| |
| |
| |
Charles Vergeer
Schrijvers zonder gezicht
Wie wat bladert in boeken over de Tachtigers ziet dat bij de illustraties keer op keer dezelfde foto's gebruikt worden. Doorgaans worden deze toegeschreven aan Willem Witsen. Enkele jaren geleden echter schreef Rein van der Wiel in De Revisor een belangrijk artikel waarin hij de fotograaf Joseph Jessurun de Mesquita herontdekte. Sindsdien worden foto's al snel aan deze vergeten figuur toegeschreven. Daarnaast verschenen er nog twee boeken met de foto's van George Breitner en kende men reeds diens fraaie portretfoto en profil van Lodewijk van Deyssel. De verwarring werd er niet minder om: was Witsen, Jessurun of Breitner nu de fotograaf van deze of gene Tachtiger? Het aantal misslagen op dit gebied is legio, en dat is jammer. Het Schrijversprentenboek over de Tachtigers bijvoorbeeld, samengesteld door twee uiterst kundige literatuurhistorici, geeft welgekozen teksten. Maar zien we de afbeeldingen erbij dan treft de wanorde en het aantal misslagen. In de jaren voor 1892 is Kloos op zijn hoogtepunt, vertellen de teksten, maar een verzopen en kapotte kop kijkt ons ernaast aan. Foto's uit '94. Verderop echter, als de tekst de ondergang van De Nieuwe Gids en haar redactiesecretaris verhaalt mogen we ernaast weer opgewekte, jeugdige Klozen bezien.
Dit artikel wil trachten een aantal problemen omtrent foto's van Tachtigers op te lossen, en met name voor het eerst een soort catalogus te bieden van het fotografische werk van Joseph Jessurun de Mesquita.
| |
De moeilijkheden
1
In 1964 kwam een deel van de nalatenschap van Willem Witsen vanuit het Witsenhuis in Amsterdam terecht in het Prentenkabinet te Leiden. Een commissie van deskundigen boog zich enige tijd over de ruim zevenhonderd afdrukken van de geschonken glasplaten. Het lukte om tal van figuren, toestanden, situaties en dergelijke te identificeren. Maar als er geen kleinkinderen, achternichtjes of andere familieleden meer zijn is het moeilijk allerlei gezichten thuis te brengen.
Op afbeelding 1 herkende men natuurlijk snel Isaac Israëls, maar wáár had hij geposeerd? Er bestaat nog een foto van Israëls in zijn eigen atelier, uit 1903, maar dat leek er niet op. En de tekeningen opgeprikt langs de wand? Dat lijken wel schetsen van, tja, wat zal ik zeggen, een arena met een stierengevecht, dát lijkt het wel. Wie was dat ook alweer die in Spanje geweest was? Juist, Jacobus van Looy, op zijn Prix de Rome reis. Dat was wel wat jaren eerder, maar Van Looy hoorde ook tot de kring rond Witsen, van wie deze foto is. Derhalve ziet men deze foto doorgaans met het onderschrift: ‘Isaac Israëls in het atelier van Jac. van Looy’.
Bij vergroting zijn die opgeprikte schetsen echter wat beter te bestuderen. Dan wordt duidelijk dat Witsen met zijn zware foto-uitrusting niet helemaal naar de Hoedemakerskade had hoeven te lopen, waar Van Looy zijn atelier had. Hij ging eenvoudig de trap op naar de tweede verdieping, waar Israëls boven hem zijn atelier had. De schetsen werden door Israëls zelf in de periode 1890-1893 gemaakt, en stellen danseressen voor in de piste van theater Carré.
Figuren thuisbrengen is een groot probleem als er zoveel jaren zijn verlopen. Wie zien we bijvoorbeeld op afbeelding 2? Die dikkerd, dat is Toon Ising, Hein Boeken staat ernaast, dan komt een onbekende dame, vervolgens George Breitner, dan Nellie Bodenheim en ten slotte Kloos, wiens aandacht meer bij de flessen is. Niet alle dikke mensen heten echter Arnold Ising. Hier staan aan weerszijden van Boeken de uitgever Willem Versluys en zijn vrouw, Annette Versluys-Poelman, een van de
| |
| |
eerste feministes en een belangrijk strijdster voor het vrouwenkiesrecht. De man zonder de lippen van Breitner, maar met de bollige glansogen van Van Deventer is Charles van Deventer. En Nellie Bodenheim was, toen deze foto in het najaar van 1891 gemaakt werd, nog een klein meisje, dus schreef een andere hand weer achterop de foto dat ze wel Sophie Erens zou zijn. Maar die was nog jonger. Het is hoogstwaarschijnlijk dat we hier de Zeeuwse verloofde van Willem Kloos zien, Miep Pijnappel, die inderdaad, blijkens een brief, gechaperonneerd door het echtpaar Versluys in het atelier aan Witsen toen werd voorgesteld.
2
3
Hoe gemakkelijk ‘feiten’ opduiken en hoe hardnekkig ze dan hun bestaan rekken mag ten slotte uit afbeelding 3 blijken. Het is weer een door Witsen gemaakte foto en de onderschriften zijn eensluidend ‘Jan Hofker wandelend langs de Theems’. Water, werven en mist, dat moet toch wel Londen zijn, waar Witsen zo veel etsen van maakte. Maar Witsen kwam begin '91 uit Londen terug en leerde Jan Hofker pas eind '92 kennen. De foto echter is er een van een tweetal, waarbij Witsen probeerde op straat lopende mensen op de wijze van Breitner - lopend voor en door het beeld - te fotograferen. Op de ander zien we Hofker, in 1897, wandelend op het Kastanjeplein in Amsterdam-Oost. Dat is een pleintje vlak achter het atelier van Witsen. Dus laten we voortaan Hofker maar zeven jaren later lopen, en wel langs het IJ.
| |
Joseph Jessurun de Mesquita
Vrijwel klassiek behoort de geschiedenis van foto 4 genoemd te worden. Ze wordt vrij vaak gebruikt voor allerlei publikaties, en is daardoor doorgaans donkerder en vetter dan de originele afdruk. Ook ziet men de ene keer drie heren staan en de andere keer een vierde heer ernaast zitten. Sommige afdrukken gunnen die heren benen, andere weer niet of maar ten dele. In het bekende Ik probeer mijn pen is de zittende man Henry van de Velde. Meestal echter herkent men, en terecht, de schilder Mau van der Valk. Veel publikaties zwijgen decent over de maker van de foto, maar in de meeste werd toch Witsen als de fotograaf aangewezen. Als dusdanig was ze pronkstuk op de tentoonstelling van Witsenfoto's enkele jaren terug in het Haagse Gemeentemuseum. Maar Witsen staat er toch zelf ook op? Dat kan alleen maar onze kennis verrijken: zo vroeg al wist Witsen meesterlijk de zelfontspanner te hanteren. De foto zou van omstreeks 1890 zijn: één jaar voordat Witsen begon met fotograferen en drie jaar voordat hij zijn eerste, en doorgaans mislukte pogingen doet zelf ook nog snel op de foto te komen. Als voorbeeld van dat laatste een foto uit het voorjaar van 1893 te Ede: vader en verloofde van Witsen binnen, en Witsen zelf grotendeels buiten de rand. (Foto 5)
Rein van der Wiel was de eerste die deze foto nr. 4 aan Jessurun toeschreef. Er zijn thans, bij mijn weten, drie exemplaren van bekend: een uit de nalatenschap van Witsen berust in het Leidse Prentenkabinet, het exemplaar dat Kloos bezat kwam in de verzameling van het Letterkundig Museum terecht, terwijl de fraaiste afdruk in de nalatenschap van Alphons Diepenbrock stak. Op de achterzijde van dat exemplaar zit ook een etiketje: Joseph Jessurun de Mesquita, Photograaph.
Blijft nog de datum. In verschillende publikaties sla ik dat na en tref aan: 1892, 1890, 1889. De eerste datum is zeker onmogelijk, omdat de fotograaf op 1 april 1890 zelfmoord pleegde. De meest genoemde datum, 1890, is ook onmogelijk omdat Witsen de eerste drie maanden van dat jaar niet in Nederland was, maar in Londen. Dus 1889? In de zomer van dat jaar kwam Witsen uit Londen over en verbleef enige tijd in Haarlem. Maar alle berichten zijn eensluidend dat hij in die dagen geen enkel contact zocht en zich ver van de vrienden hield. Zijn zuster Anna had zich op 5 maart van dat jaar verdronken in de vijver achter hun ouderlijk huis, de Ewijckshoeve te Baarn.
Maar in de kerstvakantie komt Witsen andermaal over uit Londen en bezoekt dan de Amsterdamse vrienden. Werd de foto dus toen genomen? Eind december '89 is het begin van de ver- | |
| |
maarde winter van '90, die in november al met sneeuw en vorst inzette. De heren hebben zich daar niet erg op gekleed, maar echt nodig was dat ook niet, want in de tuin waar ze poseren, doen ze dat in de schaduw van het lover van een boom. Bovendien was Witsen weliswaar eind december in Amsterdam, maar Mau van der Valk vertrekt begin december voor enige tijd naar Parijs. Kortom, de foto is noch van '92, noch van '90, noch van '89: ze werd in 1888, vóór het vertrek van Witsen naar Londen, genomen.
4
5
Daar is nog een zijdelings argument voor, want we troffen haar aan in de nalatenschappen van Witsen en van Kloos. Dat bij de familie Boeken geen exemplaar gevonden werd is niet vreemd, de nalatenschap van Hein Boeken is minimaal en de allerbelangrijkste stukken onbreken. Maar bij de dochter van Van der Valk bevinden zich enkele foto's van Jessurun, waaronder twee van haar vader. Waarom ontbreekt juist deze fraaie foto? Wellicht omdat 26 september 1899 het houten atelier van Van der Valk aan de Amsteldijk afbrandde. Bekend is dat daarbij ook de ‘stemmingsphotografieën, zijn cliché's en toestellen’ verloren gingen die Jessurun daar tijdelijk had opgeslagen.
En waarom wel in de nalatenschap van Diepenbrock een exemplaar? Omdat er nog een tweede foto werd gemaakt, waarop naast een gelijk aan de eerste foto geklede Kloos en Boeken thans Diepenbrock zit. Ook die foto is van Jessurun, blijkens een etiketje. Gepubliceerd werd ze nog niet. Maar zie thans verderop in dit nummer, bij mijn artikel over het zeesonnet van Kloos.
Daarmee kennen we twee vroege, en reeds zeer fraaie, foto's van Jessurun. Tevens kunnen we aan de hand van deze beide voorbeelden een karakteristiek verschil constateren tussen de opvattingen van Witsen en die van Jessurun. Bij Jessurun poseren de figuren, bij Witsen niet. Kijk naar de door Witsen genomen foto van Israëls. Die ging er niet voor staan, zo te zien, maar de opname werd gemaakt tijdens een babbeltje tussen het werken door. Dat is totaal anders dan de wijze waarop Jessurun zijn vriend Israëls portretteerde, twee keer. Op een van die foto's staat Israëls wijdbeens, de handen in de zij, in de pose van de zelfbewuste, moderne kunstenaar.
Heel aardig is het verschil ook te zien bij de hier opgenomen foto's van Arnold Aletrino. Nr. 6 werd vóór '90 door Jessurun gemaakt en geeft Aletrino in een nadenkende, conventionele pose. Nr. 7 werd omstreeks juli 1891 door Witsen gemaakt en is een van zijn eerste pogingen mensen en face en vlak voor de camera te fotograferen. Ook van Hein Boeken bestaan twee foto's, van februari 1889, door Jessurun gemaakt en die Boeken toont met dezelfde pose die Aletrino aanneemt.
| |
| |
6
7
De pose die Jessurun zijn modellen laat aannemen is niet altijd alleen maar conventioneel, vaak zelfs heel experimenteel zoals de vanaf navelhoogte opgenomen foto van Herman Gorter, maar heeft wel altijd iets kenmerkends kunstmatigs. Op de beide groepsfoto's is goed te zien hoe de heren er speciaal voor zijn gaan zitten of staan. De nonchalance waarmee ze staan is maar pose, en zo te zien iets te lang volgehouden want hun op de fotograaf gerichte blik toont een lijdzaam, bijna verveeld afwachten.
8
Dat kunstmatige opstellingen van Jessurun vaak groot effect kunnen hebben laat een bekende foto van Frank van der Goes zien, nr. 8. Het effect is fantastisch: een lange, magere man, met nog een hoge hoed op en met een sierlijk wandelstokje, scherp afstekend in tegenlicht op het balkonnetje. In de beide opengeslagen ramen verschijnt hij andermaal, zodat een soort drieluik te zien is.
Ook deze foto gold tot heden als een soort pronkstuk van Witsen, maar is door Jessurun genomen. Bleef de door Witsen gemaakte foto van Van der Goes en face. Gelukkig werd zeer recent bij een kleindochter van Van der Goes nog een foto van hem gevonden, half en profil, een beetje à la Bismarck, nr.9. Het verschil is weer treffend, Witsen geeft een indringende karakterkop.
Jessurun maakt naast de beide groepsfoto's waarop Kloos te zien is nog twee portretten van Kloos. Tegenover bladzijde 161 van De geschiedenis van De Nieuwe Gids door G.H. 's-Gravesande kan men een van beide zien, en het onderschrift lezen ‘Portret van Willem Kloos naar een photo door Willem Witsen’, 's-Gravesande had beter kunnen weten want hij drukt zelf op bladzijde 221 een brief van 6 april 1889 van Kloos te Amsterdam naar Witsen te Londen af, waarin de regels: ‘Om je voor te bereiden, heb ik Looy vast een portret van me meêgegeven voor jou, een beetje geflatteerd, onder helsche verlichting, 't Is nog niet betaald.’ En Witsen antwoordt de 9de april vanuit Londen dan:‘Ik dank je zeer voor 't laatste afdrukje 'n paar maanden geleden en voor je portret - Je vind 't zelf geflatteerd. Ik niet. Go on, old man is dat 'n portret? 'k vin 't zoo onartistiek en onbegrepen mogelijk. Ik herken je bijna niet met die donker bruine oogen - jij die juist zeer speciaal-grijs-blauwe hebt. Nee, 'k heb 'n heel andere visie van den duivel-algod zooals B. je altijd noemt.’
| |
| |
9
Dan bestaat er nog een portretkop van Mau van der Valk, en een foto van Van der Valk en Breitner in een tuin. Een zelfportret van Joseph Jessurun. Een portretfotografie van Jan-Piet Veth van omstreeks 1888, die veel gelijkenis vertoont met het zelfportret in olieverf van Veth uit 1887. Een vroeg portret van P.L. Tak.
Van Albert Verwey maakte Jessurun een zeer geslaagd portret, waar de latere kunstpaus ons nog met jeugdige onbeschaamdheid, uitdagend aankijkt. Wie de bekende foto van Verwey en Kitty van Vloten van ±1891 maakte is onbekend. Witsen heeft nooit een portret van Verwey gemaakt. De kop van omstreeks 1903 die doorgaans aan Witsen toegeschreven wordt is, blijkens een aantekening van Mea Verwey, gemaakt door de fotograaf Karl Bauer uit München.
| |
Herman Gorter
Joseph Jessurun had een mateloze bewondering voor Herman Gorter. Het contact tussen Gorter en de kring rond Witsen was daarentegen niet bijzonder intensief. In latere briefjes laat Gorter het wat afstandelijke ‘Amice’ of iets soortgelijks afwisselen met ‘Waarde Witsen’. Zó in het briefje van 18 april 1917: ‘Waarde Witsen, zou je mij groot genoegen willen doen? Je hebt indertijd een portret van mij gemaakt, foto, ik vond dat onlangs en het trof mij hoe goed het was. Zou je voor mijn rekening (tenminste als je het cliché nog hebt), daar twaalf afdrukken van willen laten maken, of mij het cliché zenden om dit te laten doen? Je doet er mij groot genoegen mee. Schrijf je mij in elk geval even?’
10
11
Had Gorter er maar even bijgeschreven welk portret hij precies bedoelde. Tot voor kort waren er vier foto's van Herman Gorter door Willem Witsen bekend. Eén daarvan was de bekende ‘met bolhoed en ten halven lijve’, en die is zeker gemaakt door Jessurun. Albert Verwey beschrijft in een van zijn nog niet gepubliceerde ‘verlovingsbrieven’ aan Kitty van Vloten deze foto, die hij te 's-Hertogenbosch bij Alphons Diepenbrock zag en meldt met stelligheid de fotograaf. Twee andere, vrijwel identieke foto's en face, maar één met de lippen iets vaneen, zijn ook door Jessurun genomen. Eén daarvan was tot nu toe onbekend (en gepubliceerd is ze nog nergens), en de andere gold als een slechte retouche van de hier gegeven nr. 1. En inderdaad, er is geknoeid met die foto: Gorter
| |
| |
kreeg schouders en broshaar. Sinds kort zijn in particulier bezit de beide originele afdrukken opgedoken en weten we dat hij in '89 inderdaad nog niet dat later gemillimeterde haar had. Daardoor kennen wij thans drie foto's van Herman Gorter door Joseph Jessurun, uit 1889. En hoeveel maakte Witsen er? Enno Endt twijfelde lang of de nrs. 10 en 11 niet identiek waren: de één een donkere en de andere een lichtere afdruk van hetzelfde negatief. Bovendien bleek er maar één glasplaatje in de archieven voorradig. Toch is hier de typische ‘Witsen-manier’ van fotograferen herkenbaar. Witsen moet gehurkt voor Gorter voor de eerste maal afgeknipt hebben en direkt daarop (‘Nog eens, Herman.’) iets hoger komend ten tweeden male. Behalve de neus is ook de blikrichting van de ogenbeduidend veranderd; op de tweede foto kijkt Gorter ons aan.
Beide foto's en face werden waarschijnlijk op dezelfde dag genomen als de bekende foto en profil, waarbij de schaduw van Gorters markante kop valt op het canvas van de wand van het atelier van Witsen. Naast de drie foto's van Gorter door Jessurun uit 1889, bestaan er dus drie foto's door Witsen uit 1892.
| |
Alphons Diepenbrock
12
In de nalatenschap van Diepenbrock werden tot nu toe de meeste foto's van Joseph Jessurun de Mesquita teruggevonden. Enkele ervan zijn als illustratie opgenomen achterin de zo voorbeeldig door prof. Eduard Reeser uitgegeven Brieven en Documenten, deel I. Ten aanzien van de bijschriften van de bedoelde foto's zullen in het te verschijnen vijfde deel enkele correcties worden gegeven. Bij nader onderzoek bleek immers dat de opgenomen beide portretten van Diepenbrock door Witsen uit 1886 in werkelijkheid omstreeks december 1889 door Jessurun gemaakt zijn. De glasplaten bleven bewaard, benevens wat correspondentie, en die glasplaten zijn identiek aan twee glasplaten met foto's van Diepenbrocks moeder door Jessurun. Daarnaast zijn er nog twee, werkelijk schitterende foto's van Charles van Deventer naast een houten constructie - een klokketoren? - in een soort tuin, en van Diepenbrock op dezelfde plek. Beiden dandy-like en in onze ogen zelfs wat potsierlijk, naast de sierlijke vegetatie. Beide foto's zijn waarschijnlijk van de zomer 1889. Dat zijn tezamen dus weer zes foto's van Jessurun. Witsen maakte drie portretten waar Diepenbrock op staat, alle opgenomen in het onlangs verschenen Willem Witsen en zijn vriendenkring. Twee daarvan waren reeds bekend, de derde- nr. 12 - is nog nooit gepubliceerd en werd in het Leidse Prentenkabinet voor Frank van der Goes aangezien.
| |
Dubia
Telt men de hierboven opgesomde lijst van thans bekende foto's door Joseph Jessurun de Mesquita op, dan komt men tot 22 exemplaren. D.w.z. van foto's waarop Tachtigers staan. De beide portretten van de moeder van Diepenbrock laat ik hierbij buiten beschouwing, evenals een enkel ander vrouwenportret, of foto's van Egyptische kunstvoorwerpen.
Het valt te hopen, en ook te verwachten, dat verder onderzoek nog meer opleveren zal.
Het is mij bekend dat in de verzamelingen van het Letterkundig Museum te 's-Gravenhage en het Prentenkabinet van de universiteit van Leiden nog enkele foto's aan Jessurun toegeschreven worden of werden. Het betreft een tweetal foto's van Willem Kloos, en wel op grond van onjuiste aantekeningen van diens vrouw achterop de beide exemplaren, een foto van Hein Boeken en een van George Breitner. Ze zijn echter allemaal van Witsen, en men kan ze zien in het hierboven genoemde boek over diens foto's.
De tendens om foto's aan Jessurun toe te schrijven maakte onlangs weer een nieuw slachtoffer. Op de Verlaine-tentoonstelling in de Amsterdamse universiteitsbibliotheek kan men een prachtige foto zien - ook opgenomen in de catalogus bij die tentoonstelling. Ze is uit 1886 en wordt toegeschreven aan Jessurun. Maar in dat jaar was deze nog niet met fotograferen begonnen. Dat behoeft geen argument te zijn, want het jaartal is zeker fout. Immers, we zien op de foto drie schilders bij hun etsdrukker: Philippe Zilcken, die toen van Witsen het etsen nog niet geleerd had; Marius Bauer als baardige volwassen man, terwijl hij in '86 net 19 was; en Jan Veth vrijwel geheel kaal, terwijl hij op enkele latere portretten en zelfportretten gelukkig weer veel meer dos heeft. De foto is zeker van tien jaar later. Waardoor ze dus evenmin van Jessurun kan zijn. Nu de naam van de Haagse schilder Philippe Zilcken valt, zij volledigheidshalve opgemerkt dat ook hij in de jaren negentig begon te fotograferen. Sinds kort berust de collectie van zijn foto's bij het Prentenkabinet van het Rijksmuseum te Amsterdam.
Ook de vader, Kasper Karsen Sr., en de halfbroer, Kars Karsen Jr., van Witsens en Kloos' vriend, de Amsterdamse schilder Eduard Karsen, fotografeerden. Maar hun nalatenschap, bij een familielid te Rhenen, bevat geen foto's met portretten van Tachtigers.
Ten slotte is daar nog George Breitner, een fotograaf van formaat. In het desbetreffende hoofdstuk in mijn boek Willem Witsen en zijn vriendenkring trachtte ik uit te leggen op grond van welk criterium we sommige dienstboden en andere huzaren te paard aan Witsen en andere weer aan Breitner kunnen toeschrijven. Witsen en Breitner waren zeer bevriend en dus zijn er nogal wat foto's van de een in de nalatenschap van de ander terecht gekomen. Het karakter van beide soorten foto's loopt echter dermate uiteen, dat het wel mogelijk is ze goed uiteen te houden. Moeilijk is dat alleen bij twee foto's van Breitners schoonzus, Lise Jordan.
Overigens maakte Breitner maar weinig portretfoto's. Van Tachtigers welgeteld vijf: het overbekende portret en profil van Lodewijk van Deyssel, twee vroege foto's van Sara de Swart - ten dienste van het terzelfder tijd van haar gemaakte schilderij - en twee latere kiekjes van Witsen.
| |
Invloeden
Joseph Jessurun de Mesquita zal omstreeks 1887 begonnen zijn met fotograferen. In betrekkelijk korte tijd verwierf hij een waar meesterschap. Hij werd maar 24 jaar oud, maar publiceerde nog in '89 bij de uitgever der Tachtigers een boekje Gids voor den Amateur-Fotograaf. Het boekje is ook te vinden in de nalatenschap van Witsen, maar daaruit concluderen dat Jessurun de leermeester van Witsen is gaat te ver. Hierboven zagen we al hoe scherp Witsen het door Jessurun gemaakte portret van Kloos afkeurt, en steeds zagen we het diepe verschil in beiderlei opvattingen over portretfotografie.
| |
| |
Witsen bezat aanwijsbaar een drietal foto's door Jessurun gemaakt: de hierboven door brieven becommentarieerde foto van Kloos, en de beide als eerste hierboven genoemde groepsportretten. De foto van Diepenbrock-Kloos-Boeken zittend hing zelfs een tijd lang links van de deur in zijn atelier, en is te zien op een foto van Witsen waar Willem Kloos net zijn atelier binnenkomt. Misschien is dat de reden dat Kloos in een brief van veertig jaar later die foto abusievelijk aan Witsen toeschrijft.
Maar Witsens waardering voor Jessurun was niet groot, en hij brak al met hem in de zomer van '89. In oktober van dat jaar schrijft Boeken o.a. aan Witsen over Jessurun: ‘Het kleine joodje wordt hoe langer hoe familiaarder en vindt het zo jammer dat hij jou niet meer ziet, met wien hij zo spoedig intiem geworden was.’
Misschien leerde Witsen het fotograferen in Londen, maar blijkens een mondelinge mededeling van zijn zoon Erik was het pas na terugkeer uit Engeland, in januari 1891, dat hij voor het eerst met fotograferen begon. De foto uit 1884 van Mau van der Valk, die van 1886 van Diepenbrock, die uit 1889 van Boeken en die uit 1890 van Kloos, en nog enkele vroege foto's, worden dus ten onrechte door verschillende onderzoekers aan Witsen toegeschreven. Witsen fotografeerde van het voorjaar 1891 tot ongeveer 1905. Daarna maakte hij enkel sporadisch, en op verzoek van vrienden, nog wat afdrukken. Pas in de jaren twintig - hij stierf echter al in 1924 - begon een tweede periode van fotograferen. Daarvan resten ons nog maar enkele interieurfoto's. Het meest waarschijnlijk is dat Witsen het fotograferen leerde van zijn goede vriend en collega George Breitner. Na de terugkeer uit Londen hadden beide korte tijd in hetzelfde huis hun atelier, maar ook daarna zagen ze elkaar zeker eens in de week. Breitner was al vele jaren eerder met fotograferen begonnen, we kennen foto's uit 1885 van hem. Van Breitner is bekend hoe hij vaak eerst foto's nam, die kwadrateerde en aan de hand van dat hulpmiddel zijn schilderijen maakte. Daarbij gebruikte hij ook wel eens foto's van Witsen.
Omdat de foto's van Witsen nog verregaand onbekend waren wist men niet dat Witsen hetzelfde deed. Als voorbeeld hierbij de foto van de schilder Marius Bauer en de foto van de halfaffe staat van zijn portret van Bauer met zwart potlood, nrs. 13 en 14.
13
14
| |
Vervalsingen
Een hoofdstuk apart zijn de vervalsingen van bepaalde foto's. Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe had daar een handje van. De foto's die onder haar verantwoording gepubliceerd zijn, bijvoorbeeld in het Rouw-Nummer van De Nieuwe Gids (mei 1938) bij het overlijden van Kloos, of in haar mallotig boek Het menschelijke Beeld van Willem Kloos, daar is in alle gevallen iets mee aan de hand. Dat ze aan verkeerde, of zelfs aan niet bestaande fotografen worden toegeschreven is nog het minste. De neiging om foto's wat interessanter te maken door ze een paar jaren eerder te dateren, of, juiste andersom, teneinde een nog normaal ogende Kloos in 1894 of 1895 te produceren, past geheel in haar politiek. Dat gezeur over delirium en krankzinnigengesticht, dat is maar gemeen geroddel: kijk maar hoe fris hij er toen uitzag. Overigens verdient de wijze waarop ze manipuleerde bewondering. Onder foto nr. 15 staat niet simpel ‘in 1894’, dan zou de vraag opkomen: ‘hoe weet ze dat?’, maar ‘Willem Kloos in den tijd, toen hij met Hein Boeken samenwoonde te Sloterdijk.’ Blijkbaar is ze goed ingelicht. Maar er vallen drie dingen op te merken.
Ten eerste kijkt Kloos wel heel melancholisch, en dus is de foto goed gekozen om een beeld te geven van de zwaar zieke Kloos uit '94, al dateert deze foto van twee jaren eerder, omstreeks mei 1892. Ten tweede woonde Kloos in Sloterdijk samen met Pet Tideman, en na hooglopende ruzie met deze trok hij in bij een broer van Hein, de kunstschilder Dirk Boeken. De één mocht zich niet langer in Jeannes gunst verheugen en de ander was niet belangrijk genoeg. Het doet er natuurlijk niet toe, want de foto werd helemaal niet te Sloterdijk genomen, maar gewoon in het atelier van Witsen. Ten derde, en bovenal, wat heeft Jeanne, met hulp van de Haagse fotograaf H.C. den Drijver, Kloos opgeknapt! Op haar exemplaar is de vlek op de glasplaat natuurlijk weggewerkt, dat is vergeeflijk, maar ook de nicotinevlekken en streepjes op de lippen zijn verdwenen, de deerlijk geschonden huid met de vele putjes is op haar afdruk gaaf, en het gerafelde versleten jasje lijkt schoon van de stomerij te komen.
Dit is geen uniek geval, en in mijn boek Willem Witsen en zijn vriendenkring ziet men enkele originelen en vervalsingen naast elkaar ter vergelijking. Het fraaiste voorbeeld geef ik hierbij. Het onderschrift luidt ‘In het atelier van Willem Witsen te Amsterdam ongeveer 1890.’ Toen had Witsen daar nog geen
| |
| |
atelier en fotografeerde hij nog niet, de foto is van twee jaren later. Ze is er één van een tweetal, waarvan de andere waarschijnlijk de bekendste foto van de Tachtigers is: Willem Kloos, Pet Tideman en Hein Boeken feestvierend in het atelier van Witsen en met de koppen door een schilderijlijst. Vergelijk echter de geteisterde kop van Kloos daar, en op de uit dezelfde tijd stammende foto 15 hier, met de geniale, schone jongeling op nr. 16. Een beetje bijwerken is dit niet meer, hier zorgden Jeanne en Den Drijver voor een totale gedaanteverwisseling! Overigens, met groot succes, want de foto duikt nog bij voortduring op in allerlei publikaties.
15
De sporen van deze vervalsing wiste ze uit, of althans, zo goed als. De oorspronkelijke foto ging bij deze operatie wel verloren, ze is in ieder geval nooit meer opgedoken. Maar Witsen maakte in het voorjaar van 1893, toen hij zijn atelier in Amsterdam verliet en in Ede ging wonen, twee merkwaardige foto's. Hij prikte de beste foto's die hij van Willem Kloos, en daarna van Hein Boeken, gemaakt had op een wand en fotografeerde deze beide tentoonstellingen. Helaas zijn beide foto's van te slechte kwaliteit om hier te reproduceren - men zie echter de poging daartoe in het boek over Witsen. Op die foto ziet men zowel de welbekende foto alsook een variant daarvan waar Tideman ons recht aanziet en Kloos voor zich uit staart. Van het linkergedeelte daarvan werd deze vervalsing gemaakt.
16
|
|