Ik ken geen grotere vreugde dan achter mijn bureau een verhaal construeren.
Uit kritieken en interviews, Bibeb in Opzij bijvoorbeeld, is me opgevallen dat je tamelijk openhartig over je persoonlijke leven bent. Vind je dat jouw lezers je leven moeten kennen om je werk te waarderen?
Nee, niet in het minst. Ik vraag me ook altijd af waarom mensen dat willen weten. Zelf heb ik die behoefte eigenlijk niet.
Als ik collega's - schrijvende vrouwen - ontmoet, dan praten we altijd over het werk en niet over gevoelens of met wie ze leven. Daar gaat mijn nieuwsgierigheid niet naar uit.
Vind je dan dat Bordewijk gelijk heeft als hij stelt dat de lezer van zijn werk niets met zijn persoon te maken heeft? Deze sprak zelfs in de derde persoon wanneer hij het had over zijn schrijverspersoonlijkheid.
Ik zou willen dat ik me dat kon permitteren in de persoonlijke sfeer. Ik ben vrij toegankelijk, maar toch zijn er een heleboel dingen waarover ik niet praat. Mensen hebben trouwens vreemde opvattingen over wat geheim is. Neem bijvoorbeeld schandaalbladen als Story en Privé die zogenaamd geheimen onthullen - en op volkomen ander niveau doet Bibeb dat ook - dat soort nieuwsgierigheid. Het gaat over dingen die voor mij niet geheim zijn. Over seksualiteit kun je toch gewoon praten? Dat is toch iets dat iederéén heeft? Geheim zijn voor mij dingen waarvoor je je schaamt.
Vind je in het algemeen dat een lezer een literair werk beter in de context kan plaatsen als hij ook de biografie van de schrijver gelezen heeft?
Dat zal voor de ene schrijver meer opgaan dan bij de andere. Wat ik me kan voorstellen is, dat mensen denken dat ze met biografische gegevens toegang tot mijn werk hebben, omdat ze vinden dat ik heel rechtstreeks schrijf. Tijdens de Vrouwen-boekenweek kwamen er ook weer voortdurend mensen op me af die dachten dat wat er in mijn boeken staat over mijzelf gaat. Kennelijk heeft men weinig begrip van wat de verbeelding is. Zo heb ik bijvoorbeeld geen kinderen en op dit gebied geen eigen ervaringen. Verhalen erover verzin ik dus. Ik schrijf over moeder-dochterrelaties en dus gaat men mijn persoonlijk leven vergelijken met wat ik heb beschreven. Overigens blijkt het nogal opvallend te zijn om over moeder-dochterrelaties te schrijven, terwijl het doodgewoon is om over vader-zoonrelaties te schrijven.
Zo komen we op de thematiek in je werk. Daarin spelen thema's als driehoeksverhoudingen, verraad in de liefde van man en vrouw, complexe gezinsverhoudingen, het onttruttingsproces van de hoofdpersoon. Naar mijn idee is er een accentverschuiving te bespeuren van het sombere in De maaneter uit 1974 via En dan is er koffie uit 1976 naar het idealisme van de persoonlijke groei in je laatste roman Te kwader min van 1984. De wereld van de hoofdpersoon daarin, Esther, en de kunstenares Rachel is een wat wijdere dan die van de truttige huisvrouw Judith uit Het binnenste ei (1978). Hoe zou je die ontwikkeling in je werk willen beschrijven?
Vroeger schreef ik over pijn en verraad en nu over schuld en verantwoordelijkheid en macht en onmacht. De laatste categorieën zijn een volwassener en afstandelijker versie van de eerste. Overigens vind ik die thema's niet waanzinnig origineel, want daarover gaat het werk van bijna alle schrijvers. Het zijn nu eenmaal de dingen waar het om gaat.
Toch liggen er denk ik bij jouw werk wel duidelijk accenten. Ja? Vind je?
Ja, ik vind van wel. Driehoeksverhoudingen en verraad komen toch telkens weer aan de orde en je zou het typerend voor jouw werk kunnen noemen en weer niet voor bijvoorbeeld het werk van Thomas Mann, om maar eens een schrijver te noemen die op het ogenblik weer volop in de belangstelling staat. Ja, ik zie dat dat dingen zijn die mensen met elkaar doen. Zie jij dat niet zo?
Mij houdt dit momenteel minder bezig.
Ik ben overigens, ondanks het feit dat ik zie wat mensen elkaar aandoen, toch een heel gelukkig mens. Ik zou het naar vinden, als ik mijn evenwicht en geluk moest kopen met blindheid. Ik kijk liever naar wat er te zien valt en probeer dan erin te slagen er wat van te maken.
Toch lijkt me je laatste roman Te kwader min wat idealistischer van toon dan je vroegere werk.
Wat mij verbaast, is dat je het thema groei van een persoonlijkheid als idealistisch ziet. Als we naar het echte leven gaan, dan zie ik dat in mijn omgeving heel veel.
Ja, maar ik zie het ook heel veel niet.
In de literaire traditie is de omschrijving van een hoofdpersoon die na veel ontberingen in het leven tot een aantal conclusies komt na de ontwikkelingen...
Als je het zo omschrijft, dan lijkt het wel een middeleeuwse moraliteit of queeste...
Ik dacht aan de negentiende-eeuwse literatuur.
Ja, in ieder geval zwaar romantisch.
In dat kader vond ik Te kwader min wat idealistisch van toon. Ja, je kunt het ook anders formuleren. Mensen leren pas wezenlijke dingen als kennis van goed en kwaad met hun rug tegen de muur. De beschrijving van dat proces heeft niets idealistisch. Het is niet de tocht langs de gevaren waar een beloning op volgt, maar dat is de beschrijving van een ingewikkeld proces dat je eerder als een spiraal dan als een rechte lijn langs obstakels zou kunnen tekenen.
Aardig is, dat jij deze bouw van thematiek reduceert tot een literair procédé, terwijl ik het in de eerste plaats naast groeiprocessen in het echte leven leg.
Je hebt natuurlijk gelijk, maar vanwege het onderwerp waarover we nu spreken, thematiek in je werk...
Als ik dat literair zou moeten plaatsen, dan zou ik meer dan aan de negentiende eeuw, denken aan de Angelsaksische vrouwenliteratuur van deze eeuw, waarin groeiprocessen worden beschreven. Mijn literaire inspiratie ligt voornamelijk bij Engelse en Amerikaanse vrouwenliteratuur van eind vorige eeuw tot nu. Ik zoek dus niet naar letterkundige schematiseringen. Waar ik wel op let is hoe - meestal vrouwelijke - auteurs erin slagen groeiprocessen te beschrijven, omdat een onderdeel van de complexe bedoelingen die ik met mijn werk heb, inderdaad is bewustmaking. Dat heeft niet alleen te maken met het uitdrukken van gevoelens, maar ook met het oproepen ervan, waarbij de opgeroepen gevoelens anders van aard kunnen zijn dan de uitgedrukte gevoelens. Ik hanteer daarbij een werkwijze die je waarschijnlijk meer in minderheidsliteratuur dan in de dominante literatuur aantreft.
Je beschrijft in eerste instantie menselijke gevoelens. Vind je die belangrijker dan menselijk handelen?
Vind ik handelen...? Nou, er is natuurlijk een causaal verband tussen handelen en voelen. Ik ben wel iemand die de waaromvraag stelt i.p.v. de wat-vraag. Maar er zijn natuurlijk geen gevoelens die los staan van de handeling. Voelen is een verzamelwoord voor een verscheidenheid van emoties en er is bovendien een verschil tussen emoties en gevoelens.
Gevoelens liggen dieper en die zullen door de handeling worden aangeraakt, zonder dat je je daarvan bewust bent. Emotie en handeling staan in een causaler verband. Ja, het is waar, dat ik actie op zich weinig interessant vind. Ik beschrijf niet hoe het eruit ziet, maar hoe het voelt. Daarom moet ik ook vreselijk lachen als mensen met de term realisme aankomen als etiket voor mijn werk. Ik schrijf liever een verhaal over mensen die langs elkaar heen spreken, dan over een auto die in de prak ligt.
Hier en daar heb je geëxperimenteerd met het happy-end, bijvoorbeeld in de verhalenbundels De naam van mijn moeder en Op eigen tenen en eigenlijk loopt Te kwader min ook ‘goed’ af. Wat wilde je met dit experimenteren bereiken?
Daarin zit een emancipatorisch element. Als je bezig bent met het oproepen van gevoelens en het bewerkstelligen van reacties van lezers, dan raak je in de minderheidsproblematiek en de denkprocessen van het voorbeeld: Wanneer is iemand een