| |
| |
| |
Christel van Boheemen
Welke Dickens?
De pluraliteit van literatuur
Enkele jaren geleden deed Maarten 't Hart veel stof opwaaien in de kringen rondom de Nederlandse Dickens Fellowship. De humoristische Dickens die Bomans hier in Nederland had gepresenteerd, was niet zijn Dickens. 't Hart leek te suggereren dat Bomans Dickens had getricialiseerd.
Het is niet verwonderlijk dat de Nederlandse Dickens Fellowship, opgericht door Bomans, zich in de strijd stortte om haar vereerde voorganger te verdedigen. Men schreef 't Hart een brief waarin hij werd uitgenodigd zijn standpunt in café De Rusthoek te Bloemendaal, de pleisterplaats van de Fellowship, persoonlijk te komen verdedigen. Terecht schreef 't Hart terug dat hij alles wat hij te zeggen had, reeds naar voren had gebracht in het beruchte artikel in Vrij Nederland.
Waarom deze oude koe nu uit de sloot gehaald? Omdat ik merk dat er onder aankomende studenten bijvoorbeeld, ondanks literatuuronderwijs op de middelbare school, hier en daar de gedachte leeft dat er één juiste manier zou zijn om een auteur, of een literair werk te beschouwen. Nu is dat een zeer onliteraire opvatting over literatuur, die de vrijheid en speelsheid van het literaire eigen wil bedwingen met het keurslijf van eenduidigheid. Dat zo'n doctrinaire houding niet alleen een beknotting van vrijheid en mogelijkheden is, maar ook een ontkenning van de geschiedenis - die steeds nieuwe interpretaties van grote schrijvers biedt - is wat ik in deze bespreking van verschillende manieren om Dickens te zien, hoop aan te tonen.
Wat men ook denken mag over zijn kwaliteiten als literator of over zijn beheersing van de theorie en techniek van de roman, zo vaak verguisd sinds de literaire machtsgreep van Henry James, Dickens is nog steeds de meest populaire en de meest gelezen Victoriaanse Engelse romanschrijver. De boeken van Dickens' tijdgenoot Thackeray, die vanuit een puur technisch perspectief bezien de kunst van het vormgeven van een roman beter beheerst dan Dickens, liggen onder dikke lagen stof in biblioheken. Men leest hooguit Barry Lyndon als men de film gezien heeft, en van de 22 delen van Thackerays verzameld werk is allen nog Vanity Fair bekend.
Toch was dit zo'n honderdtwintig jaar geleden anders. Dickens, een broodschrijver, maar niet in de slechte zin van het woord, was zeer beducht voor de snel stijgende roem van Thackeray en de soms dalende verkoop van zijn eigen tijdschrift Household Words, waarin veel van zijn latere romans het licht zagen in periodieke afleveringen. Dit neemt niet weg dat Dickens enorm populair was. Een overbekende anecdote verhaalt dat toen The Old Curiosity Shop verscheen in de jaren 1840-41, en het in een van de wekelijkse afleveringen leek dat Little Nell zou sterven, men in Amerika op de havenkade stond te wachten op de boot die de volgende aflevering zou bezorgen. De mensen aan boord van het schip riepen, zonder daarom verzocht te hoeven worden, ‘Little Nell is dead’, waarop er collectief en openlijk werd geweend.
Nu is de reden voor de populariteit van Dickens in onze eigen tijd, ik zou haast zeggen gelukkig, van andere aard. Onze behoefte aan melodrama wordt bevredigd door televisieseries als Dallas of films als Terms of Endearment. We hebben in Dickens andere kwaliteiten leren zien. Naast de sentimentaliteit, die inderdaad soms in vette druppels van de romans afdruipt, zijn er andere aspecten van Dickens die hem maken tot die uitzonderlijke combinatie: een populair auteur die toch een indrukwekkend en groot literator is. Wat ik hier wil belichten zijn die aspecten van zijn werk die hem zijn grote plaats in het pantheon van de Engelse literatuur gegeven hebben.
Nu is dat niet zo eenvoudig als men wellicht zou denken. Uit het bovenstaande blijkt al dat verschillende groepen van mensen op verschillende tijdstippen in de geschiedenis de nadruk hebben gelegd op totaal andere kwaliteiten van deze schrijver. Maar dat is nu juist wat de studie van de reputatie van een auteur zo interessant maakt. Immers, wat ons opvalt of aanspreekt ineen roman of een gedicht, kortom, onze smaak, vertelt ook zo ontzettend veel over onszelf en de tijd waarin wij leven, en hetzelfde geldt voor andere historische perioden. Het schetsen van het verloop van de kritische mening over een auteur is dan ook het bedrijven van cultuurhistorie.
Nu biedt het merendeel van de wetenschappelijke analyses van de ‘receptie’ van Dickens weinig boeiende leesstof voor degene voor wie literatuur liefhebberij, en niet een vak is. In de volgende bladzijden zal ik daarom zeer in het kort, een aantal verschillende, maar traditionele manieren om Dickens te zien, samenvatten, om dan te komen tot ‘de Dickens zoals de recente literaire kritiek hem ziet’ - de Dickens die de onbewuste gevoelens van zijn tijd verwoordde, en die niet hoeft onder te doen voor Dostojevski.
Een van de traditionele manieren waarop we Dickens kunnen waarderen is als een groot verteller, een meester in het spinnen van een verhaal. Al aan het eind van het eerste hoofdstuk van een van zijn werken zijn we zo verstrikt in de verwikkelingen van de avonturen van de diverse hoofdfiguren, dat we het niet neer kunnen leggen. We willen weten hoe de verschillende romanfiguren zich tot elkaar verhouden; we willen vooral weten wat het toekomstig lot zal zijn van de hoofdpersonen voor wie we meestal zeer grote sympathie zijn gaan voelen. Stanley Sacks, een Amerikaans criticus, heeft eens gezegd dat de schrijver om een goed verhaal te creëren ervoor moet zorgen dat de lezer eerst kennis maakt met de hoofdpersoon, en bewerkstelligen dat deze zich daarmee identificeert, alvorens de verwikkelingen van de intige te introduceren. Het is juist de identificatie met de hoofdpersoon en zijn wel en wee die de noodzakelijke interesse in het plot genereert. Hoewel Sacks' theorie nogal beperkt is, geeft zij wel een goed idee van de manier waarop Dickens werkt. Wie zich het begin van Great Expectations herinnert, begrijpt waarschijnlijk wel wat ik bedoel. De roman begint: ‘My father's name being Pirrip, and my Christian name Philip, my infant tongue could make of both names nothing longer or more explicit than Pip. So, I called myself Pip, and came to be called Pip.’ Het is het portret van een eenzame weesjongen, moederziel alleen op de donkere moeraslanden aan de rivier, bezig om door het spellen van de namen van zijn dode familieleden vorm en coherentie aan zijn bestaan te geven. Voordat de handeling van de roman begint, heeft Dickens alle sluizen van onze sympathie wijd opengetrokken. Als dan ook op bladzijde twee de ‘handeling’ van de roman op gang komt door de introductie van een ander persoon, voelen we wat er gebeurt met een hevigheid die weinig onderdoet voor die van Kleine Pip zelf: ‘“Hold your
noise” cried a terrible voice, as a man started up from among the graves at the side of the church porch. “Keep still, you little devil, or I'll cut your throat!”’
Wat Dickens dus goed verstaat is de kunst zijn lezers te boeien. Ik ken weinig mensen die ademloos Ulysses, of The Ambassadors van Henry James hebben uitgelezen. Maar Dickens boeit vrijwel iedereen. Hierin is hij natuurlijk wel weer typisch een Victoriaanse schrijver. Zijn romans waren bedoeld als ontspanning. De afleveringen werden voorgelezen in de familiekring. Onderwerpen als overspel en sex waren dan ook absoluut taboe. Aan het eind van de ongeveer dertig bladzijden van een aflevering moest een situatie geschapen worden die dusdanig de nieuwsgierigheid van de lezer opwekte, dat hij het bedrag voor de volgende aflevering gaarne uitgaf. Als men de romans die zo zijn geschreven nauwkeurig bekijkt, kan men precies zien waar de scheiding tussen de afleveringen ligt. De andere kant van de medaille is dat de‘entertainer’ Dickens aan het eind van een roman soms niet wist wat hij met al die perso- | |
| |
nages zo gauw moest doen. Met veel kunst en vliegwerk wordt alles nog wel afgerond, en krijgt iedereen zijn verdiende loon, maar de goedgelovigheid van de lezer wordt vaak zwaar beproefd. Dickens' vertelkunst zweemt meer naar de traditie van het volksverhaal, het sprookje, of de Griekse Romances, dan naar de technische perfectie van de romanschrijvers uit de tweede helft van de negentiende eeuw - van Flaubert of James.
Een tweede traditionele manier om Dickens te zien is als wat ik de ‘Engelse Dickens’ zou willen noemen. Dit is een manier die niet is beperkt tot Engeland, maar ook nog steeds in Nederland opgeld doet. Het is de Dickens van Bomans. De Dickens waarmee sommigen onder ons in onze jeugd werden geconfronteerd door welmenende leraren of ooms en tantes lijdend aan een ongevaarlijke ziekte die al in de achttiende eeuw in Nederland bekend was, en toen de naam ‘anglo manie’ kreeg. Het is de ietwat kinderlijke Dickens van plumpudding, hulst, arresleeën, stage coaches, inns, tea and Christmas Carols. Deze Dickens geeft een portret van het Oude Engeland, het ‘Merry England’. Hoewel we, vanuit een hedendaags kritisch perspectief gesproken, Dickens enorm onrecht aandoen als we hem alleen lezen om zijn beschrijvingen van het leven in Engeland voor de Industriële Revolutie, zit er toch een grote mate van juistheid in de observatie dat Dickens vooral een Engels auteur is. Geen andere literaire traditie heeft, bij mijn weten, zoveel inventiviteit en creativiteit laten zien in het scheppen van characters als de Engelse. Men hoeft maar te denken aan de Canterbury Tales van Chaucer of de talloze personages uit Shakespeare's drama, om te zien dat in het verzinnen van mensen met hun typerende eigenaardigheden, Dickens duidelijk behoort tot een Engelse letterkundige traditie. Ondanks het grote aantal van zijn personages zijn ze alle verschillend en men herkent ze al nadat ze een paar woorden gezegd hebben. Wie herinnert zich niet de manier van spreken van Pecksniff, of Mrs. Jellyby, of Wemmick. In iedere roman vinden we zulke karakteristieke figuren, dat we het gevoel hebben dat we ze zouden herkennen als we ze straks op straat tegenkwamen.
Men kan ook een ander aspect van Dickens' status als romanschrijver herleiden tot‘Englishness’. Behalve geniaal in zijn vindingrijkheid, is Dickens ook bijzonder aantrekkelijk door zijn humor. Dit is al zo vaak opgemerkt dat het mij niet nodig lijkt hierop in te gaan. Wel belangrijk is het feit dat zowel zijn kracht als humorist, als die van het verzinnen van personages nauw verwant is aan het fantastische, een literaire traditie waarin Engeland uitmunt. Alhoewel Dickens' humor vele aspecten heeft, en vaak teruggrijpt naar traditioneel komische procedé's, met name in Pickwick Papers, waar Dickens bijvoorbeeld speelt met het grote verschil tussen de werkelijkheid van Pickwick's onschuld en de schijn van Pickwicks verhouding met zijn hospita, berust de reputatie van Dickens' humor toch op een typisch trekje - het overdrijven van het gewone, het alledaagse. Hij zoekt de zwakke plek en, net als de karikaturist, legt hij daar een nadruk op die buiten iedere proportie is. Luister maar naar de preek van dominee Chadband uit Bleak House:
‘My friends’, says Mr. Chadband, giving an informal sermon over the tea and buttered toast, ‘to pursue the subject we are endeavouring with our lowly gift to improve, let us in a spirit of love inquire what is that Terewth to which I have alluded. For, my young friends,... if I am told by the doctor that calomel or castor-oil is good for me, I may naturally ask what is calomel, and what is castor-oil. I may wish to be informed of that, before I dose myself with either or with both. Now, my young friends, what is this Terewth, then; Firstly - in a spirit of love - what is the common sort of Terewth, the working clothes, the everyday wear, my young friends? Is it deception?... Is it suppression?... Is it reservation?... No, my friends, it is neither of these. Neither of these names belongs to it.
Inderdaad, de meest afgezaagde en pompeuze preek is niet zo afgezaagd, pompeus en belachelijk als deze. Maar het feit is dat cliché's en gebral vaak de meest saillante eigenschappen van een slechte preek zijn en waren; en Dickens, door het allemaal zo extreem mogelik voor te stellen, laat ons duidelijk zien hoe belachelijk dat soort preken eigenlijk is.
Dit satirische trekje in Dickens brengt ons tot nog een derde manier om deze schrijver te waarderen: ‘de sociaal bewogen Dickens’. Dit is de Dickens van Orwell, Leavis en anderen. Het is de oudere Dickens, wiens optimistische visie van Pickwick Papers is bedekt met het donkere vloeipapier van de ervaring. Evenals in de poëzie van Wordsworth en de andere Engelse romantische dichters, bekleedt de tegenstelling tussen onschuld en ervaring, of tussen jeugd en volwassenheid, een centrale functie in Dickens' oeuvre. Later in dit artikel zal de wijze waarop aan deze polariteit gestalte is gegeven in Dickens' romans aan de orde komen. Nu wil ik volstaan met op te merken dat omstreeks 1852, met de publicatie van Bleak House, Dickens' weergave van de Engelse maatschappij en vooral van de invloed ervan op de jeugdige onschuld, duidelijk begint te versomberen. Dickens zelf was toen veertig jaar oud. Hoewel hij ook eerder over sociale misstanden had geschreven, bijvoorbeeld over weeshuizen in Oliver Twist, missen die vroegere romans de bjtende, haast gewelddadige toon van Little Dorrit of Hard Times. In Hard Times is het voorwerp van Dickens' afkeuring de industrialisatie van Engeland en de verontmenselijking van de maatschappij door, bijvoorbeeld, het onderwijs dat alleen gericht is op het bijbrengen van feiten, of de opvoeding thuis door fanatieke ouders, die van de kinderen kleine machinetjes maakt. Dickens haat alles wat de ongeremde emotionele groei en bloei en uitingsmogelijkheden in de weg staat. Feiten, harde feiten, zijn in zijn ogen een bedreiging voor de vrijheid van het individu. Beroemd is Dickens' beschrijving van het stadje Coketown, waar Hard Times zich afspeelt. Deze beschrijving is een satire op het zogenaamde Utilitarianism, de filosofische en maatschappelijke stroming die voorstond Engeland te hervormen
zodat het grootste goed voor het grootste aantal mensen bereikt zou worden. Dit hield een hervorming van het onderwijs en, onvermijdelijk, ook industrialisatie in.
You saw nothing in Coketown but what was severely workful. If the members of a religious persuasion built a chapel there - as the members of eighteen religious persuasions had done - they made it a pious warehouse of red brick, with sometimes (but this is only in highly ornamented examples) a bell in a bird-cage on the top of it. The solitary exception was the New Church; a stuccoed edifice with a square steeple over the door, terminating in four short pinnacles like florid wooden legs. All the public inscriptions in the town were painted alike, in severe characters of black and white. The jail might have been the infirmary, the infirmary might have been the jail, the townhall might have been either, or both, or anything else, for anything that appeared to the contrary in the graces of their construction. Fact, Fact, Fact, every where in the material aspect of the town; fact, fact, fact, every where in the material. The M'Choakumchild school was all fact, and the school of design was all fact, and the relations between master and man were all fact, and everything was fact between the lying-in hospital and the cemetery, and what you couldn't state in figures, or show to be purchaseable in the cheapest market and saleable in the dearest, was not, and never should be, world without end, Amen.
Zo gebruikt Dickens alle registers van zijn overredingskracht om ons te overtuigen van de onmenselijke vervreemding van de moderne wereld.
In Little Dorrit keert hij zich vooral tegen de bureaucratie, en tegen het feit dat de gemiddelde mens zo machteloos en ver verwijderd is van de instanties die toch zijn leven bepalen. Zijn satire concentreert zich op de aristocratie, die een holle vermolmde klasse blijkt te zijn die leeft van schijn, en het ‘Circumlocution Office’ in stand houdt - een beangstigende officiële instantie en een symbool van stagnatie.
De volgende passage is uit hoofdstuk 10 van Little Dorrit, getiteld ‘Containing the whole Science of Government’;
Numbers of people were lost in the Circumlocution Office. Unfortunates with wrongs, or with projects for the general welfare (and they had better have had wrong at first, than have taken that bitter English recipe for certainly getting them), who in slow lapse of time and agony had passed safely through other public departments; who, according to rule, had been bullied in this, over-reached by that, and evaded by the other; got referred at last to the Circumlocution Office, and never reappeared in the light
| |
| |
of day. Boards sat upon them, secretaries minuted upon them, commissioners gabbled about them, clerks registered, entered, checked, and ticked them off, and they melted away. In short, all the business of the country went through the Circumlocution Office, except the business that never came out of it; and its name was Legion.
Deze weergave van de stagnatie in het openbaar bestuur gekleurd door Dickens' visie, heeft zijn wortels in de historische situatie van het midden van de negentiende eeuw. Vooral toen de Krimoorlog uitbrak bleek Engeland in een chaos te verkeren en reorganisatie was drigend en onvermijdelijk. Maar hoewel Dickens, bijvoorbeeld in Household Words, soms scherp ageerde tegen misstanden, moeten we ons hem toch niet voorstellen als een echte hervormer. Integendeel, hij was zeer behoudend en afkerig van veranderingen. In feite geloofde hij niet dat hervormingen mogelijk waren. In een brief aan John Forster van 3 februari 1855 schrijft hij: ‘I am hourly strengthened in my old belief that our political aristocracy and our tufthunting are the death of England. In all this business I don't see a gleam of hope’. Later in oktober van hetzelfde jaar, schreef hij met betrekking tot Little Dorrit: ‘In No. 3 of my new book I have been blowing off a little indignant steam... but I have no present political hope or faith’. Dus, hoewel Shaw misschien gelijk had toen hij Little Dorrit Dickens' meest subversieve roman noemde, en we de legendarische opmerking dat men beter deze roman kan lezen dan Das Kapital, niet moeten vergeten, was Dickens' motief om deze roman te schrijven in wezen toch niet politiek, maar persoonlijk. De verwikkeling in de netten van de bureaucratie, de corruptie en lamlendigheid van Engeland, waren voor hem niet misstanden die om politieke actie riepen, maar de essentie van maatschappelijke systemen zelf. De ‘Circumlocution Office’ is een symbool van de slechte aspecten van een gevestigde maatschappij met haar onvermijdelijke instituties. Het leven in een gemeenschap met anderen betekent voor hem haast vanzelfsprekend een verontmenselijking en ontluistering van de warme, onschuldige, en ideële essentie van de mens.
De ironie van Dickens' pessimistische visie op de maatschappij is dat het hem zelf zeer voor de wind ging. Zijn romans hadden groot succes in Amerika en Engeland, hij begon openbare lezingen te houden die hem de populariteit gaven van het pop-idool van tegenwoordig. Geld stroomde binnen. Hij had eindelijk zijn felbegeerde buitenhuis gekocht, Gads Hill Place in Kent, en was verliefd op de jonge actrice Ellen Ternan, voor wie hij zijn vrouw en acht kinderen verliet. Het vermoeden van Edgar Johnson, een van Dickens' biografen, is dat de onaangename ervaringen in zijn jeugd Dickens' karakter blijvend getekend hebben. Daarom zal ik, voordat ik toekom aan mijn twee laatste manieren om Dickens te appreciëren, eerst enkele details van Dickens' leven noemen.
Charles Dickens werd geboren in Portsmouth, op 7 februari 1812. Hij was tweede uit een totaal van acht kinderen van John Dickens, die een administratieve functie had op het Marine Administratiekantoor en wiens ouders gewerkt hadden in het huishouden van Lord Crewe. Dickens komt dus uit wat we met Engelse precisie een ‘lower-middleclass family’ noemen en kreeg van huis uit de standgevoeligheid mee die die klasse in Engeland eigen was. Aan de ene kant lokte het aanzien van de gegoede bourgeoisie, aan de andere kant dreigde de afgrond van de armen en de arbeiders. Hoewel Dickens' vader hard werkte, was hij niet in staat zijn uitgaven aan te passen aan zijn inkomsten; er kwamen schulden en Dickens groeide op onder de druk van een constante financiële crisis met altijd het vooruitzicht van een definitief bankroet. Omdat het werk van John Dickens vereiste dat hij mobiel was, groeide Dickens op in Portsmouth, Londen en Chatham. In Chatham had hij het geluk op een school te komen die geleid werd door een net afgestudeerde student uit Oxford, die Dickens' talenten onderkende en speciale aandacht aan hem besteedde. Maar in 1823 verhuisde de familie naar Londen, gedwongen door de kritieke financiële situatie. Een vriend van John Dickens wilde helpen en bood Charles een baantje aan in zijn schoenpoetsfabriek. Twee dagen voor zijn twaalfde verjaardag begon hij daar te werken en plakte voor zes shilling per week de etiketten op de flesjes.
Voordat twee weken verlopen waren werd John Dickens gearresteerd wegens schulden en opgesloten in de Marshalseagevangenis die speciaal voor schuldenaars ingericht was. Men kon daar met zijn hele familie wonen. Iedereen kon vrij in en uit gaan naar het werk, met uitzondering van degene die in hechtenis was. Het was een dubbel zware klap (aan de ene kant zijn armoedige baantje, aan de andere kant het schandaal van zijn vader), die Dickens nooit te boven is gekomen. Hoewel hij er later nooit over sprak, schreef hij zijn ervaringen van zich af in zijn romans, bijvoorbeeld in David Copperfield, de meest autobiografische, en ook in Great Expectations, maar in feite in al zijn romans. Alleen op zeer late leeftijd dorst hij aan zijn vriend John Forster deze ervaringen op te biechten. Tot zijn dood toe bleef deze situatie uit zijn jeugd hem achtervolgen, hoewel de toestand, voor die tijd althans, eigenlijk niet zo erg was. Na drie maanden werd John Dickens vrijgelaten toen hij de erfenis van zijn moeder kreeg. Wat Dickens zijn ouders, met name zijn moeder, altijd geweldig kwalijk heeft genomen, is het feit dat het weken duurde voordat hij werd weggehaald bij de schoenpoets en weer op school gezet. Dat Dickens altijd over eenzame kinderen schrijft, over wezen die zonder steun van familie alleen tegenover het harde leven in de grote stad geplaatst staan, heeft dus waarschijnlijk zijn oorsprong in deze ervaringen op zijn twaalfde jaar, toen ook hij alleen op kamers in Londen woonde, alleen ging eten in de Pub, en zich moest handhaven in een vijandige wereld.
Hoewel Dickens zich hiermee emotioneel van de wereld had afgesloten en zich misschien ook niet verder gevoelsmatig heeft ontwikkeld, was hij succesvol en bijna obsessief in het beklimmen van de maatschppelijke ladder. Na het beëindigen van zijn schooltijd werkte hij op een advocatenkantoor in Gray's Inn. Omdat hij iets anders ambieerde, leerde hij zichzelf steno, en begon 18 maanden later te werken als free lance verslaggever op het gerechtshof van Doctor's Commons. Ondanks een niet succesvolle liefde voor Maria Beadnell, wier vader bankier was en Dickens maarte min vond, was hij niet uit het veld geslagen en begon hij de zittingen van het parlement te verslaan en kreeg hij bekendheid om zijn snelheid en accuratesse. Hij begon ook te publiceren, zijn Sketches by Boz werden gebundeld en goed ontvangen. Deze sketches waren voor Chapman en Hall, de grote uitgevers, aanleiding om hem op te dragen de tekst te leveren bij een serie gravures van de kunstenaar Seymour. Dickens zelf verzon de naam Pickwick. De Pickwick Papers werden een fenomeen in de geschiedenis van de uitgeverij, en Dickens' karakters werden het middelpunt van een ware cultus. Hij huwde Catherine Hogarth drie dagen na het verschijnen van zijn eerste nummer.
Hoewel hij dus persoonlijk en maatschappelijk gesettled was, en veel succes had, en er dus alle reden was om de toekomst blijmoedig tegemoet te zien, werd naarmate hij ouder wordt, zijn visie steeds donkerder. De beste manier om dit te begrijpen is dit verschijnsel te zien als gevolg van de steeds groter wordende kloof tussen Dickens' gevoel en zijn publieke rol. Zijn gevoel is dat van een twaalfjarig kind dat merkt dat het alleen op de wereld staat - en hoe succesvol Dickens ook wordt, en hoe veel liefde hij ook mocht ontvangen van zijn toehoorders tijdens zijn lezingen, deze historische werkelijkheid van het heden vermocht niets te veranderen aan de emotionele werkelijkheid van het verleden.
De psychologische benadering van Dickens ziet hem vooral als een auteur die vanuit deze emotionele, kinderlijke werkelijkheid schrijft. Het is al vaak opgemerkt dat zijn gezichtspunt er een is van een ondervoed kind dat alleen door de straten van Londen dwaalt. Alles is grotesk, alles is overdreven, mensen worden voorwerpen en voorwerpen hebben een eigen intentie en bewegingskracht zoals mensen. De karakters bewegen als marionetten en hebben een stereotiep gebaar of gezegde. We vinden in Martin Chuzzlewit de beschrijving van het uitzicht uit Todger's boarding house, die grote gelijkenis vertoont met passages in Sartre's La Nausée:
The revolving chimneypots on one great stack of buildings seemed to be turning gravely to each other now and then, and whispering the result of their separate observation of what was going on below. Others, of a crookbacked shape, appeared to be maliciously holding themselves askew, that they might shut the prospect out and baffle Todger's. The man who was mending a pen at an upper window over the way became of paramount importance in the scene, and made a blank in it, ridiculously dispro- | |
| |
portionate in this extent, when he retired. The gambols of a piece of cloth upon the dyer's pole had far more interest for the moment than all the changing motion of the crowd. Yet even while the looker-on feit angry with himself for this, and wondered how it was, the tumult swelled into a roar; the host of objects seemed to thicken and expand a hundredfold and after gazing round him, quite cared, he turned into Todger's again, much more rapidly than he came out; and ten to one he told M. Todger's afterwards that if he hadn't done so he would certainly have come into the Street by the shortest cut; that is to say, head-foremost.
Dickens schrijft niet alleen vanuit het emotionele gezichtspunt van het eenzame kind, zijn beste boeken gaan ook allemaal over kinderen. Oliver Twist, David Copperfield, Pip in Great Expectations, Esther Summerson in Bleak House, Sissy in Hard Times zijn allemaal weeskinderen geplaatst tegenover de onverbiddelijke hardheid van de maatschappij. Het is de confrontatie van de gevoelige kinderlijke onschuld met de keiharde werkelijkheid, die Dickens inspireert tot zijn beste werk. Zelfs Little Dorrit, de vrouwelijke hoofdfiguur uit de gelijknamige roman, hoewel een volwassen vrouw, wordt door Dickens gepresenteerd als zo klein, dat mensen haar voor een kind houden. Een van de meest pathetische scènes uit Dickens' oeuvre is het moment waarop een prostituée zich neerbuigt en aan Little Dorrit vraagt haar te kussen omwille van haar verloren ziel, en zij tot de ontdekking komt dat Little Dorrit een vrouw, geen kind is. Als Little Dorrit aanbiedt om met haarte spreken alsof ze werkelijk nog een kind was, bedankt de protituée met het antwoord dat volwassenen nooit zo onschuldig kunnen zijn als kinderen. Het punt van deze scène is dat Little Dorrit juist in deze roman wel haar kinderlijke onschuld en goedheid heeft behouden. Haar tegenwoordigheid heeft een heilzame en verlossende invloed op de maatschappij om haar heen. Maar het is zeer belangrijk voor het begrijpen van Dickens' persoonlijke mythologie dat hij voor deze rol niet een uit de kluiten gegroeide volwassen vrouwefiguur bedacht heeft, maar een personage met de lichamelijke ontwikkeling van een kind koos.
Aan dit kinderlijke gezichtspunt dankt Dickens waarschijnlijk ook zijn geniale vermogen als de schepper van een symbolische werkelijkheid. Het symbool van de ‘Circumlocation Office’, waarin mensen verdwijnen en nooit meer gevonden worden, maar vooral de Court of Chancery in Bleak House benaderen Kafka's symbolen in de romans Het Proces en Het Slot. Maar niet alleen de maatschappij, ook mensen worden beschreven met een intensiteit die ze een symbolische dimensie verleent. Miss Havisham in Great Expectations zette alle klokken in haar huis stil toen haar bruidegom niet op kwam dagen voor de bruiloft. Zij zit helemaal alleen in een donker, spookachtig huis, in haar witte trouwjapon die in flarden hangt, aan een witgedekte tafel waarop een bruidscake waar zwarte spinnen in en uit lopen. Haar enige vermaak en bezigheid is het opvoeden van de wees Estella tot een instrument van wraak op de andere sexe.
Hoe veel er van Dickens zelf in dit portret van geestelijke stagnatie zit zou ik niet durven zeggen, maar het is niet ver gezocht om bijvoorbeeld de portretten van Pip of Little Jo, van al Dickens' weeskinderen het meest verloren en verworpen, te lezen als een uitdrukking van Dickens' diepste zelf. In de volgende beschrijving zien we duidelijk de enorme afstand die het kind scheidt van de maatschappij:
And there he sits, munching and gnawing, and looking up at the great Cross on the summit of St. Paul's Cathedral, glittering above a red violet-tinted cloud of smoke. From the boy's face one might suppose that sacred emblem to be, in his eyes, the crowning of the great, confused city; so golden, so high up, so far out of reach. There he sits, the sun going down, the river running fast, the crowd flowing by him in two streams-everything moving on to some purpose and to one end - until he is stirred up, and told to ‘move on’.
Nu is Dickens niet de grote schrijver die hij is omdat hij schrijft over zijn eigen, diep verborgen emotionele wonden. Wat Dickens geniaal maakt is dat hij zijn persoonlijke visie wist weer te geven op zo'n wijze dat ze universeel wordt. We hebben ieder van ons, verborgen achter ons normale redelijke gezicht, diep in ons hart óók een onschuldig twaalfjarig kind dat de wereld angstig en onbegrijpelijk vindt en dat zich beroofd voelt van de paradijselijke wereld van de kleuterschool.
Maar, naast een uiting van zijn individuele onderbewuste, evenals een weergave van het collectief onbewuste van de in het algemeen, is Dickens' visie vooral ook een spiegeling van het collectief onbewuste van zijn tijd. De Dickens die de literaire kritiek van dit moment het hoogst waardeert is de Dickens die evenals de dichter Tennyson, gedreven door persoonlijke conflicten, uiting gaf aan de geestelijke verlatenheid die de grondtoon was van het tijdperk. Het is niet de komische, humoristische of maatschappelij-kritische Dickens, het is de psychologische Dickens die in zijn persoonlijke problematiek symbolisch tot uiting bracht hoe Victoriaans Engeland zich eigenlijk voelde: het weeskind van de cosmos. Het is een gevoel dat nog steeds actueel is, of moet zijn, anders vond deze Dickens nu niet zoveel waardering.
Tekeningen van Peter Yvon de Vries
|
|