Bzzlletin. Jaargang 14
(1985-1986)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 44]
| |
AvondvalHij zat daar, op die bank. Nog steeds
leek zijn been geworteld in de aarde,
maar toch was ik bang: er trok
een geur van afscheid in het huis.
Met zijn vingers schreef hij tekens
in de lucht. Het werden letters.
Er stond: week geraamte, beendergruis
- tot de deur werd opengerukt.
Een voet boven de drempel.
Het is moeder. Het is tijd.
Ik moet naar bed.
| |
Zonder gravenMen mag hier niet lopen,
de bodem is een kleurloos vlies.
De grond gaat zonder graven
onder ieders voeten open.
Wit welt het veendras uit.
Het stroomt door voren
in het landschap naar de vlegel.
Geen korenaar blijft onbespat.
| |
Veenbrand
De dieren van het veld waren gevlucht:
het turfland stond in lichterlaaie.
Het duurde dagen voordat de mannen
het vuur hadden geblust. Geblust?
Die keer bij moeder achterop de fiets,
tussen melkman en kerkhof. De vlammen
sloegen uit de weilanden, brandende vingers
hebben toen mijn ogen dichtgedrukt.
| |
Kruimels broodIk strooide kruimels brood
op de vensterbank. Zwermen
vogels. Een enkele spreeuw
tussen de zilvermeeuwen.
Ik sliep in,
en toen ik ontwaakte
waren de mussen het raam
binnengevlogen. Ze aten
van mijn bord en het witte
laken dat mij toedekte.
|
|