| |
| |
Tractaat tussehen de Aller-Christelijksten Koning, en de Koning van Groot-Brittannien, mitsgaders de Heeren Staten der vereenigde Nederlanden, nopende de verdeelinge van de Spaansche Monarchye, indien zijne tegenwoordige Majesteit zonder Lijfs-Erfgenamen mogte komen te overlijden. t'Amsterdam by Pieter Sceperus, 1700. in 4.
DEwijl de verdeelinge der rijken, landen, en heerlijkheden van zijn Katholijke Majesteit (nog in levenden lijve zijnde) zoo veel gerugts en staatkundige redeneringen in de weereld heeft veroorzaakt, zal het zekerlijk de moeite waardig zijn dezelve hier kortelijk te melden. Den Dauphin zijn aangedeeld, de Koningrijken van Napels en Sicilien, Sancto Stephano, Porto Hercole, Orbitello, Telamone Porto logone, Piombino, de Stad en 't Marquisaat van Final, de Provintje van Guispiscoa en met name de Steden van Fontarabie, en van St.
| |
| |
Sebastiaan, gelegen in die Provintie, en wel byzonderlijk de haven van Passage, die daar in begrepen is, met deze bepalinge alleen, dat zoo 'er eenige plaatsen zijn, afhangende van de gezeide Provintie, die gelegen zijn aan gene zijde van de Pirineen of andere Bergen van Navarre of van Alava of van Biscaje aan de kant van Spangien, dezelve zullen aan Spangien blijven; en zo d'er eenige plaatsen zijn, die insgelijks afhankelijk zijn van de Provintien aan Spangien onderworpen, die aan deze zijde van de Pireneen zijn, of van de andere Bergen van Navarre, van Alava of van Biscaye, aan de kant van de Provintie van Guipiscoa, dezelve zullen aan Vrankrijk blijven, nevens de overgang van de gezeide Bergen, zullende dezelve Bergen die gelegen zijn tusschen de Provintie van Guipiscoa, Navarre, Alvara, en Biscaje, aan wie dezelve ook toebehooren, verdeelt werden tusschen Vrankrijk en Spangien, in dier voegen dat 'er zoo veel aan de gezeide bergen en overgang aan de kant van Vrankrijk zullen blijven, als 'er zullen blijven aan de zijde van Spangien: daar en boven zullen de Staten van den Hertog van Lotharingen, te weten 't Hartogdom van Lotteringen en Bar, zoo als ze van Hertog Karel de vierde zijn bezeten in eigendom opgedragen worden aan den Heer Dauphin, in de plaats van 't Hertogdom van Milane, 't welk den Hertog van Lotheringe en zijne erven in verwisselinge word toegewezen: wel verstaande, dat het Grafschap van Binch zal zijn en blijven aan den Prins van Vaudemont tot voldoeninge van de Rijswijksche Vrede. Zullende alle de steden, plaatsen, en havenen in de landen
| |
| |
den Dauphin toegewezen, in staat en ongeschonden blijven. Aan den Aartshertog Karel, des Keizers tweede zoon, zullen de Rijken van Spanje, en d'andere Rijken en Staten, zoo binnen als buiten Europe, worden aanbedeeld. De twee Koningen en de Staten Generaal verbinden zig, in gevalle de hooggemelde Aartshertog, eer hy dit tractaat heeft goed gekeurt, zijn eigen of eens anders aandeel in bezit quam te nemen, zulks met al haar vermogen te beletten. art. 7. Indien den Aartshertog zonder kinderen komt te sterven, zal zijn aanbedeelde overgaan aan zoodanig een kind, 't zy mannelijk of vrouwelijk, als den Keizer buiten den Roomsch Koning zal aanwijzen: het word ook wel uitdrukkelijk bedongen dat de aanbedeelde Landen van den voornoemden Aartshertog nooit, op wat wijze 't ook zy, zullen konnen komen of verblijven in de persoon van de gene die Keizer of Roomsch Koning word, gelijk ook dezelve aanbedeelinge nooit, op geenerley wijze zal konnen wederkeeren nog overblijven in de persoon van een Prins, die Koning van Vrankrijk of Dauphin zal zijn: wordende verders in dit tractaat toegelaten alle Koningen, Prinsen, en Staten: en 't zal ook de gezegde twee Koningen, en de Staten Generaal vrystaan om zoodanige mogendheden tot guarandeurs van dit tractaat te noodigen als zy goed vinden: en indien eenig Prins, wie het zy, zig stelt tegen de bezitneminge van de verdeelingen voorsz. verbinden beide de Heeren Koningen, en de Staten Generaal zig onderling zoo te Water als te lande by te springen, en den tegenstrever te keer te gaan.
Dit tractaat is te London door d'ondergesz.
| |
| |
volmagtigden van Vrankrijk en Engeland geteekend op den 3 Maart, en in den Hage op den 25 van gezegde maand 1700.
Tallard. | Portland | |
Briord. | Jersey. | J. van Essen. |
| | F.B. de Reede. |
| | A. Heinsius. |
| | W. de Nassauw. |
| | E. de Weede. |
| | W. van Haire. |
| | A. Lemkes. |
| | van Heek. |
En nademaal de Staatkundige Afgezant de Heer P. Valkenier dezen aangaande een zeer net aan eengeschakelde memorie ter vergaderinge van de Loffelijke Zwitsersche Cantons heeft overgelevert, dewelke kan strekken tot een nader verklaringe van de bovengemelde verdeelinge, hebben wy niet konnen nalaten dezelve hier te laten volgen.
| |
| |
| |
Hooggeachte, Grootmagtige, Hoog Edelgeboorene, Weledele, Gestrenge, Hoogwyse, Voorsigtige, in 't bysonder Hooggeleerde Heeren.
't IS Werreldkundig, dat de Kroon Vrankryk en het Aertshuys Oostenryk, om de Oppermagt in Europa van langen tyd herwaerds met malkanderen geworsteld hebben. Het belang der gesamentlyke Christenheyd vereischt derhalven, dat een iegelyk die de ruste en sijne vryheid lief heeft, naer sijn vermogen trachte, die groote Moogendheden te helpen balanseeren, op dat de eene de andere in magt en vermoogen niet verre te boven ga.
Dese beyde Moogendheden zyn de eenigste Pretendenten tot de Spaensche Monarchie, indien deselve sonder Lyfs-erfgenamen sou komen open te vallen. 't Is seker dat dese Monarchie zich in de vier deelen der Werreld verder uitstrekt, dan eenige magt op aerde ooit gedaen heeft. In haren omkreits gaet de Zon nooit onder. Onder haer rechtsgebied behooren de rykste en gezegenste landen des aerdbodems, die sederd twee honderd en acht jaren Europa met goud, zilver, en andere kostelykheden tienvoudig verrykt, en de Kroon Spanjen tot de tegenwoordige Monarchie verheven hebben. Indien dan dese Monarchie eene van de Hooggemelde twee Moogendheden soude ten deel vallen, was de Europeesche balans ganschelyk gebroken. Van dese Oppermagt sou de noodschikkelykheid van alle Christen-Staten, doch voornamelyk der gener die 'er naest aenpalen, afhankelyk moeten zyn. So nu de overige magtigste Potentaten altoos sorgvuldig tot het houden der gemelde balanse gewaekt hebben, veel meer is een ieder tegenwoordig daar toe verpligt, dewyl het om de algemeene Monarchie hoofdsakelyk te doen is.
Ongemeen swaar valt het de heerschzucht der magtigste Vorsten op aerde soo naeuw te bepalen, dat zy niet trachten hunne nabuuren onder hun juk te brengen, wanneer zy maer magt en gelegendheyd daer toe hebben. By aldien sijne Majesteyr de Koning van Spanje dit tydelyke sonder lyfs-erfgenaamen sou komen te verlaten, sal'er onfeilbaer eene Krygs vlam ontstaen, die wyd en zyd woeden, en onuytsprekelyk veel menschen-bloed verteeren sal. Om dit schrikkelyk onheil tydig voor te komen, hebben sijne Ma- | |
| |
jesteyt de Koning van Groot Britannie, en hunne Hoog Mogende de Heeren Staten Generael der Vereenigde Nederlandsche Republyke, myne Genadigste Heeren, na het eyndigen van den laersten swaren Oorlog, gevoeglyke scheidsmiddelen voorgeslagen, die echter allerzyds den Hooge Geinteresseerden niet behaegd hebben. Eindelijk hebben zy sijne Majesteyt den roemruchtigen en overmagtigen Koning van Vrankryk door krachtige beweegredenen en een formeele onderhandeling overreed, dat deselve uyt een onvergelykelyke edelmoedigheyd, en tot bewaringe van de tegenwoordige ruste in de Christenheyd, voor sijne pretensien welke hy op de Spaansche Monarchie heeft, zich met een aendeel alleen in Italien en met iets weinigs by de Pireneën, wil laten vergenoegen, en alsoo tot de grootste verwonderinge, van groote Kroonen en Scepters met de gaet afstaan. Hier en tegen zyn de drie Mogendheden vereenigd, om sijne Doorl. den Aertshertog Karel van Oostenryk na het overlyden boven gemeld, met alle krachten te stellen, en daer beneven te beschermen, in het geruste besit van alle de Ryken en Landen, welke de Kroon Spanje, uitgenomen Italie en het weynige by de Pireneën, in en buyten Europa, in sulk een groote meenigte en uytgestrektheyd besit, dat volgens aller menschen gedachten een gewelddadige veroveringe van 't selve voor het doorluchtigste Aertshuis Oostenryk onmogelyk zyn soude. En op dat het Loffelyk Eedgenoodschap by de gemelde verdeeling te zekerder soude staen, en van geen nabuurige groote magt verder omringd worden, is voorsigtiglijk daar by bedongen, dat het Importante Hertogdom Milanen in handen van een bysonder Vorst sal geraken, die dese Loffelijke Republijk geeu argwaan veroorsaken kan, maar met deselve eenerley belang hebbende, in een vertrouwelijke nabuurschap en defensive Alliantie sal staen, en tot dien eynde altoos een goed getal Switsersche Troupen onderhouden.
De uitvoering des voorseiden Tractaets sal niet eer dan na het meergemelde overlyden, haar begin nemen. De Hoogste Vreedevorst gelieve ondertusschen de levenstyd sijner Koninglyke Majesteyt van Spanjen in volkomene gesondheid en alle gelukzaligheid, tot eenen hogen Ouderdom nyt te strekken, en deselve mee een gewenschte Koninglyke Nakomelingschap, tot aan 't eynde aller dagen te begenadigen, en alsoo de gesamentlijke Christenheid van het tegenwoordig gevreesde onheil te bevryden.
| |
| |
Uit kragte dan van het twaalfde Artykel des meergemelden Tractaats, komt men nu uit den naam van Hoogemelde twee Kroonen en Republijk het Loflyk Eedgenootschap, beneffens de toebehoorige plaetsen, tot meerder bekrachtiginge daar van, op 't vriendelykst noodigen. In allen gevalle meenen de Hoogge dachte drie Geallieerde Moogendheden het Loflyk Eedgenoodschap geenzins in onkosten, veel min toe een gevaerlijke verbindtenisse te doen vervallen; maar versoeken van 't selve alleenlijk des noods zynde een vrye pas, en volk voor geld, tegens de gene die zich souden willen onderstaan de uitwerking des voorgemelden Tractaats te stremmen. Zy zijn ook overboodig om de Loflijke Cantons, die wegens de Milaensche dienst nog achterstallige pretensien hebben, daar aan te willen helpen. Insgelyks willen zy de Loflyke Cantons voor een billyke prys met genoegsaam Koorn voorsien, by aldien men hen om het treeden in de voornoemde Alliantie, van verdere toevoer van Granen uyt Duytschland en Milanen sou willen versteeken. Ja wanneer het Loflyk Eedgenootschap deswegen eenige andere aanstoot of verwydering mogt overkomen, hebben de drie Hooggemelde Moogendheden nevens alle de Vorsten en Standen, die zich in 't gemelde Tractaat nog souden mogen inlaten, beslooten en zich verbonden, dat zy 't Loflyk Eedgenootschap met hun uyterste kracht en vermoogen sullen bystaan.
Hunne Hoog Moogende verwachten derhalven van de beroemde wijsheyd eens volks, wiens voornaamste geluk in de ruste en vryheyd bestaat, dat het tot meerder bevestiginge van dit onwaardeerbaat goed, mede tot den pryslyken toeleg der meergemelde verdeelinge van de Spaansche Monarchie sal toetreeden, die enkelijk, gelijk gesegd is, tot verdere bewaringe van de Vreede en de balans in Europa is aangesien. Hier in zullen zy navolgen het loflyk exempel hunner wyse Voorvaderen, die zich niet alleenlyk in een Alliantie tegen den Hertog van Borgondie, op dat hy de Elsas niet bemagtigen soude, inlieten, maar in de volgende eeuw ook in een verbond traden, 't welk Henrik de achtste, Koning van Engeland, met andere Souvereinen aanging, en Keiser Karel den vyfden, toen hy den Franschen Koning Francois den eersten gevangen had, het overweldigen van deszelfs Koningryk te beletten. En dat meer is, zy quamen beyde de Koningen van Vrankryk de
| |
| |
Henriken de derde en de vierde, tegen den Spaanschen Koning Philips den tweeden met veele troupen, en leening van groote geldsommen, te hulpe, dewyl zy wyslyk voorsagen dat hunne vtyheid sou verlooren gegaen zyn, indien Vrankrijk aan de Spaansche Kroon onderworpen geworden ware.
Maar my dunkt dat ik reeds eenige Heeren Eedgenoten swarigheid hier over hoor maken, als of men door dese verbindtenisse de Keyserlyke Erfvereeniginge, en de Spaansche Milaensche Alliantie regelrecht tegen ging; dat men daar door in een oorlog soude vervallen; dat men zich by de Neutraliteyt wel bevind, en dat men de sotg tot handhavinge der Europeese Balanse ganschelyk aan magtiger Mogendheden, die zulks zonder 't Eedgenoodschap wel zullen konnen verrigten, maar moet overlaten. Dog waarom hebben de Erfvereeniging en de de Spaansche Alliantie ook niet verhinderd, dat de Heeren Voorsaten zich in een verbintenis inlieten tegen Keizer Karel den Vijfden, en tegen den Koning van Spanjen Philips den Tweeden? Waarom kon iets diergelyks nu ook niet geschieden, nademaal de meening niet is den Koning van Spanjen in 't besit zyner Koningryken te stooren, maar alleenlyk om sijne naaste Verwanten te bepalen, dat zy genen Oorlog aansteken, die voor de gansche Christenheid verderflyk en doodelyk zal zyn. Voor 't overige kan een vereeniging met de hooggemelde beide Kroonen en myne genadigste Heeren, voor 't loflyk Eedgenoodschap niet gevaarlyk wesen; naer dien deselve van beyderley Religien zyn, en door Gods genade sulk een groote magt besitten, gelyk in den laetsten Oorlog overvloedig gebleken is. En ingevalle by dese bovengemelde eventuale verdeeling der Spaensche Monarchie iets onbillyks mogt onder loopen, soo moet men aen de Staatkuudige spreuk van Tacitus gedenken: Omne magnum exemplum habet aliquid ex iniquo, quod tamen utilitate publica rependitur. [Ieder groot exempel heeft iets onregtmatigs, 't welk nogtans door 't algemeene nut vergoed word.] Waer mede neffens aanbiedinge van alle mogelyke diensten ik my 't loffelyk Eedgenoodschap ten besten aenbeveele, &c.
Baden den 24 September 1700.
Valkenier.
|
|