wordt de wereld verheven in nieuwe ogen, een nieuwe zomer-
hel, een dorst en misschien een klein
microscopisch klein he-
melhemeltje.
Het beeld verandert, degenen die
nu jong zijn kennen de telefoonboeken niet
of de dikte van een biefstuk. Wolkenpaleizen
van beton en
golfplaat vullen de dalen. God
is naar een andere ster gegaan
--- geen tijd
Maar dag en nacht bestaan nog steeds
trouw
als leven en dood. Dag en nacht
kan geen veranderen. Martha en Maria
zitten bij de angstige, zorgen
voor zijn huis en houden kalm zijn hand vast.
Rolf Jacobsen, 1980. Foto: Bjørn Roggenbihl.
Het zwanegedicht
Zwanen
knipsels van papier. Zwanen
weerspiegeling van wolken.
Zwanen nog steeds.
Zwanen bos met witte stammen.
Zwanen scheepsboegen. Zwanen
onder bomen van zwaarmoedigheid.
Zwanen
uit een droom
om je binnen te halen. Zwanen
rooksignalen uit ver
geten tijden.
Zwanen
vanwaar je nooit gekomen bent.
Zwanen inhoudsloze woorden uit door-
gesneden kelen. Zwanen
nevel in de ochtend
voor de komende zon.
Langzaam...
Beelden van mateloze landen,
zandverstuivingen, bronzen hemelen
zullen aan het eind der tijden staan, de wind
licht 't zandkorreltje en legt 't op een steen,
de regen spoelt 't weg.
Zo is 't gezicht van de aarde tussen de sterrebeelden
bedekt met vergetelheid - langzaam
als de stenen is Gods bemoeienis met ons,
een dag zal komen als een roos - een dag als een vuur.
Alles heeft zijn tijd.
Over duizend jaar
is de slak de boom genaderd.
Ik zie een oude regen gebogen over het land van de avond gaan
en met dunne handen naar vergeten dingen zoeken,
wat niemand meer opmerkt - de stilte tussen de stengels,
flarden van woorden, fragmenten van verlorenheid, gedachten
gedacht door haast niemand, de zwijgende
wegen van gras en slaap die verder voeren
van tijd naar tijd.
Waar vinden we nu
wat 't verstrooide samen kan voegen.
Het spoor in de sterren, kompasnaaldwegen
of de lijnen in elke meisjeshand
die lijken op de wind door de rozen.
Want het is laat
spoedig voert de stroom mijn beelden weg,
hellingen, huizenspiegelingen, een geliefd gezicht
voert hij weg naar zee. Alles moet weg
zonder een woord en de aardbol buigt
rustig zijn schouder naar nacht en dag.
Ergens blaast de wind al de morgen de bossen in,
ergens gaat de omtrek van een bergwand onmerkbaar over in de nacht.
vertaling: Allie Berends
ROLF JACOBSEN,
geb. 1907, debuteerde in 1933.
De enige Noorse modernist in de jaren dertig. Sterke aandacht voor concrete dingen in het dagelijkse leven. In zijn beginperiode toont zijn poëzie het contrast tussen natuur en techniek, platteland en stad. Later krijgen angst voor technologisering en maatschappijkritiek de overhand en wordt het symboolgebruik veel sterker.