De boekzaal van Europe. Deel 9
(1700)–Pieter Rabus– AuteursrechtvrijHistoria vitae Simonis Episcopii, scripta à Philippo a Limborch, é Belgico in Latinum Sermonem versa, & ab Auctore aliquot in locis aucta.Dat is, Historie van 't leven van Simon Episcopius, beschreven van Philippus van Limborg, uit de Nederduitsche in de Latijnsche tale overgeset, en van den Schrijver in eenige plaatsen vermeerderd, te Amsterdam by Joris Gallet. 8. 1700 23. bladen.
DE bekommerlijke en moeilijke tijden; in welke de tweespalt tussen de Gereformeerden en de Remonstranten de Kerk van Nederland bragt, kan geen regtschape Christen zonder harte- | |
[pagina 350]
| |
lijk leetwezen herdenken. Ons lieve Vaderland, toe beroerd door oorlogen (hoewel voor eenigen tijd door een stilstand van wapenen opengeschort) zag een geweldig vyer in haar eigen ingewanden ontsteken, 't welk immers zoo zeer te dugten stond als de rampen, die haar van buiten zoude konnen overkomen. Om alle onzijdigheit te vermijden, zullen wy ons niet inlaten in een onderzoek wie de hevigste stokers van dezen brand in de Kerke waren: maar alleenlijk het leven vertoonen van een man, die in 't midden van die felle Kerktwisten leefde; en (zonder zijnen lof te vergrooten) een der Geleerdste en welsprekendste van de zijde der Remonstranten was. Simon Episcopius, uit eerlijke burgers te Amsterdam gesproten, gaf in zijn teedre jeugd zoo groote blijken van vernuft, en schrander oordeel, dat andere, dewijl zijn ouders met agt kinderen belemmerd niet magtig waren hem aan de boek-oeffeningen te houden, dien last op zig namen, en hem te Leiden onder 't opzigt van de Hoog-Leeraars bragten, om zig in geleerde bespiegelingen te oeffenen, alwaar hy tot verwonderinge van een yegelijk zoo toenam, dat hy voor zijn vertrek Meester in de vrye konsten, ja zelfs een ligt en luister van die hooge schole wierd, De Godgeleerdheid was egter zijn meeste bezigheid; want zijn voornemen was zig den dienst der Kerke op te offeren. Ten dezen einde kleefde hy (hoewel hy andere Leeraars hoorde) de gedagten van Arminius aan, als die by hem voor de kragtigste waarheid doorgingen. De Stad Gouda zogt hem aanstonds tot Leeraar, dog hy, die meer lust hadde om andere Hooge- | |
[pagina 351]
| |
scholen te bezoeken, sloeg zulks beleefdelijk af, en begaf zig na Franeker om de Hebreeuwsche tale onder de Heer Drusius te leeren. Hier geraakte hy met de Hr. Sibrandus Lubbertus, Hoog-Leeraar in de Godgeleerdheid meer dan eenmaal in hevige verschillen, die met der zelver uitkomst omstandiglijk worden verhaald. Van daar na Amsterdam wedergekeerd zijnde, ontmoetten hem nieuwe moeilijkheden over het aanzitten aan des Heeren tafel zonder een getuigschrift van Franeker te toonen. Die van Alkmaar verzogten hem hier te vergeefs tot hun Leeraar; dewijl hy niet genegen was zig in de aldaar zwevende geschillen en moeilijkheden te steken. Dus geraakte hy eindelijk met zeer veel stribbelinge te Bleiswijk, alwaar om zijn Examen met de Classis vry wat te doen viel. Terwijl deze vermaarde man hier Leeraarde barste de Vlam van oneenigheid in de Kerk het dak uit, tot zoo verre, dat eenige Leeraars, het gevoelen van Arminius toegedaan, aan de H. Staten van Holland een geschrift overgaven, waar door zy altoos de naam van Remonstranten droegen. Dus geraakten de oneenigheden openbaar in Classes en Kerken, de welke de Staten, dog vrugteloos, door hunne aanmaningen en bevelen tot onderlinge vrede poogden te dempen. De H. Episcopius, maar even negen en twintig Jaren oud zijnde, wierd middelerwijl in de plaats van de H. Gomarus te Leiden tot Hoog-Leeraar beroepen: hier had hy in 't eerste wel eenige stribbeling met sommige Vlaamsche Studenten, dog leefde met zijn Amptgenoot de H. Polyander in vrede; hoe wel hen ondertussen geen kleine onlust ontmoette in de | |
[pagina 352]
| |
Kerk van de Hr. Heidanus in het lezen van 't Formulier, toe hy aldaar als getuige over zijn broeders kind stond. Het volgende jaar in de hondsdagen na Parijs gereisd, ontmoette hy aldaar den Hr. Kloppenburg, die hem in het Vaderland verdagt maakte als of by met den Jesuijt Cotton gehandelt hadde: hy geraakte ook in oneenigheid met Festus Hommius; en vervolgens aan nieuwe moeite, en verwijderinge, zelfs ook met zijn Amptgenoot Polyander; waar op een algemeene scheuringe volgde, zoo dat de andere hare byeenkomsten afzonderlijk van de Remonstranten begonden te houden. Dit wilden de Remonstranten te Amsterdam navolgen, dog het bequam hen zoo qualijk, dat eerst de plaats, die zy daar toe gehuurt hadden, en naderhand het huis van Episcopius broeder, jammerlijk van 't graauw geplonderd wierd; zonder eenige straffe tegen iemand te oeffenen, van welk alles omstandig berigt gegeven word. Dit was niet genoeg: de broeder van de Hr. Episcopius wierd niet alleen van het Avondmaal afgehouden, maar ook naderhand over zekere gevonde brief op het Raadhuis ontboden, daar hy uit vreeze van vast gehouden te werden niet goed vond te verschijnen. Onderwijle begon het vermaarde Synode Nationaal te Dordregt te zitten, alwaar de Hr. Episcopius eerst als Hoog-Leeraar geroepen, en naderhand onder de beschuldigden gedagvaard wierd. Alle het voorgevallene word ons hier omstandiglijk verhaald, zoo dat de lezer een kort begrip zal vinden van alle de verhandelingen, dewelke die vergadering met de Remonstranten heeft gehouden: en geen wonder, want deze treffelijke man was niet alleen de mond en pen van alle de andere, maar alles | |
[pagina 353]
| |
dat van hen aan 't Synode wierd voorgesteld, was meest zijn werk. Voor zijn vertrek van Leiden voerde hy een cierlijke reden, gelijk ook toen hy op 't Synode verscheen, beide in dit werk te lezen. Wanneer de Remonstranten na veel moeite met het Synode omtrent de maniere van handelen niet konden overeenkomen, wierd hen gelast niet uit de Stad te gaan zonder schriftelijk bevel van de Heeren Polotijke Gedeputeerden: de uitlag was dat de Hr. Episcopius en andere gedagvaarden van hun dienst afgezet wierden, en in den Hage komende bevel kregen uit het land te vertrekken, en hun toekomende verblijfplaats te noemen. Hier verkoos hy nevens anderen Waalwijk, werwaarts zy op wagens gevoerd wierden, na dat alvorens hun agterstallige wedde in Rijksdaalders betaald was. De Hr. Episcopius vond onder de zijne eene, die zeer aanmerkens waardig was, die hy ook met een goude rand liet omleggen, en nog by zijne Vrienden te vinden is. Te Waalwijk wierd hy van den Bisschop van 's Hertogenbosch bezogt, en nevens eenige zijner broeders van hem genoodigd om 't middagmaal in 't Bagijne Klooster te houden met de Hr. van Waalwijk, verzeld van twee Jesuiten en twee Dominicanen, en geraakte met de eerste in gesprek, die ook in sommige zaken genoegzaam met hem overeenstemde, 't welk de Dominicanen zoo euvel opnamen, dat zy den kerspel Paap tegen hem opmaakten, zoo dat hy van daar na Antwerpen vertrok, alwaar men hem gaarne gebruikt hadde om den Staat quaad te brouwen, 't welk hy volstandig afsloeg. Toe nu het twaalfjarig bestand by na ten einde was | |
[pagina 354]
| |
trok hy met de Hr. Utenboogaart na Vrankrijk, 't welk hy meest omreisde, houdende evenwel zijn vast verblijf meest te Parijs of te Rheims. Hier zette hy zig met groote naarstigheid en vlijt aan het schrijven, waar van wy hier een naamrolle der boeken vinden. Toe eindelijk de hevigheid der gemoederen in Holland wat bedaard was, begaf hy zig weder na Rotterdam, alwaar hy in 't Prediken zeer yverig en naarstig was; cn namaals een deugdzame Weduwe tot zijn egtgenoote nam. De Remonstranten, die thans verlof gekregen hadden om te Amsterdam een hoogeschole voor hun geloofs genooten op te regten, verkozen daar toe den H. Episcopius. In deze Stad overleed eerst zijn huisvrouw, en daar na hy zelf op den 4 van April in den Jare 1643. oud zijnde zestig jaren, en drie maanden. Hier op vinden wy een wijdluftige beschrijvinge van zijn Vredelievendheid, en andere Christelijke deugden en ongemeene begaafdheden midsgaders de rede, waarom hy van de Oudheid en de Kerkvaderen zoo weinig werk maakte. Tot zijn lof worden vele brave schrijvers, en zelfs eenige die van hem in gevoelen verschilden, bygebragt, dewelke eenpariglijk getuigen, gelijk 't ook de waarheid is, dat 'er onder zijn gezinte geen deftiger of bequamer man te vinden is.
NB. Dit zelve leven van dezen braven man is in 't Duitsch gedrukt inden jare 1693 te Amsterdam by Isaak Pieterse, met 17 van zijne Predikatien in 4. |
|