De boekzaal van Europe. Deel 9
(1700)–Pieter Rabus– AuteursrechtvrijRichard de EersteRIchard de Eerste, om zijn dapperheit Ceur de Lion, of Leeuwenhart genoemd, te Oxford geboren; zijn Vaders schatten in Vrankrijk in bezit genomen hebbende, liet zig in Normandyen hulde doen, en ging toen zijne zaken met Philip Koning van Vrankrijk effenen, van wien hy door middel van geld alle de plaatsen, zijn vader in den voorgaanden oorlog afgenomen, weder kreeg. Zijn moeder Leonora, die hy na een twaalf jarige | |
[pagina 324]
| |
gevangenis hadde doen slaken, bestierde middelerwijl alles in Engeland tot zijn voordeel, en ontmoette hem naderhand te Winchester, alwaar zijn vaders schatten en kleinoodjen waaren, ter waarde van 900000. ponden, behalven 3060 marken zilver en 205 marken Goud, die hem te beurt vielen door de dood van Godefroy Ridle, Bisschop van Ely, zonder erven na te laten. Op den 3den. van Herfstmaand 1189. wierd hy te Westmunster door Boudewijn Aartsbisschop van Cantelberg gekroont, na dat hy alvorens gezworen hadde 1. dat hy alle de dagèn zijn's levens Gode, de Heilige kerk, en de inzettingen van dien eere en eerbiedigheid zoude toedragen, en de rust van dien handhaven. 2. Dat hy jegens het volk hem aanbevolen regt, geregtigheid, en billijkheid zoude oeffenen. 3. Dat hy alle quade Wetten en gewoontens, die 'er in 't ryk ingeslopen mogten zijn, zoude afschaffen: en in plaats van dien goede Wetten maken en ter goeder trouwe onderhouden. Zijn Krooninge was een groote meenigte Joden doodelijk: want deze, als een bedrukt volk in een vremd land komende om hunne schenkaadjen den nieuwen Koning aan te bieden, wierden door 't woeste graauw zoodanig besprongen, | |
[pagina 325]
| |
dat'er vele ellendiglijk sneuvelden; welk moordadig voorbeeld te Norwich, S. Edmundsbury, Lincoln, Stamford, en Linne op een onmenschelijke wijze nagevolgt wierd, hoewel de Koning die dit schendig bedrijf verfoeide, alle vlijt aanwendde ons zulks te beletten. Des Konings schatten, hoewel zeer groot, wierden tot de togt na 't H. Land niet genoegzaam geoordeelt: derhalven verkogt Richard de leenen Weregrave en Menes aan den Bisschop van Winchester, Mildhal aan den Abt van S. Edmundsbury, en Sadbury aan den Bisschop van Durham met de eernaam van Graaf. Waarom hy schertswijze plag te zeggen, dat hy een schrander man was, dewijl hy van een ouden Bisschop een nieuwe Graaf kon maken. Hy gaf ook de Kasteelen van Berwik en Roksboroug weder aan Willem Koning van Schotland voor 10000. Marken, en ontsloeg hem van alles daar hem Henrik de tweede door handschriften toe verplicht hadde. Om nog meer geld by een te schravelen, gaf hy voor zijn zegel verloren te hebben, latende een bevel uitgaan, dat yder een die iets wilde behouden, dat onder het vorige zegel was toegestaan, zulks door het nieuwe moest laten bekragtigen, | |
[pagina 326]
| |
't welk hem groot geld opbragt. Verder kreeg hy magt om luiden van de togt na 't heilige land te ontslaan, waar door hy insgelijks een braven schat vergaderde. Alles nu vervaardigd en een vast verbond tussen hem en Willem K. van Schotland getroffen zijnde, ging hy in Wintermaand na Normandyen, en sprak met den K. van Vrankrijk te Reims, alwaar tussen beide de Koningen een vaste en bestendige vrede bezworen en met hare handteekeninge bevestigt wierd; tot behoudenisse der wederzijdsche rijken en staten, ook wierd daar alles tot de optogt beraamt. Dit verrigt zijnde ontbood hy sijn moeder, zijn broeder Jan, den Aartsbisschop van Kantelberg, de Bisschoppen van Winchester, Durham, Norwich, Bath, Salisburi, Ely, Chester, en anderen te Rouan, alwaar hy 't bestier van 't rijk aan Willem Longshamp Bisschop van Ely, nevens een van zijne zegels, en de bewaringe van den Tour van London overgaf. Het noorde van 't rijk van de Humber tot Schotland, en de bewaringe van 't Kasteel van Windsor, wierd den Bisschop van Durham toevertrouwt. De eerzugt en onderlinge nayver was de reden | |
[pagina 327]
| |
dat hen de graaf van Arundel en nog eenige Heeren in commissie wierden toegevoegt, hoewel de Koning, om 't gezag van den Bisschop van Ely te stijven, den Paus bewogen hadde den zelven Legaat van Engeland en Schotland te verklaren. Om zijn broeder Jan, wiens driften hy best kende, in toom te houden deed hy hem zweren, dat hy binnen drie jaren niet in zijn ryk zoude komen, dog ontsloeg hem op nader bedenkinge van dien eed, dog Jan dezen hoon niet konnende verduwen, konde naderhand niet binnen de palen van zijn pligt gehouden worden. Hier op zond hy den Bisschop van Ely te rug om alle verdere noodwendigheden tot de reis te vervaardigen, 't welk den Bisschop met veel yver, dog nog grooter af knevelinge dede, perssende ydere stad in Engeland twee handpaarden en twee togtpaarden, en elke abdy, mitsgaders alle heerlijkheden een van beide soorten af. Richard hadde een vloot doen toerusten om zijn volk en oorlogsbehoeften na het H. Land te voeren, en tot bevelhebbers van dien aangestelt den Aartsbisschop van Auxerre, den Bisschop van Bajonne, en Robert de Sabul, mitsgaders Richard Canvile. Waar | |
[pagina 328]
| |
op beide Koningen hun reis na Lyons vervorderden, alwaar zy eenigen van hun groot gevolg door 't instorten van een brugge over de Rhone verloren. Hier scheidden zy om alle ongelegentheden en twisten tussen hun volk te vermijden van malkander, en Richard toog na Marseille en Philip over land na Genoua. Richard aldaar agt dagen na zijn vloot, door storm wederhouden, vertoeft hebbende, vond zig genoodzaakt 20 galeyen en 10 groote schepen te huuren om hem na Messina in Sicilie te voeren, alwaar Philip ook door storm aangedreven wierd, en Richards vloot kort naderhand aanquam. Hier waren zy gedwongen te overwinteren niet zonder twist en quade bejegingen tussen hen en hun volk. Dog in 't voorjaar weder versoent zijnde trok Philip eerst na 't H. land; Richart volgde niet voor Pinksteren, en ondertrouwde middelerwijl Berengaria dogter van den Koning van Navarre. Hier kreeg Richard verschil met Trancredi den tegenwoordigen Koning over de bruidschat van zijn zuster, die aan den voorgaanden Koning getrouwd was en wierd door toedoen des Konings door die van Messina schielijk overvallen en uit de stad gejaagd, die hy | |
[pagina 329]
| |
kort naderhand met geweld overweldigde, zoo dat Tancredi gedrongen was ham genoegen te geven. Met zijn bruid, en zijn zuster nevens zijn vloot in zee gestoken zijnde wierd hy door storm op de kusten van Cyprus gedreven; alwaar hem het landen belet wierd. Dit nam Richard zoo euvel, dat hy 't eiland aan alle kanten besprong, vermeesterde, en met zijn volk bezette, stellende bevelhebbers aan Richard de Canville en Robert de Turnham. Die van Cyprus moesten 't behouden van hunne Wetten en gewoontens met de helft van hunne goederen afkoopen. In dit eiland wierd Richard ontmoet en verwellekomt door Guido Koning van Jerusalem en Godefroy de Lusignam zijn broeder, en eenige andere grooten. Hier troude hy, gelijk de Engelsche schrijvers melden, de Princes Berengaria, en deed haar kroonen. Van hier zeilde hy na Ptolemais, of Akon, en overweldigde onderwegen een groot schip van Argos, Drummond genoemd met 1500 Sarazenen bemand, en Fransche vlaggen voerende. Ptolemais of Akon was reeds door de Christenen drie jaren belegerd geweest en had vele Princen het leven gekost, en verweer- | |
[pagina 330]
| |
de zig niet tegenstaande de groote magt deser twee Koningen nog viermaanden, wanneer de stad met verdrag wierd overgegeven. De standaard van Leopoldus Aarts Hartog van Oostenrijk was d' eerste in 't intrekken van de stad geplant, dog die wierd op bevel van Richard met smaad ter nedergeworpen, en de standaarden van beide Koningen opgeregt, 't welk Richard naderhand dier betaalde. Philip van Vrankrijk, die over 't verlaten van zijn zuster Adela en Richards huwelijk met Berengaria misnoegt en daar by over den roem van den zelven nayverig geworden was, verzogt tien dagen na 't overgaan van Akon naar zijn land te rug te mogen keeren. De Fransche bevelhebbers baden hem hier op met weenende oogen, dat hy zijn eigen eere en die van zijn natie zoo niet voor de weereld te willen ten toon stellen, door het staken van een zoo roemrugtige togt: dog alles te vergeefs. De dood des Graven van Vlaanderen, waar op hy 't oog lang gehad hadde, had andere gedagten in hem verwekt, zoo dat hy aanhield om te mogen vertrekken, 't welk Richard hem toestont, mits onder eede belovende dat hy, nog de zijne, de Landen van Koning Richard | |
[pagina 331]
| |
geduurende zijn afwezen, niet zouden beschadigen, nog gedoogen, dat een ander zulks dede. Dus vertrok Philip latende tot zijn Stedehouder den Hartog van Burgondie. Richard, bespeurende dat deze Hartog in alles schoorvoetende zoude gaan volgens ordre van zijn Koning, voornamelijk, dewijl de eere aan een ander zoude blijven, klaagde in zijne brieven hoe schandelijk Koning Philip hem verlaten hadde. Saladin, die geen uitstel kon verkrijgen tot het volbrengen van zekere bedingen in 't verdrag van Akon, liet alle zijne Christene gevangenen 't hoofd afslaan. Hier op liet Richard zijn gevange Turken in 't gezigt van Saladins leger ten getale van 2500. onthoofden, 't welk den Hartog van Burgondie insgelijks aan een gelijk getal onder Akon liet doen. Verder rukt de Koning van Engeland, die reeds van Philips trouwloosheid, en onlusten in Engeland verwittigd was, egter na Joppe, wordende onderwegen van Saladin, die den Hertog van Burgondie in de vlugt geslagen hadde, aangegrepen, dog deze wierd zoo treffelijk van den Engelschen Held ontfangen, dat hy de vlugt nam met de dood van 3000. zijner uitgelezenste | |
[pagina 332]
| |
Krijgsknegten. Na deze overwinninge trok hy met zijn Heir in 't gezigt van Jeruzalem, schermutselde aldaar met de Turken, en vermeesterde en groote Karavane, voor Saladin van Babilon gekomen, en door 10000 Turken begeleid, die hy met 5000 man zoodanig aangreep, dat de vianden meest sneuvelden, en 300 Kamelen en 4000 Paarden en Muilezels in zijn geweld bleven: zoo dat 'er kans was geweest om Jeruzalem te bemagtigen, indien de Hartog van Burgondien (die men vermoedde van Saladin omgekogt te zijn) zig van Richard niet hadde afgezondert, stervende kort naderhand te Akon. Richard eensdeels hier door, en ten anderen door verscheide schermutselingen verzwakt, maakte op aanradinge der Tempelieren en andere Christen-bevelhebbers een bestand van drie jaren: zoo dat dit groot en roemrugtig voornemen om 't Heilige Land van 't Jok der Turken te verlossen, voornamelijk door de nayver en trouwloosheid des Konings van Vrankrijk verydelt, en vervolgens alle verdere gelegentheid tot dien einde teenemaal benomen wierd. Richard, zijn Koningin, Zuster, en volk agterlatende, spoedde zig in alle haast na | |
[pagina 333]
| |
zijn Land, en de naam van Hugo een Koopman aangenomen hebbende, om onbekend door Duitschland te reizen, wierd hy door zijn groote onkosten digt by Weenen bekend, waar op hy zig in Vorstelijk gewaad kleedde, en zig aan niemand, dan den Hartog zelve, wilde overgeven. Den Hartog over zulk een beuit opgetogen haalde hem met een sterk gevolg af, en liet den Keizer alles weten. Deze, gretig op een gedeelte van zijn rantsoen, verzogt hem van den Aartshartog op voorgeven van veiliger bewaringe, en zette hem in een gevangenisse Trivallis genaamd, daar by menschen weten niemand levend weder uit quam, om hem te grooter losgeld af te knevelen. Hier zat nu onzen Dapperen Held, die 't Oosten en Westen hadde doen daveren, in een Akelige Kerker, worden de lasterlijk betigt van de moord van Koenraad Hartog van Tyrus: van welken laster hy niet alleen zijne vianden overtuigde, maar ook zulk een Christelijke standvastigheid en eenparigheid van gemoed toonde, dat de Keizer en den Aartshartog van alle menschen verfoeit wierden, wegens hun trouwlooze verdrukkinge. Gedurende 's Konings afwezen had Engeland veel te lij- | |
[pagina 334]
| |
den door de hoogmoed van den Bisschop Longshamp Kancelier van 't rijk, aan wien de Koning de regeringe bevolen hadde. Deze trotse Kerkvoogd, die zig beide als een Koning en een Paus droeg, sloot niet alleen de nevens hem aangestelde Heeren buiten 't bewint van zaken, maar droegzig in alles zoo vermetelijk, dat hy den algemeenen haat van Geestelijken en Weereldlijken op zijn hals haalde. Men zegt zelfs dat zijn gevolg en pragt van dien zoo groot was, dat, wanneer hy in eenig Gods huis vernagte, drie jaren inkomen naaulijks genoeg waren om de kosten te voldoen. 't Gene yder een meest verbitterde was, dat deze Bisschop een vremdeling zijnde niet dan Franschen in zijn dienst hadde, zoo dat Graaf Jan des Konings broeder die hem van den beginne de voet dwars hadde gezet, zig by de andere heeren voegde, om dezen verwaanden Geestelijken de wieken te fnuiken. Godefroy, 's Konings natuurlijke broeder, verkore Aartsbisschop van York, wien Richard belast hadde, durende zijn togt in Normandyen te blijven, hadde door aanprijzinge des Konings, en 's Konings moeders mondeling verzoek, van den Paus Celestimus een brevet verkre- | |
[pagina 335]
| |
gen om daar in bevestigt te worden, en was ten dien einde te Douvres geland, alwaar Longschamp hem met veel smaad, hoewel in zijn Geestelijk gewaad, uit een kerk dede rukken en na 't Kasteel deed slepen. Graaf Jan en anderen hier van verwittigd, geboden Longschamp niet alleen hem te ontslaan, maar om zig deswegen voor een vergaderinge van Bisschoppen en Edelen te S. Paulus te verantwoorden; alwaar zy hem vele en zware zaken te laste leiden. De Aartsbisschop van Rouan en de toegevoegde Heeren vertoonden nevens de opene brieven, te Messina in Sicilie geschreven, door welke zy nevens hem in de regeringe waren gesteld, dat hy hen nooit daar toe had willen aanmanen, maar in tegendeel dat hy alles na zijn eigen koppigheid en geweldenary zelfs hadde gedaan, waar op hy door de vergaderinge van zijn ampt afgezet, en de voortreffelijke Aartsbisschop van Rouan in zijn plaats gestelt wierd. De bewaringe van den Tour van Londen en 't Kasteel van Windsor wierd hem insgelijks afgenomen en den Aartsbisschop toevertrouwt. Daar en boven wiert hy genoodzaakt te Kantelberg zijn legaats kruis over te geven. Hier op meende hy hei- | |
[pagina 336]
| |
melijk uit het rijk te vlugten en na 't H. Land te gaan, dog hy wierd op 't strand by Douvres in Vrouwen gewaad met een Webbe linnen ontdekt, betrapt, en met zeer veel schimp en smaad, na dat hy van de wijven digt geslagen was, yder een ten toon gestelt en op 't Kasteel gevangen gezet: waar uit hy na agt dagen zittens door Graaf Jan wierd ontslagen, en toegelaten zijn voorgenome reis te bevorderen: waar op hy te Rome komende zijn zaken op 't schoonst by den Paus verhaalde, die het zeer qualijk nam, dat men zijn legaat zoo grooten hoon hadde aangedaan. De Koning van Vrankrijk gestadiglijk door nayver en haat tegen K. Richart vervoerd, hadde tegen zijn eed niet alleen Gisors en 't land van Vexin ingenomen, maar ook Graaf Jan met groote beloften van zijn getrouwheid verleid, zoo dat deze nevens hem by den Keizer aanhield, dat hy Richard gevangen zoude houden, onder belofte van zware geldsomen. Jan, die hoopte, dat zijn broeder eeuwiglijk gevangen zoude blijven, dede Philip hulde wegens Normandyen, en de landen aan die zijde, en gelijk sommigen zeggen ook wegens Engeland, hem daar en boven afstaande Gisors en 't land | |
[pagina 337]
| |
van Vexin, en onder eede belovende zijn zuster Adela te zullen trouwen, en zig van zijn wijf te laten scheiden. De Koning van Vrankrijk aan de andere zijde beloofde dat hy dat gedeelte van Vlaanderen, 't welk hy reeds ingenomen hadde, met zijn zuster ten huwelijk zoude geven, en Graaf Jan helpen om Engeland en andere landen zijn broeder Richard af te nemen. Daar op neemt Graaf Jan de Kasteelen van Windsor en Wallingford in zijn geweld, en te London gekomen zijnde verzogt hy van den Aartsbisschop van Rouan en de andere mede Regenten, dat men hem getrouwheid zoude zweren, onder voorwendsel, dat zijn broeder gestorven was. Dog deze gaven hem geen geloof, zoo dat hy als verwoed zijne Kasteelen begon te versterken, en zijn broeders landen met een grooten toeloop van volk viandlijk inrukte. De Koningin, nevens de Regenten en andere trouwe bedienden des Konings, verdedigden de Zee Havens tegen de Franschen en Vlamingen, die Graaf Jan in groote meenigte te hulp zogten te komen, gelijk die van Normandyen zig manhagtiglijk tegen 't geweld van Philip te weer stelden. Eindelijk wierd 'er na vele aangewende moei- | |
[pagina 338]
| |
te en reizens van 's Konings Moeder een verdrag getroffen tussen den onbillijken, gierigen Keizer en Koning Richard. Dat de Keizer zijne Volmagtigden na London zoude zenden en aldaar 100000 marken zuiver zilver Keuls gewigt ontfangen, die verzegeld en op gevaar des Konings van Engeland tot de Grenzen van 't Keizerrijk moesten gebragt worden. Dat de Koning nog andere 50000 marken zilver (van welke de Aartshartog 20000 en de Keizer 30000 zoude trekken) zeven maanden naderhand zoude betalen, en tot voldoeninge van alles aan den Keizer 60, en aan den Aartshartog zeven gijzelaars zoude geven. Daarenboven moest Richard zweren, dat hy zijn nigt de zuster van Arthur Grave van Bretagne zoude zenden om met den Aartshartog ten Huwelijk gegeven te worden. De baatzugtige Keizer om zijn snooden handel te verschoonen, gaf aan Richard zeker Province Koningrijk en verscheide Gewesten en Steden, waar van de Keizer geen bezit hadde, zoo dat Richard niet dan ydele eernamen voor zijn afgekneveld geld verkreeg. Zijn losgeld wierd met groote moeite ingezamelt en vier vijfde, parten betaalt, en het overige door des Keizers | |
[pagina 339]
| |
navolger nooit gevordert. Richard wierd vervolgens aan zijn Moeder, en den Aartsbisschop van Rouan nevens andere aanzienlijke personen aan den Keizer als Gijzelaars overgelevert, hoewel de Keizer op nader beloften van Philip en Graaf Jan volk uitzond om Richard weder te vatten, 't welk hy, alvorens gewaarschouwd zijnde, door spoedig reizen vermijde. Dog de hand Gods zelve scheen wrake te nemen over de snoode geweldenary van den Keizer en den Aartshartog, dewijl den eersten, die wegens Richard van den Paus gebannen was, kortelijk naderhand in Sicilie stierf, en niet begraven mogt worden voor dat de Keizerin belooft hadde, dat het van Richard afgeperste geld wedergegeven zoude werden: en de tweede door een val van zijn paard zoodanig zijn been brak, dat het afgezet moest worden, waar aan hy ook overleed, te voren door den Paus over zijn snooden handel in den ban gedaan zijnde, uit welke hy niet ontslagen wierd, voor dat hy nevens zijne Heeren gezworen hadde, den Koning van Engeland voor zoo veel in hem lag weder in zijn geheel te stellen. Eindelijk quam Richard in Sprokrelmaand in zijn rijk, hebbende vier jaren | |
[pagina 340]
| |
uitgeweest, en overgroote schatten verspilt, zonder veel tegen den Turk gevordert te hebben, waar van Philip, gelijk reeds gebleken is, de oorzaak was. Hy vond nog eenig werk eer hy de Kasteelen, door zijn broeder bezet, bemagtigde [Reg. 5.] In een Parlament te Nottingham beroepen, alwaar zijn moeder aan zijn Regterhand zat, verzogt hy vonnis tegen zijn broeder en anderen over 't breken van zijn eed van getrouwheid, en 't overweldigen van zijne Kasteelen, en zijn aanspannen met den Koning van Vrankrijk. enz. De vergaderinge besloot, dat hy binnenzekeren gezetten tijd zoude moeten verschijnen om zig in regten te verantwoorden, en by ontstentenisse van dien dat hy gebannen zoude werden met verbeurd-verklaringe van zijne goederen. Naderhand liet hy zig te Winchester Herkroonen, tot meer luister van zijn Grootmagtigheid, die hy mogelijk door zijn gevangenisse beneveld oordeelde, hoewel andere zeggen tot vernietiginge van zekere overdragt van zijn Kroon aan den Keizer duurende zijn gevangenis. Met vele plegtigheden Herkroond zijnde nam hy de Landeryen, die hy voor zijn vertrek verkogt hadde weder in zijn | |
[pagina 341]
| |
bezit, of liet de bezitters van dien zig vrykoopen. Na dat hy in Engeland zoo veel geld als doenlijk was by een geschravelt, en door 't laten maken van een nieuw zegel weder groote schatten afgeperst hadde, zeilde hy op den 10 van Bloeymaand met een Vloot van 100. Schepen na Normandyen. Zijn overkomst baarde zulk een schrik in Koning Philip, die Verneuil belegert hadde, dat hy het beleg schandelijk opbrak en 't veld verliet. Hier wierd zijn broeder Jan door bemiddelinge van zijn moeder met hem verzoent, en in 't bezit zijner Heetlijkheden herstelt, zeggende de Koning zagtmoediglijk ik wensch dat gy u misdaad zoo wel moogt indagtig zijn, als ik die zal vergeten. Graaf Jan dede zijn broeder naderhand trouwe en voortreffelijke diensten voornamelijk tegen den Franschman die hem misleid hadde, zoo dat hy des Konings hart teenemaal won. Naderhand volgde eenige schermutselingen, en somtijds byeenkomsten om tot een vergelijk te komen tussen beide de Koningen. Richard te Vendome gekomen zijnde, om Philip aan te grijpen kreeg zijn leger plaats, oorlogsbehoeften, en verscheide verdragschriften der genen, die Richard ver- | |
[pagina 342]
| |
laten, en tot Philip overgeloopen waren, nevens een groote schat tot beuit, dewijl Philip ('t welk by na ongelooffelijk schijnt) het veld voor de tweedemaal zonder slag of stoot verliet. Richard liep naderhand geheel Poictou en Angoulême af. Den staat van zaken tussen beide Koningen was nu eenigen tijd zeer wisselvallig en veranderlijk: nu oorlog met verwoestinge en roof, dan bestand met byeenkomsten en en handelingen. Richard maakte zoo vele vrienden als mogelijk was, en kreeg Boudewijn Grave van Vlaanderen (wien Philip de Graafschappen van Artois en Vermandois ontnomen hadde) en den Grave van Tholouse, beide magtige gebuuren van Vrankrijk op zijn zijde, aan welke laatste Richard zijn zuster de Koninginne Weduwe van Sicilie ten Huwelijk gaf. Philip had ook op hope van hulp de zuster des Konings van Denemarken getrouwt, dog deze ongestadige Vorst verstiet haar 's anderen daags na de bruiloft, op voorgeven dat zy malkanderen te na bestonden, zoo dat hy zig in plaats van een vriend een viand verwekte. [Reg. 8.] Omtrent dezen tijd deed Graaf Jan met Markady Overste der Brabanders, een stroop tot by | |
[pagina 343]
| |
Beauvais, alwaar de Bisschop van de plaats, zijnde van Koninglijken bloede, mitsgaders Graaf, en de elfde Rijksgenoot van Vrankrijk in volle Harnas, op een moedig paard dapper strijdende, gevangen genomen wierd. De Paus schreef om zijn slakinge aan Richard, noemende in den brief den Bisschop zijn zeer lieven zoon, dog deze zond zijn volle Wapenrustinge na den Paus en liet hem afvragen (Ga naar voetnoot*gelijk de Kinderen van Jakob voor heen deden) of dit zijn 's zoons rok was. De Paus antwoorde, dat hy nog zijn zoon nog de zoon van de Kerk was, en dat men zijn losgeld na 's Konings believen moest betalen. Deze Geestelijke Held wierd, uit weerwraak van 't gene Richard by den Keizer geleden hadde, (waar toe Bisschop 't zijne gedaan hadde) wat ruwtjes gehandelt, zoo dat hy een zeer bewegelijken brief aan den Paus schreef. Waar op deze onder anderen antwoorde, want wat uw Vrankrijk aangaat wy konnen opentlijk zeggen, Wee dat land welkers Koning een kind is. Want uw Koning was vastelijk door eede verbonden aan den Koning van Engeland, dat hy zijne landen ten minsten voor zijn wederkomste van zijn togt na | |
[pagina 344]
| |
't H. Land niet zoude beschadigen. Egter heeft hy tegen zijn trouwe en eed zonder schaamte de Steden van gemelde Koning overweldigt, zijne landen wreedelijk verwoest met een viandlijke hand: dog die Koning eindelijk uit zijn gevangenisse wederkeerende heeft uw Koning manhaftiglijk aangegrepen, zijn hope niet stellende in meenigte, maar in God Almagtig. &c. en verder. De nederigheid heeft derhalven tegen de hoogmoed, het regt en billijkheid tegen het ongelijk, de matigheid en zedigheid tegen de onmatigheid en de hoogmoed, zekerlijk voor den Koning van Engeland gestreden. enz. Des niet tegenstaande hebben wy onze brieven van voorspraak voor u aan hem gezonden enz. Want in zulk een geval konnen wy nog behooren wy niet te gebieden enz. Draag middelerwijl uwe banden en droefheid met geduld enz. Terwijl deze oorlogsgevallen voorvielen wierd Richard door nieuwe bondgenooten versterk, te weten de Hartogen van Bretagne en Louain, de Graven van Guyes, Boulonje, Perche, en Blois: Ga naar voetnoot*zoo dat Philip tot drie malen uit het veld geslagen wierd, behalven zijn verlies van Air, St. Omer, en andere Steden hem door den Grave van Vlaanderen afgenomen. | |
[pagina 345]
| |
De grootste van de drse ne'erlagen was russen Curceles en Gysors, alwaar Philip door 't instorten van een brugge in de Rivier van Ethe byna het leven verloor, hebbende reeds veel water ingezwolgen. Vele Grooten begonden nu de Vrede te bemiddelen, en de Nieuwe Paus Innocentius de derde zond ten dien einde een Kardinal Diaken om de twee Vorsten te verzoenen, zoo dat eindelijk de Articulen van Vrede opgemaakt wierden, dog Richard, die in de voorbaat was, stelde het teekenen uit tot dat hy zijne wederspanningen in Poictou gedempt hadde, hoewel andere zeggen, dat hy die toen teekende. Nu genaakte het noodlottelijk voorval waar door deze Groothartige vorst zijn leven verloor. Widomar Burggraaf van Limoges een groote schat van zilver en goud gevonden hebbende, zond een goed gedeelte van dien aan Richard als Leen Heer. Hier mede was Richard niet te vreden (voorgevende dat een gevonde schat uit hoofde van zijn voorregt hem toequam, of misnoegd om dat de Burggraaf de verdeelinge gemaakt hadde) en belegerde met eenig volk des Burggraafs Kasteel Chaluz, waar in hy de schat dagt te zijn. De bezettelingen wa- | |
[pagina 346]
| |
ren overbodig hen zelven en alles dat 'er in was over te geven, behoudende hun leven en ledematen. Dog Richard, die zig hier te jammerlijk vergat, wilde na geen voorwaarden luisteren, zeggende dat zy zig moesten verweren, dat hy door 't zwaard in 't Kasteel zoude komen en hen alle ophangen. Dus waakte yder een op de bescherminge van 't slot, en zekere Bertram de Gurdon den Koning, die na een bequame plaats keek om 't slot te bespringen, in 't oog krijgende, spande zijn boog, bidende God de schoot te willen bestieren en de onnoozelen van geweld te verlossen, en trof den Koning met een vergiftigde pijl in de linker schouder. Deze wonde, die door een slegt Wondheeler, die 'er de pijl met snijden en kerven tot groote pijn des Konings uithaalde, niet wel gehandeld was, bragt dezen heldhaftigen Koning in vier dagen tot zijn einde. Het Kasteel wierd naderhand door geduurig stormen ingenomen, alles ter neder gehouwen, Bertram uitgezonderd, dewelke voor den stervenden Koning gebragt, en gevraagd zijnde waarom hy zulks hadde gedaan, kloekmoediglijk antwoorde, gy hebt mijn Vader en twee broeders met eigen hand gedood, en | |
[pagina 347]
| |
zoud my nu gedood hebben, neem wat wrake gy wilt. Ik zal alle pijn gewilliglijk verdragen, die gy my opgelegt zult hebben, dewyl ik u verslagen hebbe, die zoo veel en zoo groot quaad aan de Wereld gedaan hebt. De Koning niet tegenstaande dit ruw antwoord liet hem vry stellen, en honderd schellingen geven met bevel hem geen leed te doen. Dog Bertram Overste der Brabanders liet hem na Richards dood levendig 't vel afstroopen en ophangen. Dit was het einde van dezen woelenden Leeuwen hart na dat hy negen jaren en negen maanden geregeert, en meer schatten t'zoek gemaakt hadde dan alle zijne voorzaten t'zedert den Overwinnar. het Rijk van Engeland en verdere Heerlijkheden maakte hy zijn broeder Jan, nevens drie vierde parten van zijen schatten, en 't overige aan zijne bedienden. Hy overleed op den 6 van Grasmaand 1199. in den ouderdom van 44 jaren. Zijn ingewand wierd volgens zijn bevel te Gharrou Ga naar voetnoot*by de wederspannige Poitouinen, zijn hart te Rouan een Stad die hy zeer beminde, en zijn lijk te Fonteverard aan de voeten van zijn Vader Henrik begraven, tot een teeken van 't berouw, | |
[pagina 348]
| |
dat hy wegens zijn ongehoorzaamheid hadde. Hy liet geen kinderen na 't zy by de Koningin Berengaria of iemand anders. Het is iets zeldzaams, dat niemand gewag maakt waar deze Koningin gebleven is, want men vind niet dat zy ooit in Engeland is geweest. Sommige zeggen wel dat de Koning haar gezelschap voor een wijl zat was, dog dat hy haar naderhand wederom in liefde aanam. Hoewel hy geen kinderen hadde verweet hem egter een Priester in Vrankrijk dat hy drie snoode dogters hadde, die hy zig quijt moest maken, wilde hy Gods gramschap ontgaan. De Koning verwonderd zijnde ontkende het: dog de Priester zeide daar op dat hy ze immers hadde, te weten hoogmoed, gierigheid, en onkuisheid. Daar op zei de Koning tegen zijne Heeren, deze schijnheilige zegt dat ik drie dogters hebbe, hoogmoed, gierigheid, en onkuisheid. Hoor hoe ik die wil besteden. Mijn dogter hoogmoed geef ik aan de Tempeliers, mijn dogter Gierigheid aan de Benedictiner Monnikken, en mijn dogter onkuisheid aan de Geestelijkheid. Hy was lang en wel gezet van persoon, wel gemaakt van aangezigt, en leden. De hoedanigheden zijn 's gemoeds zullen best uit de historie | |
[pagina 349]
| |
blijken. Deze Koning vergunde by handvest in den jare 1189. dat London, 't welk te voren door Portgraven geregeert wierd, door een Major en Sherifs zoude geregeert werden, gelijk het tot nog toe word gedaan. De eerste Lord Major was Henrik Fits Allwijn, die dat ampt zijn leven lang bediende. De twee eerste Sherifs waren Henry Cornhill en Richard Reiner. |