Hamlet in Holland Marianne Erenstein
Hamlet in Holland
Marianne Erenstein Marianne
‘Hamlet’ verschijnt voor het eerst op het repertoire in Nederland tegen het einde van de 18e eeuw. Deze ‘Hamlet’ had echter weinig meer met het drama van Shakespeare te maken. Het was een ‘franse Hamlet’, een vertaling en bewerking van de dichter toneelschrijver Jean Francois Ducis, een tragédie en cinq actes, imitée de L' Anglais’ van 1769, die vervolgens weer in het nederlands vertaald en bewerkt werd door Ambrosius Justus Zubli en in 1786 in druk verscheen. De ‘Hamlet’ van Ducis was geschoeid op de strenge leest van het franse klassisisme: eenheid van plaats, tijd en handeling, monoloog en dialoog geperst in een keurslijf van aleksandrijnen. Alles wat ongeloofwaardig of aanstootgevend was werd geschrapt, waaronder de opkomst van de Geest van Hamlet's vader viel. Behalve een enigzins gewijzigde plot was er weinig meer over van datgene dat Shakeseare's drama onverwoestbaar gemaakt heeft. Om de eenheid in plaats en tijd te waarborgen ontwikkelde de handeling zich via het veelbeproefde dramatische middel van ‘het gesprek met de vertrouweling’. Hamlet's vertrouweling was Norcestes, een wat vage plaatsvervanger van Horatic; Claudius, nu geen oom van Hamlet, maar ‘eerste prins van den bloede’, vroegere minnaar van koningin Gertrude en vader van Ophelia, openbaarde zijn geheimen aan edelman Polonius, en Elvire was de confidente van koningin-weduwe Gertrude. In het eerste bedrijf blijkt dat Claudius boze plannen smeedt om de jonge koning Hamlet van de troon te stoten; hiertoe wil hij Gertrude huwen en Hamlet ongeschikt laten verklaren voor het koningsambt. Gertrude wil echter niets van een huwelijk weten, want, zoals uit haar biecht tegen Elvire blijkt, zij wordt verteerd door wroeging omdat zij samen met Claudius haar echtgenoot vergiftigd heeft. Hamlet, op zijn beurt, vertelt Norcestes dat hij voortdurend geplaagd wordt door
hallucinaties, waarin de schim van zijn overleden vader om wraak roept en de dood eist van zijn moordenaars, Gertrude en Claudius. Naast dit conflict speelde het conflict van de liefde tussen Hamlet en Ophelia, uitzichtloos en dramatisch, omdat Hamlet zijn woord gegeven had haar vader, Claudius, te doden. Het hoogtepunt van de tragedie was het moment waarop Hamlet zijn moeder confronteert met de urn met de as van zijn vader. Hij dwingt haar te zweren dat zij onschuldig is aan zijn dood waarop de koningin flauwvalt en zodoende haar schuld bekent. Zij wordt echter niet door Hamlet gedood maar door Claudius, die haar als eerste slachtoffer maakt van zijn staatsgreep, die mislukt. Claudius wordt gedood en Hamlet aanvaardt zegevierend en dapper zijn taak:
Ik kan mij wel van wee verlossen door deez' dolk
Maar ik ben mensch en vorst: 'k zal leven voor mijn volk.
Deze ‘Hamlet’ van Ducis heeft tot aan het einde van de 19e eeuw op het repertoire gestaan en velen hebben er triomfen mee gevierd. In 1954 werd het stuk door de amateurgroep d'Egelantier uit de oude doos gehaald en als literair-historisch curiosum vertoond.
Pas in 1882 wordt Shakespeare's Hamlet in het nederlands ten tonele gebracht in de vertaling en bewerking van Burgersdijk, met Louis Bouwmeester in de titelrol. Er was flink in het stuk geschrapt. Het le toneel van het le bedrijf, waarin de Geest van Hamlet's vader aan Haratio verschijnt en dat tot doel heeft de verwachting van het publiek te wekken naar het verloop van het stuk, was weggelaten in de veronderstelling dat het dramatisch gezien beter was om het publiek samen met Hamlet voor het eerst met de Geest te confronteren. Fortinbras was helemaal weggelaten en dus ook alles wat met zijn figuur samenhangt, zoals Hamlet's monoloog waarin hij zijn eigen werkeloosheid vergelijkt met de daadkracht van de Noorse prins. En nog veel meer zoals uit een recensie in ‘Het Toneel’ van 1882 blijkt:Maar ook de andere tonelen bleven niet ongeschonden; de rollen van Polonius, en de Koning, van Laërtes, van Horatio, van Osric, van de 1ste toneelspeler, van de Doodgravers en niet in het minst die van Hamlet zelf worden hier en daar geducht - besnoeid. Laten we ons echter haasten er bij te voegen, dat de hr. Burgersdijk gelijk had, toen hij zoveel kapte; de ondervinding heeft 't bewezen, er was nog te veel; want na de beide eerste opvoeringen te Amsterdam de 21ste en 22ste Februari, bleek het stuk voor de laat etende Amsterdammers en de vroeg naar bed gaande Hagenaars nog te lang te zijn, en gebruikte men (waarschijnlijk niet de hr. Burgersdijk, maar de regie) geen kapmes meer maar een zeis; weg met alles wat minder nodig scheen, weg met het onderhoud tussen Polonius en Ophelia (3e tafereel), weg met het ondervragen van Hamlet door de Koning na de moord van Polonius (slot van het 8e tafereel), weg met de verraderlijke afspraak tussen de Koning en Laërtes en met de mededeling van Ophelia's dood (10e tafereel). Waarlijk, zoals het stuk nu gedecimeerd was, mocht het wel