zichzelf op te scheppen. Daartoe voert hij een soort act op, dat wil zeggen hij speelt een toneelstuk of een opstand. De jongere broer van de hoofdpersoon slaagt daar niet in. En na die ervaring gaat de hoofdpersoon zijn leven in een nieuwe richting voortzetten. Kortom, enerzijds het begin van de modernisering van Japan in de zestiger jaren van de vorige eeuw met de Meiji-Restauratie (1868) waarbij de Japanners met de problematiek geconfronteerd werden, en anderzijds de problematiek waarmee de Japanners werden geconfronteerd in de zestiger jaren van de twintigste eeuw, honderd jaar later dus. Ik wilde die twee parallel lopende gebeurtenissen door middel van een folkloristische draad met elkaar verbinden. Ik geloof dat dat het thema van die roman is.
Ik vind het een fascinerende roman. Hoe vindt U hem zelf? Als roman die ik in mijn vroege dertiger jaren geschreven heb, vind ik hem zeer goed geslaagd. Er zijn minder geslaagde gedeeltes, maar ik denk dat mijn levenshouding en mijn levens-gevoel er zeer concreet in tot uitdrukking zijn gebracht. Met andere woorden, de gevoelens, de emoties en de opvattingen van jonge mensen van destijds worden er heel goed in weergegeven.
De hoofdpersoon en zijn broer hebben een zeer bijzondere familienaam. Kan ik die ook in de gewone betekenis van ‘Nedokoro’ lezen?
Ja, ‘Nedokoro’, dat is goed. ‘Nedokoro’ is een woord uit Okinawa. In Okinawa spreken ze het uit als ‘Nendokurũ’, dat wil zeggen ‘de plaats waar zich de wortel van de stam bevindt’. ‘Nendokurũ’ betekent met andere woorden ‘het hart van een kleine gemeenschap’. Daarom heb ik dat woord gekozen als familienaam. Ik was toen al bezig met het doen van onderzoek naar de namen uit Okinawa.
Kan men naar aanleiding van Voetballen in 1860 spreken van een klaaglied over de levenswijze van de voorgestelde romanfiguren en, breder opgevat, van alle Japanners die de wortels van hun stam hebben verloren?
Ik denk dat men eerder kan spreken van een ‘nog één keer de oorspronkelijke toestand herstellen’ dan van een klaaglied. ‘Nedokoro’, de wortel van de stam, dat betekent immers de eigen identiteit. En die wortel van de stam, die eigen identiteit wilde ik nog één keer in zijn oorspronkelijke toestand herstellen. Dat was althans waar de hoofdpersoon in de roman naar streefde. Dus niet alleen een klaaglied, maar een klaaglied plus de voortzetting ervan.
Er is vaak sprake van het dorp van uw weemoed. Hebt U daar een speciale omschrijving voor?
‘Dorp van mijn weemoed’, dat is misschien een beetje overdreven uitgedrukt. Wanneer ik aan een dorp denk, dan denk ik tegelijkertijd aan een groot geheel, aan de totaliteit van de kosmos bij voorbeeld. Ik heb onder andere de invloed ondergaan van de culturele antropologie. Terwijl ik door middel van verschillende wetenschappen de mythes bestudeer, komt zo geleidelijk aan de reconstructie van mijn eigen dorpt tot stand. Dingen die tot op dat moment onbegrijpelijk waren gebleven, worden dan zeer duidelijk. Over Nederland gesproken, ik denk dat men in Nederland een sterke invloed heeft ondergaan van de sociale antropologie. Dr. Cornelis Ouwehand (die tevens de bekende vertaler is van de Kawabata-literatuur) is toch een Nederlands cultureel antropoloog? Ook in Japan heeft hij verschillende antropologische studies gepubliceerd. De culturele antropologie heeft in Japan trouwens nogal wat invloed van Nederlandse antropologen ondergaan. Nederlandse antropologen hebben in Indonesië wetenschappelijk onderzoek verricht, onder andere op het eiland Bali, en dat onderzoek heeft invloed gehad op Japanse antropologen. Ook ik heb de invloed van Dr. Ouwehand ondergaan. Daarom denk ik dat ik, uitgaande van de Europese culturele antropologie, mijn eigen dorp nog eens met andere ogen heb geobserveerd. En daarna heb ik het dorp van mijn weemoed gereconstrueerd. Net zoals ze in Polen het in puin gelegde Warschau hebben herbouwd, zo heb ook ik getracht mijn verloren gegane dorp in mijn imaginaire wereld te reconstrueren in de vorm van een ander nieuw dorp. En ik geloof dat dat mijn literaire drijfveer is geworden.
U heeft een aantal romans geschreven met als basisstructuur ‘het zwakzinnige kind en zijn vader’. Waarom? Wilt U iets vertellen over uw laatste roman, Ontwaak, nieuwe mens! (1983, Kõdansha, Tokio), in Japan de literaire sensatie van het jaar 1983. Ik vind het een onroerende roman die ik in de toekomst graag in het Nederlands zou willen vertalen.
Een aantal van mijn romans zijn helemaal gebaseerd op mijn persoonlijke ervaringen. En de vorig jaar uitgekomen roman, Ontwaak, nieuwe mens!, is daarvan de conclusie. Ik ben ervan overtuigd dat ik door samen te leven met mijn geestelijk gehandicapte zoon een soort fundament onder mijn leven heb kunnen leggen. In mijn imaginaire wereld speelt mijn eigen dorp de rol van hét dorp en in mijn feitelijke leven is het mijn realiteit dat ik leef met mijn zwakzinnige kind. Wat houden die twee punten in? Na de oorlog heeft Japan zich door zijn enorme economische groei schrikbarend snel ontwikkeld tot een technologische maatschappij. Tegenover die technologische, industriële maatschappij staat, geografisch gezien, het beeld van het dorp. In die technologische maatschappij met zijn stormachtige vooruitgang is er een, vanuit menselijk standpunt bezien, sociaal zwakke groepering van gehandicapte mensen die niet zonder welzijnszorg kunnen. En die sociaal zwakke groepering is uit die technologische maatschappij weggeduwd. Daarom plaats ik een dorpje of een provinciaal stadje, dat van die technologische maatschappij is afgesloten, in het middelpunt. Verder draag ik in mijn feitelijke leven de verantwoordelijkheid voor de gehandicapte mens die van de vooruitgang van de technologische maatschappij is verstoken. Voordat ik die roman, Ontwaak, nieuwe mens!, schreef, besefte ik dat eigenlijk allemaal niet zo.
En daar komt nog iets bij. Er is een bepaald soort unieke, zuivere schoonheid die men alleen aantreft bij geestelijk gehandicapte mensen. Die schoonheid heb ik zo concreet mogelijk beschreven. Wanneer ik de zuivere schoonheid van mijn zoon gadesloeg en optekende, had ik bovendien een soort gevoel van ‘er is het verloren gegane dorp van mijn weemoed en één van de bewoners van dat dorp van mijn weemoed is mijn zoon.’
De titel De vloed reikt tot aan mijn ziel (1973, shinchõsha, Tokio) heeft U aan het Oude Testament ontleend. Kan men naar aanleiding van uw ontmoeting met het Oude Testament zeggen dat U daar een bewuste interesse in had?
Ik heb nog altijd een zeer grote belangstelling voor het Oude Testament, het Oude Testament als verzameling mythische verhalen of als mythische wereld. Mijn belangstelling gaat uit naar de mythologische, taalkundige en artistieke facetten van de bijbel. Mijn belangstelling ligt zeer dicht bij die van de Canadese wetenschapper Northrop Frye. Hij heeft een boek geschreven over mythologische bijbelanalyse. Ik had dus de gedachte dat die mythische wereld van het Oude Testament in verband kon worden gebracht met de folklore van een dorp, en daar heb ik tot dusver aan gewerkt. En met de roman Ontwaak, nieuwe mens! is daar het begrip ‘vergeving van onze zonden door Jezus Christus’ bijgekomen.
Kunt U nog iets vertellen over wat U nu wilt doen, over uw nieuwe koers en uw toekomstplannen?
Naast literair proza heb ik ook een groot aantal essays geschreven, onder andere de Brieven uit Hiroshima. Ik had het gevoel dat mijn essayistische uitlatingen over de maatschappij wat hun aard betreft steeds dichter bij mijn proza kwamen. Maar als ik er nu goed over nadenk, dan bleven het toch twee evenwijdige lijnen. Maar nu zijn de wereld van het proza en die van de essays, bij voorbeeld over het protest tegen de kernbewapening, één geworden. En dat bechouw ik als mijn nieuwe maatstaf. Mijn naar buiten gerichte koers ten opzichte van de maatschappij en de koers van mijn innerlijk, namelijk de koers van mijn proza, zijn bijeengekomen, zoals blijkt uit de romans De vrouwen die naar de regenboom luisteren (1982, Shinchõsha, Tokio) en Ontwaak, nieuwe mens! In dat opzicht denk ik dat ik in een nieuw tijdperk van mijn werk ben binnengetreden.
(Vertaald uit het Japans door Noriko de Vroomen en Frans Montens)