands’, die vooral in de jaren vijftig veel in de Amerikaanse droomfabriek werden vervaardigd. Wat opviel was, dat Hollywood de pessimistische en berustende toon van het verhaal had afgezwakt. Sinuhe, die met bittere gevoelens terugblikt op zijn leven in Waltari's boek, is in de film een mildere man. Aan het eind hoopt hij op een toekomst van vrede en vrijheid.
De taalbarrière van het Fins is groot. Het is een ingewikkelde taal met ongeveer zestien naamvallen (het verwante Hongaars heeft er vierentwintig). In ons land wordt Finse literatuur nauwelijks gelezen. We kennen tegenwoordig een Nobelprijswinnaar als Sillanpää. Vroeger wist men alleen iets af van het volksepos Kalevala, dat in een adem wordt genoemd met het Roelantslied, het Nibelungenlied en El Cid. Een enkeling had het prachtige Lied van de vuurrode bloem van Johannes Linnankoski gelezen, dat oorspronkelijk uit het Zweeds was vertaald. Er is weinig Fins werk in het Nederlands verschenen. In het boek Livres finnois en traduction van Sulo Haltsonen en Rauni Puranen uit 1979 telde ik eenenzestig Nederlandse titels, die voor rekening van tweeëndertig auteurs komen. Het betreft hier vertalingen vanaf 1895. Met het cijfer 61 zal ik anno 1985 niet veel missen. Twaalf vertalingen in het Nederlands staan op naam van Mika Toimi Waltari, de domineeszoon uit Helsinki. De eerste is uit 1940, de detectiveroman Wie vermoordde mevrouw Krol?, een soort voorloper van de romans van Sjöwall en Wahlöö. Hij had er de eerste prijs in de Scandinavische detectiveromanprijsvraag voor Finland mee gewonnen. Waltari was al eerder in ons land gesignaleerd. Naar aanleiding van de Duitse vertaling van Een vreemdeling komt op de hoeve, een streekroman, schreef de NRC in 1938: ‘Stellig hebben wij hier te doen met een belangwekkend talent, met werk van een individueel nog niet al te sterke, doch duidelijk nationaal gedetermineerde persoonlijkheid van hartstochtelijk temperament. Dit temperament doet hem vooral slagen in het balladeske, het duister bewogene, snel en hevig opvlammende en even snel weer in zich wegzinkende en het veroorzaakt tevens den ietwat pathetischen inslag van
zijn productie’.
Mika Waltari.
De roman verscheen in 1942 in het Nederlands. Een jaar later kwam Antero in ons land uit, een novelle over de Fins-Russische oorlog in de winter van 1939 op '40. De lijvige historische romans, waarmee de Fin zijn roem heeft verworven, werden na de oorlog gepubliceerd. In het Nederlands verschenen Sinuhe
| |
| |
(1949), De avonturier in '52, hel vervolg In de ban van de sultan (Mikael Hakim) in hetzelfde jaar, De gekooide vogel (dat al in '42 in Finland was uitgekomen) in '54, De zwarte engel (Johannes Angelos) in '54, Verdwaald op duizend wegen in '55, Toerms de onsterfelijke in '56, Marcus de Romein (oorspronkelijk: Het geheim van het koninkrijk) in '60 en De Romein (oorspronkelijk: Vijanden der mensheid - het vervolg) in '67.
Een vreemdeling komt op de hoeve gaat over een driehoeksverhouding. Op een afgelegen boerderij arriveert op een dag een jongeman, die zijn diensten komt aanbieden. Hij wordt aangenomen en maakt kennis met de vrouw des huizes. Zij is getrouwd met een alcoholist, die haar mishandelt. De nieuwe knecht heeft net een mislukt huwelijk achter de rug. De twee worden verliefd op elkaar. Het verhaal eindigt meteen dubbele crime passionel. De dronkaard schiet de minnaar van zijn vrouw dood. Deze vermoordt haar man met een bijl. Behalve het drama vinden we in de roman beschrijvingen van het boerenleven en een verheerlijking van de natuur.
Antero begint in de zomer van 1939, als de Tweede Wereldoorlog dreigt uit te breken. We beleven het korte, maar grote geluk van de Fin Antero en zijn familie, die een buitenhuisje hebben betrokken. De oorlog begint. Het gezin wordt door de omstandigheden uiteengerukt. De vrouw gaat werken in een fabriek. Haar man vecht mee in de strijd tegen de Sovjets en sneuvelt. Waltari beschrijft de ellende, die het Finse volk moet doormaken, maar drukt de overtuiging uit, dat ‘het vaderland’ niet ten onder kan gaan.
Sinuhe is de roman, die hem wereldfaam heeft verschaft. Het verhaal over de omzwervingen van de Egyptische arts door de Oude Wereld is zo avontuurlijk, zo ingewikkeld, dat ik hier niet wil pogen na te vertellen. We vinden in deze roman alle belangrijke elementen van Waltari's historisch werk: de ‘lone ranger’ in de persoon van Sinuhe de Eenzame, de cynisch-pessimistische levensvisie, waar mildere humanistisch-christelijke ideeën mee vervlochten zijn, de hartstochtelijke, maar gedoemde liefdesrelaties, het sprookjesachtig-fantastische en niet in de laatste plaats: de geloofsstrijd.
Zowel in Sinuhe als in De zwarte engel en vooral in zijn tweeluiken over respectievelijk de tijd van de Reformatie in Europa en de periode van het pas opgekomen christendom tekent de Finse schrijver een strijd om ‘het ware geloof’. In de roman over de Egyptenaar zien we de farao Amenofis IV, genaamd Akhnaton, bij zijn pogingen met de nieuwe religie van de zonnegod Aton de eredienst van Amon te doorbreken. Akhnaton wil vooral een eind maken aan de macht van de gevestigde corrupte priesterklasse.
De avonturier en In de ban van de sultan spelen zich af in de eeuw van de Hervorming en de godsdienstoorlogen, de zestiende eeuw. De gevechten tussen katholieken en protestanten laaien telkens op, maar er zijn ook de conflicten tussen de gehele christenheid aan de ene kant en de Islam-wereld aan de andere. In deze twee romans vinden we net als in Sinuhe een relaas van omzwervingen, dat verteld wordt door de hoofdpersoon. Het is een procédé, waar Mika Waltari vaak gebruik van maakt. Het is de manier om een realistisch aandoende historische roman te schrijven. De ik-figuur gaat zich natuurlijk niet te buiten aan allerlei explicaties en beschrijvingen voor niet-tijdgenoten. Tenminste, als de auteur zich daar voldoende rekenschap van geeft.
De domineeszoon Waltari geeft geen al te vriendelijk beeld van de katholieke kerk. In ons land viel de R.K. recensent van het christelijke boekblad De Koerier daar over. De recensies uit dit blad werden jarenlang door de openbare leeszalen bij de ontsluiting van hun romans gebruikt. Ze zullen behoorlijk wat invloed hebben gehad.
Over de katholieken in De avonturier schreef de redemptorist H. Borgert: ‘...wat we hier als een groep huichelaars, sadisten, centendieven bij elkaar gebracht zien, is wel al te bar. Een dergelijk eenzijdig, tendentieus boek moeten wij afwijzen’. Ook een andere, kennelijk eveneens katholieke criticus oordeelde in een commentaar van onbekende herkomst voor de OLB: ‘Een kundig geschreven roman, die deze woelige tijden te eenzijdig heeft behandeld, waardoor lezing van het boek ontraden moet worden’. De zwarte engel is een roman over Byzantium, dat zich schrap zet tegen de aanval van de Turken in 1453. Het is kort voor de verovering van de stad, waar de ontbinding al is begonnen. Waltari geeft de theologische twisten tussen Oosterse en Westerse kerk op ‘onbarmhartige manier’ weer, zoals een R.K. predikant in De koerier schreef.
De twee Christus-romans, Marcus de Romein en De Romein, zijn naast Sinuhe en De zwarte engel de interessantste historische werken van de Fin. Zijn relatie tot het christendom wordt als het grootste probleem in zijn leven beschouwd. Waltari's vader was protestants geestelijk geweest en had als predikant in een gevangenis gewerkt. De zoon studeerde aanvankelijk theologie en wilde in de voetsporen treden van de vader, die hij al jong had verloren.
In de eerste roman, Marcus de Romein, schrijft de aristocraat Marcus Mezentius Manilianus lange epistels aan zijn vriendin Tullia in Rome, eerst uit Egypte, daarna uit Judea. Hij heeft geschriften bestudeerd, waarin de komst van ‘een koning der joden’ wordt voorspeld en is nieuwsgierig. Marcus gaat naar Judea en arriveert omstreeks het tijdstip van de kruisiging van Jezus. De Romein woont de kruisiging bij, die diepe indruk op hem maakt. In zijn brieven vertelt hij hoe hij op zoek gaat naar de mysterie achter de Christus-figuur en in contact komt met velen, die deze hebben gekend. Hij probeert achter het ‘Geheim van het Koninkrijk’ te komen, zoals de roman oorspronkelijk heet. Waltari heeft een wonderlijk boek geschreven, letterlijk en figuurlijk. Uit de brieven komt Marcus naar voren als een vrij nuchtere man, die zijn omgeving scherp weet te observeren. Hij is een realist, maar geen cynicus. Dat zijn anderen om het heen, Romeinen en joden, wel. Marcus heeft eigenlijk niet het karakter om ergens bij te horen. Hij speurt en zijn relaas, waar allerlei bovennatuurlijke gebeurtenissen in voorkomen, doet niet alleen als een filosofische speurtocht aan. Zo nu en dan is het echt een detective. Waltari heeft niet toevallig dit genre eerder beproefd en met succes. In zijn eerste Christusroman presenteert hij de ‘wonderen’ precies zo rustig als de feiten. De ‘wonderen’ zijn in de roman ook feiten, waar helemaal niet zweverig over gedaan wordt.
De Koerier-recensent kon het allemaal niet waarderen. ‘De kern van de christelijke leer wordt nergens geraakt’, schreeft hij. ‘Nergens komen we toe aan de realiteit van de mensgeworden Zoon van God, die de mensheid van de zondeschuld kwam verlossen. Christus' zending schijnt vooral in het sociale te liggen’. En dat is nu net waar het om gaat voor Mika Waltari. Hij heeft een sociale historische roman en daarbij nog een Christusroman geschreven, iets, dat men eigenlijk niet kent. Marcus de Romein is heel anders van opzet dan b.v. de beroemde en conventionele Christusroman De mantel van Lloyd C. Douglas.
Het vervolg, De Romein, heet oorspronkelijk Vijanden der mensheid. Dat is een verwijzing naar Tacitus. Deze beschrijft in het vijftiende boek van de Annalen de brand van Rome onder keizer Nero en de daaropvolgende hetze tegen de christenen.
Zij worden ervan beschuldigd zo niet de stad aangestoken te hebben, dan toch ‘vijandschap jegens de hele mensheid’ te koesteren.
Het verhaal wordt weer in de eerste persoon enkelvoud verteld, zij het niet in brieven. De hoofdpersoon is dit keer de zoon van Marcus, Minutus. Hij is een ander mens dan zijn vader, die nog leeft. De vader is integer en ernstig, al is hij wat te naïef in bepaalde zaken, zoals in zijn relaties jegens vrouwen. Minutus is een echte opportunist en carrièrejager. Al vroeg bevriend met Nero wordt hij later in de hofkringen opgenomen, waar hij uitstekend in past. Je krijgt steeds meer een hekel aan hem. Niet dat hij bijzonder slecht en gemeen is. Maar hij is wel degelijk gemeen en laf. Hij is zwak en daarom conformeert hij zich. Mika Waltari beschrijft dus de decadentie van het keizerlijke Rome vanuit het verslag van een man, die er zelf tot aan zijn nek inzit. Zo'n standpuntbepaling vind je niet zo gauw in historische romans. Het is psychologisch lastiger dan een relaas van een of andere excentriekeling of van wat voor buitenstaander dan ook. Het creëert voor de lezer, die zich toch graag enigszins identificeert met de hoofdpersoon, bepaalde problemen. Toch valt Minutus op zijn manier uit de boot. Hij is naast zijn verbondenheid met Nero's kliek geïnteresseerd in het christendom, waar hij zich telkens bij laat betrekken. Dat gaat natuurlijk niet. Ten slotte sterft hij de marteldood. Gezien zijn verleden is zo'n heroïsch einde uiterst onwaarschijnlijk. Het verzwakt de roman, die in tegenstelling tot het klassieke Quo
| |
| |
Vadis een zeer genuanceerd beeld van Rome onder Nero biedt. Omdat de geschiedenis niet door een ‘alwetende verteller’ beschreven wordt vermijdt Waltari een moralistische benadering. Juist door het cynisme en de onverschilligheid van Minutus jegens het lijden komt alles des te wreder en stuitender over. Bij het lezen over de martelingen, waar de eerste Christenen aan worden onderworpen, krijg je de indruk dat de auteur ergens geniet van die beschrijvingen. Hij spint het wel heel lang uit. Soortgelijk sadisme kom je trouwens ook tegen in De avonturier bij het relaas van een heksenproces.
Apart is het portret van keizer Nero in de roman. De keizer is niet het onmenselijke monster, dat hij sinds Quo Vadis van Henryk Sienkiewicz is geweest. Het traditionele Nero-beeld vinden we nog in een zeer recente, succesvolle roman, Néropolis van de Fransman Hubert Monteilhet. De Fransen schijnen het een mooi boek te vinden, maar de auteur loopt aan de leiband van Tacitus. De geschiedschrijver was volgens Waltari ‘een typische propagandist’. In De Romein is Nero in de eerste jaren van zijn regering een uitstekend bestuurder, wat hij volgens de huidige historisch-wetenschappelijke opvattingen ook inderdaad moet zijn geweest. Waltari bedrijft het omgekeerde van ‘debunking’. Howard Fast heeft iets soortgelijks gedaan met Berenice, de minnares van de Romeinse keizer Titus, in zijn roman Agrippa's Daughter.
Aan de andere kant komt de beroemde filosoof Seneca er niet zo goed van af in De Romein. Dat is weer echte ‘debunking’, die we ook in De avonturier tegenkomen, waarover straks gesproken wordt.
De gekooide vogel speelt zich af in wel zeer herfstig getij der middeleeuwen. De ‘vogel’ is een volksmeisje, dat na veel oppositie en bloedvergieten trouwt met koning Erik van Zweden. De roman is pas in '54 in het Nederlands vertaald, maar al in '42 geschreven, vóór Sinuhe. Mika Waltari had zijn draai kennelijk nog niet gevonden.
Verdwaald op duizend wegen, ontboezemingen van een exspijkerhandelaar is een bundel autobiografische notities van een schrijver, die het scheppingsproces van ‘Sinuhe’ beschrijft. Het is een verwarrend en verrassend boek, een mengeling van welgekozen naïveteiten wereldwijsheid. De auteur zet zichzelf neer als een volwassene, die in veel opzichten nog kind is, op zoek naar de geheimen van het leven en de natuur. Het is sprookjesachtig, zeker door de beschrijvingen van een natuurbeleving vol subtiele symboliek. De Koerier vergeleek het boek niet ten onrechte met De kleine Johannes van Van Eeden.
Toerms de Onsterfelijke is als historische roman een studie van de wereld der Etrusken. Ook hier hebben we te maken met het verhaal over de omzwervingen van de hoofdpersoon, die van alles beleeft. Toerms kijkt net als Sinuhe en De avonturier terug op zijn veelbewogen leven. Dit is een slechtere roman, te langdradig en te zwaar onder de last van historische en culturele wetenswaardigheden. Een ‘potboiler’ zouden we nu zeggen.
Mika Waltari had een literaire carrière van een halve eeuw achter de rug, toen hij op 26 augustus 1979 overleed, zeventig jaar oud. ‘Een produktief man’, schreef de New York Times in haar necrologie, ‘die talloze gedichten heeft geschreven, sprookjes, romans en toneelstukken. Veel daarvan was geen eerste klas werk, zoals hij zelf heeft toegegeven’. Het hangt ervan af, welke maatstaven je hanteert. Waltari was in zijn eigen land lid van de Finse Academie sinds 1957, jarenlang voorzitter van de schrijversbond en secretaris van de Finse PEN-club. Over de Finse letterkunde is in Nederlandse bladen gepubliceerd door S.J. Broersma en R.K. Broersma-Luomajoki, die tevens een studie Domeinen der Finse literatuur het licht hebben gegeven. Zij slaan de schrijver hoog aan en noemen het ‘een neo-historicus’, een vernieuwer van de historische roman, zowel ‘in emotionele als universele zin’.
Waltari heeft niet de gestalte van Howard Fasten Lion Feuchtwanger. De Amerikaan en de Duitser werkten vanuit een communistische respectievelijk pacifistisch-socialistische overtuiging. De Fin heeft een andere boodschap. Hij is religieus, en christelijk. Zijn twee vakgenoten hebben lang met het Sovjetregime gesympathiseerd. Dat juist een Fin niets moest hebben van de communistische staat in het oosten zal niemand verbazen. Hij slaat vijandige taal uit tegen dit buurland, waarmee de Finnen zulke moeilijke relaties onderhouden. Wie Antero leest, een korte, simpele vertelling over de beruchte Winteroorlog van 1939/40, stuit op een Orwelliaanse beschrijving van een ‘vreemd reuzenrijk, dat zeer ver weg ligt en waaruit de radio machtige golven van haat over de wereld uitslingert’. Mika Waltari toont zich nationalist in deze roman, die zonder enige opsmuk is geschreven en in niets lijkt op de grote, rijk gestoffeerde historische romans. ‘En zoo onderhandelde het Finse volk met Moskou, dit volk, dat er aan gewoon was slechts op zichzelf en niet op vreemde hulp te vertrouwen, zijn schulden te betalen en door middel van stembriefjes zijn eigen geschillen op te lossen. Het was een eerlijk volk en het legde zijn kaarten open op tafel, terwijl vele anderen valsch speelden en gemerkte kaarten gebruikten wanneer zij maar konden’.
Wat me trof aan Antero was dat hij weliswaar anti-Russisch schrijft en ‘anti-bolsjewistisch’, maar niets zegt over het socialisme of communisme als ideologie. Hij is er niet voor en niet tegen, hij is voor het Finse volk.
| |
3. Pessimisme
Zijn religieuze instelling verklaart waarschijnlijk veel van het mystieke en sprookjesachtige in zijn romans. Het verklaart niet onmiddellijk het pessimistische en berustende, dat zijn filosofie kenmerkt. De hoofdpersonen in Waltari's verhalen zijn niet toevallig ‘lone rangers’ en in de laatste zin van zijn beroemdste boek zegt de Egyptenaar:
‘Want ik, Sinuhe, ben een mens en als zodanig heb ik geleefd in ieder mens, die vóór mij heeft bestaan en zal herleven in elk, die na mij komt. In de lach en de smartekreet van de mens, in zijn droefheid en zijn vrees, in zijn goedheid en zijn boosheid, in zijn krachten zijn zwakheid zal ik leven. Ik, als mens, zal eeuwig leven in elk mens; daarom heb ik geen behoefte aan offers op mijn graf, noch onsterfelijkheid voor mijn naam. Dit is geschreven door Sinuhe de Egyptenaar, die eenzaam is geweest alle dagen van zijn leven...’.
Mika Waltari schreef vlak na de Tweede Wereldoorlog. Volgens sommigen is zijn eerste grote historische roman de uitdrukking van zijn persoonlijke bitterheid over alles, wat er tijdens die oorlog was gebeurd. De Fin had de sombere stemming weergegeven, die er in heel Europa hing na afloop van alle verwoestingen en moordpartijen, zeggen anderen. In de gedenkschriften van de geneesheer Sinuhe, schrijven de Broersma's, ‘ervaart men dezelfde conflicten en spanningen, waaronder ook de tegenwoordige volken gebukt gaan. Véél herinnert hierin aan onze eigen ongelukkige en verscheurde tijd vol psychisch verlammende onzekerheid’.
Jaako Ahokas constateert in zijn History of Finnish literature, dat Waltari in Sinuhe en in zijn andere historische romans nauwkeurig de stemming van de Finse bourgeoisie van na de oorlog uitdrukt. Zij had in het nationaal-socialistische Duitsland de kampioen van de Europese beschaving gezien, aldus Ahokas, en was als bondgenoot van de Nazi's de oorlog ingegaan. Duitsland was verslagen en bezet door de geallieerden. Ook de Finnen zijn hard aangepakt en leven nog steeds in de schaduw van een andere grote, imperiale en dictatoriale mogendheid, de Sovjet-Unie. Reden genoeg voor pessimisme. Zo ongeveer is de redenering van de Finse wetenschapper, die ik aanleng met verwante opvattingen bij andere auteurs, als Kai Latinen. Mika Waltari is voor hen de schrijver van ‘De grote desillusie’ van de Finnen. In al zijn romans zou hij concluderen, dat democratische, vredelievende landen altijd worden vernietigd door meedogenloze, gewelddadige buren, tenzij ze zelf meedogenloos en gewelddadig worden onder leiding van een militaire dictator.
Dat zou dan de boodschap van de Finse literator zijn? In ieder geval halen bepaalde mensen die eruit. Het is een heel andere boodschap dan de democratische en socialistische in het werk van Fast en Feuchtwanger. Zij hebben juist gepleit voor strijdbaarheid tegen dictatuur en onderdrukking. Maar ze schreven vóór 1945 (althans hun beroemdste romans) en Waltari maakt pas na de oorlog furore. Hij is een tijd lang uit de belangstelling geweest, tot er, heel bijzonder, grote interesse voor zijn romans ontstond in Oost-Europa in de jaren zeventig. In de jaren tachtig is er sprake van herwaardering van zijn werk in Finland en Frankrijk. De Fransen hebben onlangs verschillende van zijn historische romans vertaald, voorde eerste
| |
| |
maal of opnieuw. Men is enthousiast. ‘Le pays des romanciers comme Marguerite Yourcenar et Henri Troyat rend maintenant les honneurs postumes à Mika Waltari’, schrijft Mirja Bolgár in Books from Finland.
| |
4. ‘Revival’ van de historische roman
Die nieuwe belangstelling voor een befaamde auteur van historische romans als Waltari valt samen met de ‘rehabilitatie’ van Lion Feuchtwanger in West-Duitsland en met het weer populair worden van de Amerikaan Howart Fast. ‘The veteran is delighted to find himself “recycled”’ schreef het vooraanstaande Publisher's Weekly.
De herwaardering van de drie literatoren hangt samen met nieuwe interesse voor de historisch roman in het algemeen. Men lette op het succes van Umberto Eco's De naam van de roos. Eco heeft niet die boodschap, omdat in diskrediet geraakte woord maar weer eens te gebruiken, die de drie genoemden wel hebben. Zij knoopten aan bij het didactische en moraliserende van de historisch roman in de negentiende eeuw. In onze tijd vinden we dat kenmerk eigenlijk slechts terug in historische jeugdboeken, zoals die in Nederland b.v. worden geschreven door Thea Beckman en Henk van Kerkwijk. De jeugdboeken moeten moralistisch en pedagogisch van opzet zijn. Literaire kwaliteiten komen op de tweede plaats. Toke Hofman klaagde daar nog kort geleden over in een artikel ‘De historische jeugdroman’ in het blad Leestekens. Ze pleit voor meer aandacht voor literaire, stilistische elementen.
Merkwaardig is, dat de historische roman voor volwassenen - of zelfs de roman in het algemeen - volgens velen niet moralistisch en didactisch meer mag zijn. Dat is bevoogdend, dat is prekerig, dat is het werk vn de dominee. In de vorige eeuw was literatuur moralistisch, zeker in ons land. De historische roman was dat ook. Vaderlandsliefde en heldenmoed waren vaak belangrijke ingrediënten, gekruid met avonturen en kleurrijke taferelen. De negentiende eeuw was nationalistisch. De didactische kanten van de historische roman zijn in Nederland tot bloei gekomen via het werk van b.v. Bosboom-Toussainten J.F Oltmans.
Er waren daarnaast de typisch romantische elementen van ‘gevoel en verbeelding’. De negentiende eeuw was ook de tijd van de Romantiek. Men kon gefascsineerd zijn door historische tableaus en gebeurtenissen als zodanig, door de historische aankleding van een verhaal, letterlijk en figuurlijk. De romantici legden tevens de grondslag voor het spannende avonturenverhaal. De romantische beweging is in ons land nooit zo sterk geweest als in andere landen. Wij waren hier in de eerste plaats moralisten en didactici. De Nederlandse historische roman was dan ook niet zo smakelijk als de Engelse of de Duitse.
| |
5. Waltari als realist en romanticus
Howard Fast en Lion Feuchtwanger verenigden de tradities van didactiek/moraal en romantiek met een vorm van socialisme in een nieuw type historische roman. Ze vervingen het nationalisme door een andere ideologie en behielden de elementen van een verhaal vol afwisseling en van historische kostumering. Als socialistische schrijvers projecteerden ze welbewust het heden terug naar het verleden, iets, dat de nationalisten vóór hen ook hadden gedaan. De meeste auteurs van historische romans van onze tijd zijn geen nationalisten of socialisten. Ze schrijven een romantisch verhaal voor een groot publiek, zonder een boodschap. Voor zover ze terugprojecteren doen ze dat met een bepaalde nostalgie, die op zichzelf ook romantisch is. Fast en Feuchtwanger, proberen van hun kant in hun romans een sociaal-realistisch beeld van de geschiedenis te geven. Mika Waltari is wel geen socialist, maar hij poogt net zo goed als zijn linkse vakgenoten een realist te zijn. Hij is dat wat betreft zijn stoffering en aankleding. Franse Egyptologen hebben blijk gegeven van hun waardering voor de roman Sinuhe, waarin de Fin met grote nauwkeurigheid het oude Egypte reconstrueert. Toerms de onsterfelijke bevat ondanks de langdradigheid een schat van wetenswaardigheden over de Etrusken, over een cultuur, waar naar verhouding weinig over bekend is. Hij is ook een psychologisch realist. In Vrij Nederland schreef Ruth Wolf destijds in een recensie van Toerms: ‘Niets is moeilijker dan een mens, die zover van ons af heeft geleefd als een Etrusker, in de moderne literaire reconstructie het kenmerk van waarachtigheid te verlenen. Een zuiver oordeel is hier natuurlijk nooit mogelijk - maar ik geloof te kunnen zeggen dat de schrijver juist bij dit precaire deel van zijn arbeid een bewonderenswaardige dienst aan zijn onderwerp heeft verricht’.
Egypte en Etrurië staan ver van ons af. Dichterbij ligt de tijd, waarin zich De avonturier afspeelt, de zestiende eeuw in Europa. Mika Waltari heeft hiermee een schelmenroman geschreven, een genre, dat al lang als sociaal-realistisch gold, vanaf de eerste picareske roman over de Spanjaard Lazarillo de Tormes. De Finse ‘picaro’ heet Mikael Karvajalka, Michael de Pelsvoet, die inderdaad moet hebben geleefd. We komen in dit boek geen historische figuren tegen, over wie de meeste lezers nauwelijks wat weten, zoals Egyptische farao's. De Pelsvoet ontmoet op zijn tochten door de woelingen van Reformatie en Duitse Boerenoorlog Maarten Luther, Thomas Müntzer, Karel V, Erasmus en de Wonderdokter Paracelsus. De avonturier doet denken aan het tweede deel van Vestdijks grote roman De vuuraanbidders, dat zich tijdens de dertigjarige oorlog in Duitsland afspeelt. Maar Vestdijk houdt zich in dat boek niet bezig met de ontluistering van beroemde mensen uit de geschiedenis. Waltari doet dat als goede realist wel en je vergeet nooit meer zijn portret van de humanist uit Rotterdam. Hij tekent hem als een naar gemelijk mannetje, dat vreselijk gierig is en bij iedereen zijn nood klaagt. Met de andere helden uit de romans van de Fin heeft Mikael Karvajalka pessimisme of zelfs cynisme ten aanzien van de menselijke samenleving gemeen. Ik geloof zeker, dat Waltari een mentaliteit, zoals die na de oorlog is ontstaan, heeft teruggeprojecteerd naar het verleden. Zijn eenzame helden zijn moderne anti-helden. Op een ouderwetse manier zijn ze toch weer romantisch.
Alle schrijvers of schrijfsters van historische romans projecteren het heden terug naar het verleden, direkt of indirekt. Of je nu te maken hebt met Walter Scott en zijn Waverleyromans, met Gustave Flaubert en diens Salammbô, met Margaret Mitchells Gejaagd door de wind of met de kasteelromans van Georgette Heyer. Of ze het bewust doen of onbewust, moralistische bedoelingen hebben of niet, objectief willen zijn of subjectief: allen zoeken en vinden iets in het verleden, dat in hun eigen wereld zit, in henzelf.
In haar notities bij Hadrianus' Gedenkschriften merkt Marguerite Yourcenar op dat in feite elke schrijver terug projecteert en geschiedenis schrijft, niet alleen de auteur van historische romans. Ze wenst niet eens de historische roman als afzonderlijke catergorie te zien. Zij, die deze categorie onderscheiden, vergeten, aldus de Française, ‘dat de romanschrijver nooit iets anders doet dan, met behulp van de werkwijzen van zijn eigen tijd, een aantal feiten uit het verleden beschrijven, bewuste of onbewuste, persoonlijke of onpersoonlijke herinneringen, weefsels van dezelfde grondstof, waar de geschiedenis uit voortkomt. (...) In onze dagen kan de historische roman, of dat wat men gemakshalve zo wenst te noemen, enkel de weergave zijn van een intensief beleefde hervonden tijd, verworvenheid van een innerlijke wereld’.
De romantiek komt in Waltari's werk tot uiting door middel van de erotiek waar hij veel aandacht aan besteedt. Maar we vinden geen idylles en weinig tederheid. Het gaat vaak om harde, materialistische erotiek, op het wrede af. De roman De zwarte engel is een mengeling van het wrede en tedere, een bizarre liefdesgeschiedenis aan de vooravond van de ondergang van Constantinopel. Het is liefde en verval tegelijkertijd, Eros en Thanatos, en ik zou De zwarte engel zwarte romantiek willen noemen.
| |
6. Ethiek
Op de achtergrond van Waltari's realisme en pessimisme beweegt zich zijn religiositeit, zijn geloof. Hij is niet maatschappelijk strijdbaar en evenmin politiek conservatief. Moet je hem a-politiek noemen? Hij is geëngageerd, betrokken bij alles, wat mensen doen en misdoen. Maarhij waarschuwt: idealistische bewegingen leiden de mensheid naar verblinding en bloedvergieten. Het zijn de mensen zelf, die zich moeten veranderen. In de novelle Mondlandschaft (Kuun maisema) uit '52 schrijft de Fin:
...damit sich die Welt ändern kann, muss der Mensch sich ändern. Nur der Glaube könnte den Menschen ändern,
| |
| |
aber der Glaube brachte immer auch Intoleranz mit sich - Verfolgungen und Unrecht für Andersdenkende, ganz gleich, ob der Glaube dat Diesseits oder dat Jenseits betraf. Ewig wurzelt im Glauben der Keim zu Intoleranz und zu Verderben. Aber der Mensch, der die Schalen seiner Vorstellungen abblättert, bis nichts mehr vorhanden ist, wird unfruchtbar und kalt. - Im Letzten war der Mensch nicht zu verändern waren nur die Beziehungen zwischen den Menschen.
We zien hier een mystieke vorm van geloof en tegelijkertijd een kritisch sociaal besef. Van radicale politieke partijen noch van godsdienstige ijveraars moet hij iets hebben. Hij blijft zich vasthouden aan ‘het geloof’, dat in zijn ogen in wezen goed is en daarom nodig is. Zoals hij in een interview met een Amerikaans blad eens zei: ‘Als het maar geloof in vrijheid, menselijkheid en tolerantie jegens het individu is’. Dat is dan de kern van Mika Waltari's moraal in zijn historische romans. In principe verschilt ze niet van wat Fast en Feuchtwanger willen leren. Gedrieën vertegenwoordigen zij het ethische en sociale realisme in de historische roman van onze tijd. Tevens zijn ze begaafde en boeiende vertellers.
| |
Biliografie
Boeken:
Jaako A. Ahokas, A history of Finnish literature, Indiana Univ. Publications, Bloomington (USA), 1973
Jaako A. Ahokas, Prose Finlandaise, Anthologie, Unesco, 1973
S.J. Broersma & R.K. Broersma-Luomajoki, Domeinen der Finse literatuur. Utrecht 1956
Kai Laitinen, Finnlands moderne Literatur, Schriften aus dem Finnland-Institut in Köln, Hamburg 1967
Marguerite Yourcenar, (Notities bij) Hadrianus' Gedenkschriften, Amsterdam 1978
Artikelen:
John F. Baker, ‘PW interviews: Howard Fast’, Publisher's Weekly 1/4/83, pp. 64-66
Mirja Bolgár, ‘Mika Waltari en France’, Books from Finland, 1, 1982, pp. 20-22 S.J. Broersma, ‘Mika Waltari schreef beklemmende Christus-roman Marcus de Romein’, Telegraaf 9/12/60
R.K. Broersma-Luomajoki, Mika Waltari, Litterair Paspoort, vol. 8. 1953, pp. 78/9
Joan Cook, Mika Waltari, 70, wrote ‘Egyptian’ (necrologie), N.Y. Times 28/12/79
Paul-Jean Franceschini, ‘L'Etrurie mystérieuse de Mika Waltari’, Le Monde 30/1/81
Kester Freriks, ‘De geldigheid van het verleden’, Tirade, oktober 1981, pp. 513-519
Toke Hofman, ‘De historische jeugdroman’, Leestekens, september 1981, pp. 28-36
Jan Huijnink, ‘De authenticiteit van de (historische) romanwerkelijkheid’, in: Was ik er ooit eerder? Een bundel opstellen aangeboden aan dr. H.A. Wage bij zijn afscheid van de School voor taal-en letterkunde onder redactie van S.A.J. van Faassen, Bzztôh, Den Haag, 1980 pp. 99-117
H.J., ‘Wierook voor de muze: romantische Egyptologie. “Sinuhe de Egyptenaar” van Mika Waltari’, De Nieuwe Eeuw, 4/2/50, p. 7 D.Th. Jaarsma, ‘Finsche letteren: Mika Waltari - Ein Fremdling kam auf den Hof, München’, 1938, NRC 23/12/38
Kai Laitinen, ‘The human voice’, Books from Finland, 3, 1979, pp. 89-94 Gilles Lapouge, ‘La mort de Byzance (Les amants de Byzance de Mika Waltari)’, Le Monde 30/1/81
Väinö Linna, ‘Der Realismus des historischen Romans’, Jahrbuch für finnischdeutsche Literaturbeziehungen, 14, 1980, pp. 4-13
Marja Niiniluoto, ‘Mika Waltari on his new novel’, Look at Finland, 4, 1964
Panu Rajala, ‘Mika Waltari, a classic figure in world literature’, in: J. Vallinkoski & A. Juurinen - Mika Waltari abroad: bibliography of translations, Publications of the Univ. Library at Helsinki 40, Helsinki, 1978, pp. 15-21
Panu Rajala, ‘The Waltari Renaissance, Books from Finland, 3, 1981, pp. 116/7 Juha Tanttu, ‘Mika Waltari has always been with us’, Look at Finland, 1, 1979, pp. 50-52
Herman Tromp, ‘Met schamele bezittingen. Over het historische verhaal in heden en verleden’, Litterair Paspoort, juli-augustus 1981, pp. 819-828
Ruth Wolf, ‘recensie van Toerms de Onsterfelijke’, Vrij Nederland 1/6/57
Over de film The Egyptian:
‘De vleespotten van Darryl F. Zanuck’, Algemeen Handelsblad 2/4/55
‘Thebe (33 eeuwen terug) cinemasoop-spektakel’, Volkskrant 2/4/55
Voor de Nederlandse vertalingen van het werk van Mika Waltari zie: Sulo Haltsonen & Rauni Puranen, Livres finnois en traduction, Helsinki 1979
|
|