de bomen aan de andere zij in 'n zilvergrijze waas
vervagen. Een windvlaag laat het meer
het maanlicht verdelen
in wemelende strepen. Een rotte paal
kraakt zacht, de praam trekt
aan de ketting. Witte bloemengezichten
luisteren naar gesuis van stemmen
uit de diepte, terwijl de grote
ronde bladen samen glijden
boven alle onrust... Als sombere raad aan ons
dat wij niet verder moeten gaan...
Bij de waterput
Zij trekt de emmer omhoog
De onrust van 't water vervloeit
trilt helder wordt gladder
al gladder 't gezicht drijft weg,
haar arm een gestild gebaar,
alleen haar mond die 't één
of ander mompelt tegen de jongen
naast haar stem verdraait
wordt tot klanken die hangen,
als kromme takken in de lucht
Er is een muur een putrand
onder de rijzige wet van de middag
Er is een blik van oplichtend water
En naast de put sta ik,
gedachten reizen mijlenver weg
door de eindeloze gangen van het geheugen,
elke seconde strekt zich uit
over duizend jaar alle tijd verdicht zich
stroomt weg keert weer
mondt uit in steeds een nieuw ogenblik
Levens die komen en levens al geleefd,
oplichtend water dat glijdt en glijdt,
ogenblik na ogenblik dat rijpt
en in zichzelf binnendringt
zoals een vrucht gevuld wordt door vage zoetheid
Onze verloren eenheid de eenzaamheid
die opwelt in ons leven
samen met de vergeten bevreemding
[...]e zijn nooit is 't leven van ons
Wij zijn allen 't leven voor elkander
vertaling: Allie Berends
PETER R. HOLM,
geboren 1931, debuteerde in 1955.
Beïnvloed door Angelsaksische en Scandinavische modernisten ontwikkelde Holm zich eerst in symbolistische en later in een meer impressionistische richting.
Vertaalde o.m. Rilke, Rimbaud en Wallace Stevens.