Tor Obrestad
Twee fragmenten
Blisen
Een groepje jongens achter een stenen muurtje; de wind is noord. De jongens laten hun broodzakjes ritselen en trekken de stop uit hun melkflessen.
- | Geef mij een boterham. Vlug een beetje - |
- | Geef mij er een. Hoor je niet wat ik zeg? - |
- | Heb je zelf dan niets? - |
Ze weten allebei wel dat Mink nooit brood bij zich heeft. Maar het is zaak tijd te winnen. Waarom, daar denkt hij niet aan. Het gaat erom het onvermijdelijke uit te stellen, weg te werken. Al weet je dat dat niet lukt.
- Komt er nog wat van of wil je een pak op je falie? -
Hij houdt zich moedig vandaag, kijkt de andere kant uit en doet alsof hij niet merkt dat Mink gaat staan. Kauwt dapper. De anderen schuiven een eindje opzij, keren hun weerbarstig nekhaar naar hen toe en zwijgen:
Vandaag moet Blisen het ontgelden.
Het is gauw gebeurd. Een paar harde klappen, een schop en het brood verwisselt van eigenaar. Blisen ligt opgerold op de heuvel.
- O, alweer kaas vandaag. Zeg maar tegen je moeder dat ze gauw eens wat anders op je brood moet doen. -
Mink gaat bij Ols zitten en een paar anderen lopen direct over; ze komen erbij zitten en vormen een kring. Blisen ligt in elkaar gerold op de heuvel.
Hij voelt de tranen omhoogkomen, maar hij heeft zijn hoofd afgewend zodat niemand dat tenminste hoeft te zien. De schande is al groot genoeg. Hij had beter quasi kunnen lachen zoals hij dat voorheen ook wel gedaan heeft, en Mink een van zijn boterhammen geven, ja hij had de helft wel kunnen afstaan. Dan zou hij misschien nog goede vrienden met Mink geworden zijn ook. Dan zou die iemand anders tot mikpunt genomen hebben, een andere moeder bespot hebben. De laatste tijd was hij voortdurend het slachtoffer. Altijd moest Mink hem hebben als hij zo'n humeur had.
- Kijk die griener 'es, hij huilt om zijn brood! - Nu lachen ze allemaal, Kijk hem 'es!
Mink laat het papier wegwapperen. Dat doet hij altijd.
‘Stop het papier tussen de stenen van het muurtje, neem het mee naar huis, maar laat het niet op de grond liggen als in een zwijnenhok,’ preekt Støa, de leraar, iedere ochtend opnieuw.
- Pak het papier en stop het tussen de stenen, Blisen. -
- Maak er een prop van -
Een hoopje zwijgende koppigheid op de heuvel, het geluid verstomt, waait weg, zijn nekharen gaan omhoog staan. Nog meer?
- Moet ik soms overeind komen? -
De stenen muur is een majestueus orgel voor windmuziek en het is guur op het veld.
In de verte klinkt een fluitje.
- Dat tref je, - zegt Mink.
Dat tref je, knikken de nekken, de ruggen langs hem heen, dat tref je.
- Maar dit is toch geen rechte hoek! -
Støa pakt de plank, houdt die tegen het licht zodat Blisen de scheur kan zien waarvan hij het bestaan heel goed weet. Waarom moet hij dat zo nadrukkelijk doen?
- Dit is toch geen rechte hoek. Kun je niet zelf meten en wat minder haastig zijn? Neem de rechthoek en controleer zelf maar. Doe je best! -
Hij krijgt het stuk hout terug, prutst een hele tijd voor het eindelijk weer vast zit in de bankschroef, neemt automatisch een zaag, schaaft en schaaft. Zijn hoofd brandt, kookt. Hoek. Hoek. Broodpapier. Niet huilen, niet huilen, schaven, Mink - Arne en Ols staan met hun rug naar hem toe te fluisteren, kijken achterom en lachen stiekem. Hij schaaft maar door.
Hij kijkt naar Jens. Jens? Maar Jens heeft nu geen oog voor hem. Geen hulp van die kanten als hij aan deze plank een rechte hoek heeft gemaakt, is er nog een plank, nog een plank om urenlang aan te schaven. Hij maakt een ommetje door de klas.
- En Blisen, hoe gaat het? -
Støa kijkt op van zijn draaibank. Hij duikt in elkaar en loopt met gebogen rug langs Ols terug naar zijn bank. Ols grijnst spottend:
- En Blisen, heb je een rechte hoek? -
Een vuist graait in het zaagsel, een handvol komt recht in Ols' zijn ogen. Ols duikt in elkaar met de handen voor zijn ogen, grijpt blindelings een hamer en zwaait wild om zich heen.
- Wat is dat daar, - klinkt het nijdig van achter de draaibank. Ols staat met de rug naar hem toe en wrijft met zijn handpalmen in zijn ogen. Blisen loopt snel naar zijn plaats. Mink komt erbij. Olav komt erbij. Ze vloeken zachtjes, geven Ols een grauwe zakdoek - steun enerzijds, vervloeking anderzijds.
- Wat voeren jullie daar uit, - klinkt het van de draaibank.
De leraar staat op het punt naar hen toe te komen, maar als het groepje snel uit elkaar gaat, vraagt hij: - Wat is er, Ols? -
- Niets, - zegt Ols.
Støa buigt zich weer over zijn draaibank.
- Dat had je niet moeten doen. - Olav loopt om de bank heen naar Blisen. Even later komt Mink:
- Dat zullen we je betaald zetten, jongetje, wacht maar -
Ze zijn het roerend met elkaar eens.
- Het spijt me Ols, zo had ik het niet bedoeld, - denkt Blisen geschrokken, hij merkt wel dat de anderen nu één partij gaan vormen, hij ziet Ols zaagsel en tranen wegvegen met rode, gezwollen oogleden knipperen. Hij keert zich half om naar Blisen en fluistert:
- Jij stuk ongeluk, wacht maar -
Ols fluistert bijna nooit. Hij pakt zijn hameren tilt die dreigend omhoog.
Het is te laat, te laat, zegt een stem in Blisen, maar zo duidelijk denkt hij niet, hij voelt alleen maar hoe hij daar met zijn hand aan de lessenaar dieper en dieper wegzakt. Hij pakt de plank en begint weer te schaven, nu in het wilde weg. Ziet hoe ze als toevallig allemaal langs de bank van Ols lopen, een paar woorden zeggen, elkaar onopvallend toeknikken, teruglopen naar hun plaats en erg ijverig zijn. Daar is Mink weer, hij bijt hem toe:
- Er staat je wat te wachten. Na schooltijd, geloof me, na schooltijd, dan -
Hij verdwijnt weer. Zegt een paar woorden tegen Ols. Ze lachen fijntjes.
Of Blisen het begrijpt. Hij weet niet meer of hij schaaft of niet. Hij pakt zijn plank en loopt naar Støa.
- Zal ik de einden rechtschaven? -
- Ja, die doe je het laatst. -
Blisen blijft zwijgend staan met de schaaf in zijn handen. -
- Nog wat te vragen? -
- Nee... niets. - Hij loopt onzeker terug naar zijn bank. Kijkt niet meer naar de anderen. Hoeveel tijd zou er nog over zijn? Wanneer moet hij eruit, uit het warme, veilige handenarbeidlokaal? De tijd schiet niet op.
- Jens, hoe laat is het? -
- Moet je dat beslist weten? -
- Kun je niet zeggen hoe laat het is? -
- Half twee. -
Half twee, nog een kwartier. Zijn mond wordt droog, zijn maag leeg, hij prutst aan de schaaf, slaat erop en maakt het schaafmes los, stelt het opnieuw in en maakt het weer vast, half twee, wat gaan ze doen, wat hangt me boven het hoofd, waar hebben ze het over, wat voor plannen maken Mink en Ols daarginds?