De boekzaal van Europe. Deel 9
(1700)–Pieter Rabus– Auteursrechtvrij
[pagina 142]
| |
Henrici Mascamp Oratio Graeca, de Graecarum literarum utilitate, Dicta in acroaterio Majore Academiae Trajectinae, A.d. VI. Kal. Quintil. anno CI I CC.Dat is, Henrik Mascamps Grieksche redenvoering aangaande het nut van de Grieksche taalkunde, uitgesproken in de groote Hoorzale van de uitregtsche Hooge schole op den 25 Juny 1700, te Uitregt by Hermanus Hardenberg 1700. in 4.
DE geleerde Heer Mascamp, bespeurt hebbende 't beklagelijk verval der Grieksche Tale, en hoe zeer vele, dog niet te wel bedagte jongelingen, op de Hooge schole deze deftige tale niet alleen verwaarloozen, maar ook malkanderen schertsende toevoegen, Graeca non leguntur [Grieksche dingen worden niet gelezen] heeft met een treffelijk inzigt en zeer gtoote reden, deze stoffe uitgekipt. De geleerde Heer betuigt in zijn voorrede, dat hy na overleg geen dienstiger voor- | |
[pagina 143]
| |
werp heeft konnen vinden, dan de nutheid der Grieksche tale in 't Grieksch aan te wijzen: te meer dewijl yder een spreekt van dingen daar hy toe gesteld is; een regtsgeleerde van de Wet, een Wijsgeer van de natuurkunde, enz. Hy houd zig niet op met 't onderzoek hoe de letteren eerst in Griekenland zijn gekomen, 't zy van Cadmus of van andere; nog op wat wijze men aldaar heeft geschreven: maar hy toont ons de beste Grieksche digters en Schrijvers, die hy tegen de Romeinsche vergelijkt pag. 7 mitsgaders de voortreffelijkheid van hunne redenvoerders, van welke de Romeinen hun beste hebben ontleent: zoo dat de Grieken hem in alles voortreffelijk voorkomen. Het is der halven met regt te verwonderen, dat de meeste menschen deze deftige, en allenthalven vermakelijke hoofdtale dus onbedagtelijk verstooten, en zig alleen tot de Latijnsche begeven, daar zoo vele doorlugtige Grieksche Schriften zijn; van welke zig vele Romeinsche niet geschaamt hebben zig by gelegentheid te bedienen; ja ook in de zelve geschreven hebben. Dwaas en onbedagt zijn zy dan, die zoo veel geleerdheid by de Grieksche Schrijvers verbor- | |
[pagina 144]
| |
gen wetende, zig niet bevlijtigen om hun tale te leeren ('t welk geen grooten arbeid nog langen tijd vereischt) waar toe hy hen pag. 12 de weg baant en de deure opent; met een vermaninge van zig van goede meesters en wegwijzers te bedienen, en alle steenen van aanstoot uit den weg te ruimen. Zie hier, gunstige lezer een korten inhoud van een kragtig vertoog in een cierlijke tale, waar door de lezer als door liefde word verrukt. |
|