maken, kon ze daarvoor toestemming krijgen. Hij was geen kwaaie kerel.
- Maar ook geen vlugge, antwoordde zij. Ben jij nou een vent, Even!
Toen was hij van haar weggegaan. Hij hinkte wat.
Kwaad en teleurgesteld, met de behoefte om zich op Even te wreken ging ze die avond op weg naar het danslokaal zonder dat ze haar vader om toestemming had gevraagd. Daar ontmoette ze Edvard. Hij bracht haar naar huis.
Later - het was op een zondag - kwam Even haar midden op de dag thuis opzoeken. Hij riep haar naar buiten. En ze ging - ze stonden een paar minuten bij de muur van de stal. Binnen konden ze niets van hen zien. Dat ergerde hen wel. Even haalde iets uit zijn zak en gaf het haar. Dat krijg jij, zei hij. - Het spijt me dat ik mijn voet verstuikte...
Het was een mondharmonica. Ze nam hem aan. Maar ze ontweek zijn ogen en zei: - Het is nu te laat...
- Te laat - nu?
- Ja, Evard zit binnen.
Wat een prachtige dag was het in de bergen...! Hoewel ze geen jong meisje meer was, bewoog ze zich op haar ski's voort, alsof ze nooit anders had gedaan. De skistokken lagen in haar handen als kleine harkstelen, haar huid was daar zo dik als schoenleer. Ze voelde wat steken in haar benen. Ze gebruikte nu andere spieren dan wanneer ze over de beijsde weg water uit de bron naar huis droeg. Maar haar rug hield zich goed en haar longen vonden de juiste manier van ademhalen, - het was jaren geleden dat ze zo gemakkelijk lucht naar binnen gezogen had. Ze kon kilometers ver uitzien over de hoogvlakten. En daarginds lag Nuten, en als ze daar kwam...
Daar beneden lag het schoolhuis... Dat was niet veel groter dan de andere huizen hier in de schoolbuurt. Jaren geleden was zeer schoonmaakster. Iedere dag liep ze de zeven kilometer heen en terug. Opeen keer kwam ze daar en hadden de jongens haar dochter in de schuur opgesloten. Ze speelden een spelletje, - Marie stond binnen te huilen en de jongens stonden buiten voor de deur te schreeuwen en te lachen. Ze hadden haar woorden toegevoegd die niet hardop gezegd mochten worden. Toen werd ze zo kwaad dat ze naar de dichtstbijzijnde jongen sloeg, hem bij zijn schouders pakte en hem omhooggeslingerd had, zijn laarzen raakten de mond van een andere jongen, het bloed kwam te voorschijn, twee jongens sloegen op de vlucht, een derde gleed uiten viel terwijl hij wegrende. Meteen was ze bij hem. En zo gaf ze de jongens die ze direct te pakken kreeg of die ze inhaalde een pak slaag, daarna bevrijdde ze Marie. Welbeschouwd had zij ook een afstraffing moeten hebben. Maar die bleef haar bespaard.
Het was in het schooldorp vaak gezellig geweest voor dit gebeurde. Soms was ze gauw door haar werk heen en legde ze een bezoekje af. Dan maakte ze een praatje met andere vrouwen. Ze breiden kousen en sommigen haakten, ze dronken koffie en kregen er wafels bij. Haar man mocht dit niet te weten komen. Hij hield er niet van dat zij in het dorp zat t fuiven zoals hij zei, terwijl hij op de fabriek was. Een keer hadden ze kaart gespeeld! Een van de jongere dames had een spel kaarten bij zich, en voor ze het in de gaten hadden - maar ze speelden niet om geld. Dat hadden ze ook niet. Dat van dat spel kaarten mocht Edvard nooit van zijn leven aan de weet komen.
Nadat ze de jongens een pak slaag had gegeven omdat ze Marie in het schuurtje hadden opgesloten en haar vuile woorden hadden toegeschreeuwd was het afgelopen met de gezellige avondjes. De jongens hadden thuis gekletst. En ze werd niet meer uitgenodigd.
Er gebeurde ook nog wat anders - toen het jaar om was, raakte ze haar schoonmaakbaan op school kwijt. En Edvard kreeg er lucht van dat ze 's avonds het dorp afgelopen had, en toen kwam hij dronken thuis, sloeg met de vuist op tafel en schreeuwde: - Je had je mondharmonica zeker bij je...?
- Mijn mondharmonica?
- Ja, je mondharmonica. Dacht je dat ik niet wist dat jij zo'n ding hebt?
Ze gaat maar steeds door. Ze komt niemand tegen, de ski's glijden lekker, hier en daar zit een vogel op een bevroren tak te kwinkeleren. Nu is ze bijna bij de winkel. Daar ontmoet ze mensen, maar ze is nu zo ver van huis dat het er weinig toe doet als ze gezien wordt. Laten de mensen zich maar omdraaien en om haar lachen zoals ze daar op ski's over de weg glijdt met haar donkere, lange rokken. Daar beneden ligt de houtzagerij...
Daar had Torvald, haar oudste zoon, werk. Iedere zaterdag als ze hierheen kwam om boodschappen te halen, was hij van achter een paar struiken op haar afgekomen en had om geld gebedeld. Hij werkte af en toe, dronk op wat hij verdiende, werd ontslagen, ging schooien en werd weer op de zagerij aangenomen. Heb je een paar dubbeltjes voor een flesje bier? vroeg hij.
- Dat heb ik niet Torvald. Je weet dat we nodig hebben wat vader verdient, je bent nu zo groot dat...
- Zo groot. Je denkt zeker dat ik nog een kind ben! Heb je een paar dubbeltjes voor een flesje bier? Hoor je wat ik zeg?
Het gebeurde wel dat ze van hem wegliep. Maar hij kwam haar achterna - ongeschoren en met bloeddoorlopen ogen. Hij bleef buiten voor de winkel staan terwijl zij binnen was, de mensen stonden te kijken. En als zij naar buiten kwam liep hij recht op haar af en zei: - Heb je een paar dubbeltjes voor een flesje bier...?
Dan kreeg hij die. - Een paar dubbeltjes maar, Torvald, smeekte ze, maar hij graaide in haar portemonnee en haalde eruit wat er in zat. Zij ging naar huis. En ze hoorde hem achter haar tegen een paar kameraden zeggen die klaar stonden om te delen: - Mijn oudje had geld voor bier.
Foto: Phil Muysson.
Het had haar vaak verwonderd: op wie leek Torvald eigenlijk? Edvard zei altijd dat hij op haar leek. Zij had tot vandaag de dag het niet gewaagd deze gedachte te doordenken - maar was het toch niet Edvard waar Torvald het meest op leek? In elk geval op zúlke momenten, op de ergste dagen - in elk geval dan. En toch had ze van hem gehouden.
Ze hadden hem op een morgen in februari gevonden, doodgevroren, hij was buiten in slaap gevallen. Iemand zei dat als hij maar genoeg bier had gehad, hij het die nacht ook wel overleefd had.
Steeds verder gaat ze. De ski's glijden licht, ze voelt dat de ene laars een beetje langs haar hiel schuurt, het doet pijn als ze stilstaat, maar juist daarom moet ze doorgaan. Haar haar is nat van het zweet geworden en hangt langs het voorhoofd naar beneden, maar de wind droogt het weer en tilt het dapper naar boven over de rand van haar hoofddoek. Hier takt de weg naar het huis van Even af...
Ten slotte kreeg hij een vrouw, Even, maar toen was hij al een oudere man. En toen mocht hij haar maar een jaar behouden. Ze stierf heel plotseling. Sommigen zeiden dat Even haar dood gewenst had en daarom had ze zich in de waterput verdronken, maar anderen beweerden dat dat onzin was en dat de vrouw in de put gevallen was omdat haar hart stil bleef staan net toen ze zich vooroverboog om water te putten. Niemand die iets zeker wist.
Ze stond even stil en keek over de steile hellingen richting Even. De sneeuw schitterde in de maartse zon, - dan ging ze weer verder.
Zo ver als hier was ze niet meer geweest sinds de keer dat zij en Edvard in de mist naar Nuten gingen. Ja - nog één keer - toen Marie de deur uitging. Marie had een betrekking gekregen in het zuiden. De jongste zoon, Hans Jakob, lag toen met long-