Karin Sveen
Wat een woord!
Probeer je om te beginnen maar eens een meisje voor te stellen. Dat is zeker niet zo eenvoudig. Vooral niet als je volwassen bent en het je niet lukt je wat anders voor te stellen dan bijvoorbeeld strikken, paardestaarten, kniekousen, zomerjurken en poppen.
Het is ook niet zo gemakkelijk iets anders voor je te zien, aangezien er niet zoveel anders te zien is.
Maar neem nu maar van mij aan dat dit meisje een meisje is bij de gratie van haar strikken, paardestaart, kniekousen, zomerjurken en poppen.
De poppen zijn cadeaus van tante en oom. Tante koopt de poppen in de speelgoedzaak, maar tante schrijft altijd van tante en oom op de kaart wanneer ze de poppen aan het meisje geeft. Dan lijkt het op een of andere manier alsof oom ook heeft meegedaan aan het cadeau; alsof ze samen naar de speelgoedwinkel zijn gegaan en dat cadeau gevonden hebben dat het meisje het allerliefst wil hebben. Want als je een cadeautje geeft, probeer je je altijd voor te stellen wat de ontvanger het allerliefste wil hebben. Dat geloof ik tenminste. Maar hoe kom je daar achter, als het cadeau een verrassing moet zijn. Een cadeau is geen echt cadeau als je weet wat je zult krijgen. Ja, je kon moeder vragen. Want moeder kent haar eigen kinderen. En zij kan bepalen wat tante zal geven. Dan wordt tante blij. Want het is moeilijk om iets te verzinnen.
Dan vraagt tante geld aan oom en dan gaat ze de stad in om het cadeau te kopen. Nu is die zorg de wereld uit, zegt tante. De zomerjurken naait moeder. Meestal zoals zij ze wil hebben. Twee rechte zomen van boven naar beneden. En misschien een kraag. Of familieleden uit Amerika kunnen zomerjurken met de post mee sturen. Want met zomerjurken is het zo dat ze alle meisjes over de hele wereld passen, als je ze maar wat uitlegt of inneemt. Alle soorten kleuren en modellen passen bij een kind, als het kind niet al te vet en bleek of al te dun en lang is.
Naait moeder zelf, dan naait ze vaak gelijke jurken voor moeder en dochter. Het is leuk moeder en dochter in dezelfde kleren te zien. Dan zie je zo duidelijk hoe ze met elkaar verwant zijn. Moeder voelt zich als een jong meisje en het meisje voelt zich als een kleine moeder. Of zoiets. In ieder geval is het niet ongewoon dat vader ze beiden mijn meisjes noemt als ze gelijk gekleed zijn.
Voor de kniekousen, de paardestaart en de strikken zorgt moeder. Vader zorgt voor het geld en moeder zorgt voor de inkoop van haarspelden om in het haar te doen, kousen om de benen mee te verbergen en strikken om glans aan het lichte meisjeshaar te geven. Voor dit alles zorgen vader en moeder. Er zijn veel zorgen hier in deze wereld.
Wanneer moeder haar meisje mooi maakt, liefst op een mooie zomermorgen in de badkamer - of, voor mijn part, op een vreselijke zomermorgen. We kennen de situatie allemaal, die beschrijf ik daarom niet nader - en wanneer het meisje onrustig wordt en lastig om aan te kleden en huilt omdat moeder aan het haar trekt en de spelden zo strak zitten enzovoort, dan zegt moeder tegen haar wie mooi wil zijn. Meer zegt ze niet, want de dochter maakt de zin voor haar af. Die kent ze. Die heeft ze geleerd.
Maar wie lijdt er? Moeder lijdt ook veel. Ze zweet en krijgt een rood hoofd. En vader lijdt vanwege al dat gejammer op een anders zo vredige morgen, wanneer hij behoefte heeft wat langer te slapen dan anders.
Op die manier kan men zeggen dat moeder, vader en dochter lijden. Vader omdat hij knorrig wakker wordt en moeder omdat ze het meisje een moet kleden en knorrig wordt en het meisje omdat ze zichzelf niet mag aankleden. Maar al na een half uur wordt alles weer stil en gezellig en midden in de kamer staat het meisje dat ik je vraag je voor de geest te halen. Kijk eens hoe de kruin schittert onder de scherpe scheiding en hoe het strakke haar de huid van de slaap optrekt.
Misschien ben je zelf eens zo'n meisje geweest. Dan zie je dit zeker beter. Want dan kun je jezelf voor je zien, of in je, zoals je jezelf herinnert. Maar laat je vooral niet voor de gek houden door dat, wat jij voor je geheugen houdt. Waarschijnlijk is dat alles iets wat je van je moeder gehoord hebt. Want alle moeders houden ervan te vertellen hoe hun dochters waren toen ze klein waren, en alle dochters houden ervan de moeders te vragen hoe ze eigenlijk als kind waren. Wanneer de dochters volwassen zijn geworden en de moeders oud, dan is het gebruikelijk erover te praten hoe ze vroeger waren, terwijl ze koffiedrinken en elkaar niet in de haren vliegen. Je krijgt namelijk een heel andere kijk op alles als je volwassen bent geworden. Ondanks alles zijn het de goede momenten die je je herinnert, een onverwachte omhelzing, de matte stilte na een hele dag geschreeuw.
Mensen die zich slechte momenten herinneren, zijn vaak kwaadaardige mensen of gekke mensen die zenuwtabletten moeten slikken of drinken of in de isolatiecel van een kliniek moeten liggen.
Ja! Je ziet haar nu voor je?
Zomerjurken, kniekousen, haarspelden, poppen enzovoort? Helemaal duidelijk? Precies als op een foto? Precies als een foto van jou en mij toen we kleine meisjes waren en er precies eender uitzagen?
Misschien tillen we de rok een beetje op, maken we een buiging en lachen we naar de fotograaf - als het beeld dat je voor je ziet een foto is?
Ja???
Dan zeg ik: vlieg op met de hele fotografie! En vlieg op met je fotografisch oog! Dat beeld dat je voor je ziet, is een beeld, en het oog waarmee je kijkt, is geheel en al jouw oog, zelfs als je misschien tot die mensen hoort die jou niet herkennen voordat je de kousen, spelden en alle onder- en bovenkleren en andere uitwendige dingen aan hebt en voordat je de rok een beetje optilt en glimlacht om je eigen glimlach wanneer je gefotografeerd wordt.
Zo. Nu is de eerste zin geschreven. Er was eens een meisje. Er was eens een meisje. Eerst was ze in haar moeder en toen kwam ze in de wereld en in zichzelf. De wereld was veilig. Als grote, rustige handen, zachte, warme dekbedden en prettige stemmen. Eerst baarde moeder haar en toen baarde zij zichzelf. Uit haar eigen lichaam de wereld in. Van binnen naar buiten door een blanke, roze, rode en opengescheurde spleet. Haar te baren was niet erger dan andere kinderen die in een stuitligging ter wereld komen.
Melk en taal erin. Poep en woorden eruit. Alles kreeg ze binnen met theelepeltjes, ze propten haar vol. Ze at en at en slikte maar door. Een boom is een boom, een put een put en een ei een ei.
Alles verdween in haar en kwam er weer uit. Door het oor erin en door de mond eruit. Het ging zo snel dat ze op het laatst vond dat alles direct door de mond naar binnen kwam. Dat was ook veel lekkerder. De lippen en de woorden kleefden aan elkaar als mond tegen mond en kus op kus. Op 't laatst zag ze niets anders dan monden en lippen. Alles praatte tegen haar. Ze werd zo vol met woorden dat ze zich moest haasten ze terug te sturen voordat ze zo vol werd dat ze barstte.
Zodra ze een zon zag, zei ze zon, zodra ze een man zag, zei ze man en zodra ze een poes zag, zei ze poes.
Maar toch voelde ze zich barstensvol door alle woorden. Ze groeiden in haar maag net als een sinaasappelpit die begon te ontkiemen en maar groeide tot de takken en bladeren uit haar mond lekten. Jeetje, zoals ze zich voelde! De ouders vonden dat ze een superkind was!
Ze gaven zich gewonnen zeiden ze. En sloegen op hun dijen en streken langs hun wangen, zo blij waren ze. Het was heel avontuurlijk een leeg kind te vullen. Ze voederden haar met van alles en nog wat, schraapten alle woorden bij elkaar waar