Arild Nyquist
De Koningsstraat
Het is lang, veel te lang geleden dat ik onze Koning in de Koningsstraat gezien heb. De Koningzou eens wat vaker door zijn straat moeten lopen, liefst elke dag, maar in ieder geval op zondag. Dan zouden de mensen blijven staan en zeggen: Kijk, onze Koning loopt door zijn straat! Ziet hij er niet prachtig uit! Op een dag ging ik naar het paleis en klopte aan.
Dag Koning, zei ik. Ik zou vandaag graag eens over een kleinigheid met je van gedachten willen wisselen.
Kom d'rin, kom d'rin, Arild, zei de Koning. Je bent altijd welkom in mijn huis!
Via vele trappen, belegd met dikke lopers, liepen we naar boven en gingen één van 's Konings kamers binnen. De Koning nam plaats in zijn diepe leunstoel en ik ging op het voetenbankje vlak voor hem zitten.
Ik kom eens met je praten over die straat van je, zei ik.
Welke straat?
Nou, jouw straat - de Koningsstraat.
Oooh, zei de Koning en glimlachte. Die was ik al bijna vergeten.
Dat dacht ik al, ja. Daarom ben ik vandaag dan ook hier naar toe gekomen, Koning - ik zou je namelijk willen voorstellen je straat wat serieuzer te nemen. Niet alleen je straat trouwens - maar ook jezelf. Want je weet toch wel, Koning - als je dan toch koning bent moet je het ook goed doen, bedoel ik dan is het ook menens, dag en nacht. Je moet je fluwelen mantel omdoen, je kroon op je hoofd zetten en je scepter in je hand nemen - en niet rondlopen in een grijs pak met een slappe vilthoed op, zodat je er net zo uitziet als alle anderen.
Je bent nogal frivool vandaag, Arild, zei de Koning.
Ja, misschien ben ik dat ook wel een beetje, Koning, zei ik - dat geef ik toe, zeker doe ik dat - maar ik waag het er toch maar op. Het is namelijk noodzaak dat iedereen, niet alleen koningen dus - maar dat een ieder zijn taak heel serieus opvat. Wat jou betreft, aangezien je nu eenmaal zoiets voornaams als een koning bent, moet je je er ook naar gedragen. De Koning hoort niet op anderen te lijken, hij moet alleen zichzelf gelijken en zijn als de koning in de sprookjes.
Neem nou de Kroonprins, bijvoorbeeld - ging ik door - ik heb hem een paar keer op het vliegveld van Bodo gezien, maar als ik niet eerder foto's van hem had gezien, zou ik vast en zeker geloofd hebben dat het zo maar iemand was, dat daar een doodgewone vliegtuigpassagier zat. Dat gaat niet, Koning. Wat ik mis is een kroonprins in ordentelijke kroonprinsekleren, met een echte kroon op, die zich kroonprinselijk gedraagt. Hij heeft immers ook zijn eigen mooie straat, de Kroonprinsstraat - maar ik heb hem er nog nooit gezien, net zomin als ik jou ooit in jouw straat zie, Koning. Daarom zou ik graag willen dat je je vandaag eens uitdost, als het ware om aan te geven dat je ernst maakt met een nieuwe stijl: trek je keurige, ouderwetse koningskleren aan, je koninklijke kuitbroek en je fluwelen mantel, en zet een echte kroon op je hoofd.
Betekent dat zo veel voor je, Arild?
Ontzettend veel.
Vooruit dan maar, zei de Koning. Dan doen we wat je zegt. En de Koning hulde zich in een koninklijke kuitbroek en een keurige koningsmantel van fluweel, nam de scepter in zijn hand en zette de kroon op zijn hoofd - en zo gingen we de stad in, de Koning en dichter Arild - dichter Arild een paar passen achter de Koning, hij was maar een dichter - de Koning een paar passen voor dichter Arild, hij was namelijk de Koning - we wandelden op ons gemak door de hele stad, zoals we dat ontelbare malen eerder gedaan hadden - we wezen naar vogels, huizen en mooie vrouwen en zeiden: kijk daar eens, dichter Arild! Ja, moet je daar eens kijken, Koning! Kijk daar, en daar, en daar!
En de Koning knikte, glimlachte en zwaaide, en Arild wees, boog en lachte.
Toen kwamen we bij de Koningsstraat. Er liepen daar veel mensen - oude en jonge, dikke en dunne - maar ik rende meteen de straat in en riep: Weg, weg uit de Koningsstraat! Nu wil de Koning er zelf lopen!
Tekening: Henrik Sørensen.
Vervolgens liepen de Koning en ik de lege Koningsstraat in. Het was een mooie straat, wel een beetje nauw - maar mooi, dat wel. We liepen de Koningsstraat zes keer op en neer - de Koning voorop, ik een stukje achter de Koning.
Mooie straat, zei ik.
Fraai, zei de Koning, bijzonder fraai.
Je kroon zit een tikkeltje scheef, zei ik.
Daar zullen we dan even wat aan doen, zei de Koning.
Een sigaartje, Koning?
Dank je, ik rook niet, zei de Koning.
En de Koning en Arild liepen drieëntwintig keer de Koningsstraat op en neer, het was prachtig om mee te maken, er vlogen veel duiven en de zon scheen die dag extra mooi.
De Koningsstraat, zei ik en blies de grijze sigarenrook in ijle kringen uit - is een mooie straat, Koning - het is de koning der straten. Maar er zijn nog meer mooie straten in deze stad, de Rosenkrantzstraat bijvoorbeeld, of de Henrik Ibsenstraat. Maar ook deze straten worden niet serieus genoeg genomen, Koning - ik zie Rosentkrantz namelijk nooit rondlopen in zijn straat, Henrik Ibsen trouwens ook niet - ook al heb ik wekenlang op de hoek van deze twee straten staan spioneren.
Die leven allebei niet meer, zei de Koning en schreed rustig verder een halve meter voor mij uit.
Ach, zijn ze al dood? Ja natuurlijk, dat is waar ook. Maar wacht eens Koning, zei ik en bleef staan. Kan een ander die dan niet erven? Die straten bedoel ik? Kunnen anderen die dan niet krijgen en ze onder hun hoede nemen? Zoals het nu is raken immers bijna alle straten in verval, er is niemand meer die nog echt verantwoordelijk is voor zijn straat.
Daar zeg je iets, Arild, zei de Koning. Daar zal ik eens ernstig over nadenken. Zou het jou trouwens iets lijken om een straat met alles erop en eraan te erven? Dichter Arildstraat?
Ha, ha, dat zou best leuk zijn, Koning, zei ik. Maar als zo'n erfenis mij ten deel zou vallen, geloof ik dat ik liever een plein zou erven, het Holbergplein bijvoorbeeld. Maar dan zou ik het niet dichter Arildplein willen noemen - ik zou het liever een andere naam hebben gegeven - bijvoorbeeld reparateur Arildplein. Maar waarom dat, Arild?
Dat staat wat mooier, zei ik. Er valt ook zo veel te repareren, Koning.
Maar er is toch ook veel waarover te dichten valt, Arild? zei de Koning.
Tja, dat is wel waar, zei ik ernstig. Maar reparateur staat toch iets mooier... toch wel.
Zo je wilt, zei de Koning. Zo je wilt.
Vervolgens liepen de Koning en dichter Arild veertien keer de Koningsstraat op en neer - de Koning nog steeds een halve meter voor dichter Arild en dichter Arild nog steeds een halve meter achter de Koning - en de hele tijd draaide de zon mee in z'n allerhoogste baan, terwijl de duiven die boven de stad vlogen mooier waren dan ooit te voren.
vertaling: Albertien Klunder, Jo Verdenius, Jannie Wieringa
ARILD NYQUIST,
Geboren 1937, debuteerde in 1963.
Schrijft korte verhalen en gedichten in een zeer leesbare en buitengewoon fantasievolle stijl. Ook kinderboeken.