De boekzaal van Europe. Deel 9
(1700)–Pieter Rabus– Auteursrechtvrij
[pagina 163]
| |
Psalterium Davidis Carmine Elegiaco Latine redditum. Hymni Quidam Sacri, in Ecclesia decantari soliti. Authore Gijsberto Cocq, Phil. Doct. & V.D.M.Dat is, Davids Psalmboek in Latijnsche Treurvaarzen vertaald. Hier zijn bygevoegd zekere Lofzangen, door Gijsbert Cocq Phil. Doct. en Bedienaar des Goddelijken woords. t'Utregt by Harmanus Hardenberg 1700. 16 bladen.
EEn bedaarde, ik laat staan geheiligde, ziele vind zoo veel genoegen in Davids Heilige Harpgezangen, dat dezelve zig daar in niet genoeg Kan verlustigen, maar in alle tijdsgelegentheden door die zielverrukkende stoffe zoodanig word opgetogen, dat ze in allen deelen bequaam is om 't gemoed in rust en vrede te stellen, de ziele te vervrolijken, en met een woord om alle geeftelijke gebrekkelijkheden te vervullen. Van ouds her hebben de grootste mannen in de meeste landen zig in dezelve geoeffent, en hun levenstijd in 't verklaren en trouw overzetten der zelve zeer loffelijk en nuttelijk besteed, op dat yder geloovige die konde lezen en daar in zijn troost vinden. De Digtkunst heeft insgelijks hier | |
[pagina 164]
| |
in haar yver doen blijken; en byna elke taal heeft brave mannen gevonden, die ze op maatzang in hun spraak hebben gebragt, op dat een yder in 't byzonder, en de vergaderde kerk te zamen, aldus Gode eer en Heerlijkheid juichende mogt toezingen. Overlang zijn 'er ook geweest, die dezelve in Latijnsche vaarzen hebben overgebragt, gelijk de zoetvloeijende Buchananus en andere. Deze laatste volgt den Heer Cocq in dit werk, bestaande in Latijnsche Treurvaarzen van zoo verheve trant en zoo wel doorwrogt, dat een regtschapen liefhebber van de digtkonst dezelve met het uiterste genoegen zal lezen, en hem nevens ons bedanken, dat hy zijn tijd zoo nuttelijk ten beste van 't gemeen heeft besteed. 't Gansche werk is niet dan vaarzen, ja zelfs de opdragt; die aan God zelve word gedaan, gelijk mede de Voorrede, die ons een kort begrip van den ganschen inhoud der Psalmen en derzelver Schrijvers geeft; mitsgaders den weg die hy heeft ingeslagen in zijne maatzang, en wat 'er meer in gevonden word dan in andere. Hier op volgt een korte uitbreidinge van alle de Hebreeuwsche namen die Gode in de Psalmen gegeven worden, zoo dat de lezer klaarlijk kan begrijpen, wat hy zijn zelve moet te binnen brengen, als hem die namen voorkomen: 't welk word besloten met het gebed des Heeren in een andere maatzang. Dus komen wy tot het werk zelve, waar in de Schrijver, voor zoo veel de Digtkunst zulks eenigzins lijden kan, de eigen spreekwijzen van David heeft nagevolgt, en met kragt van woorden, door een aangename eenvoudigheid zeer diep in 't gemoed van den lezer | |
[pagina 165]
| |
dringt, zonder door de minste afweidinge of korte uitbreidinge zijn gedagten van Gode tot menschen wijsheid af te leiden. 't Is een keurlijk werk; en 't heeft ongetwijffeld niet weinig blokkens gekost de korte en afgebroke Hebreeuwsche spreekwijzen, zoodanig in Latijnsche maatzang te bedwingen, dat de zin cierlijk, de vaarzen hoogdravend zijn, en alles wat 'er aan is keurlijk Latijn blijft. Wy waren van gedagten den lezer eenige staaltjes ten proeve op te disschen, dog wy wierden telkens tot het volgende ongevoegliglijk verrukt, en vonden alles zoo een pariglijk zoetvloeyend, kragtig, en cierlijk, dat wy daar uit niets konden kippen, om u geen gedagten te geven, dat het overige minder was. Agter aan zijn bygevoegd alle de H. Lofzangen, die de kerke in onze tale heeft; te weten, de 12 Artikelen der Geloofs: de 10 geboden, enz. dog deze zijn niet alle op den zelven trant, gelijk de Psalmen. Verlustig u zelven dan ô Digtkundige in dit voortreffelijk geleerd werkje, in 't welk gy u zelven ten hoogsten voldaan zult vinden, zoo door de stoffe, als de vaarzen. |
|