De boekzaal van Europe. Deel 9
(1700)–Pieter Rabus– Auteursrechtvrij
[pagina 50]
| |
Koning Steve.STeve, Grave van Bologne, tweede zoon van Adela, derde dogter des Overwinnaars, bragt door zijn eigen vermogen en groote beloften, en toedoen van zijn jonger broeder de Bisschop van Winchester, en Henrik Bisschop van Salisbury te weeg, dat hy tot Koning verkozen, en op den 26 van Wintermaand zijn naamdag in den jare 1135 door Willem Corbet Aartsbisschop van Kantelberg, in tegenwoordigheid van maar drie Bisschoppen, weinig adel en geen Abten, met groote plegtigheid gekroond wierd, wordende de dogter van Henrik en hare kinderen voorbygegaan, zoo dat men hier het ongelijk, door Henrik aan zijn oudste broeder Robert gedaan, vergolden zag in de persoon van zijn dogter en kinderen, mitsgaders wat staat men kan maken op eeden, wanneer d'er een kroon te winnen valt. Dog de Staatkundigen en vleyers wisten verbloemde redenen te vinden om Stevens | |
[pagina 51]
| |
meineedigheid te verschoonen. (1) Zijnde nu in het bezit van 't rijk en zijn ooms onwaardeerlijke schatten en juweelen geraakt, beriep hy kort na deszelfs uitvaart een Parlament te Oxford, herstelde de Geestelijken in hunne voorregten, bevryde de Wereldlijken van schattingen, afknevelingen, en grieven, bevestigende alles door zijne opene brieven, waar op de Bisschoppen hem zwoeren getrouw te zullen zijn zoo lang hy zijne beloften hield. Daar na versterkte hy zig tegen alle overval, gaf verlof aan yder die wilde om kasteelen op hun eigen land te bouwen, maakte eenige Lords, en zoo vele vrienden als hem mogelijk was, schonk tot dien einde vele landgoederen weg, en een volle beurs hebbende, spaarde geen kosten. Boudewijn Rivers kante zig eerst tegen Steven, versterkende de Stad en 't Kasteel van Ga naar voetnoot*Exceter, dog hy dwong hem, zijn wijf, en kinderen door hongersnood, beroofde hem van alles, en dreef hem uit zijn land. Dog zijn leger tegen de oproerige Wals-Engelschen gezonden, wierd jam- | |
[pagina 52]
| |
merlijk by Cardican verslagen, zeer vele dòor 't instorten van de brug in de rivier Temd verdronken, en zelfs ettelijke door wijven gevangen weg gesleept. David Koning van Schotland, die gezworen had, het regt van Keizerinne Machtelt, Henriks dogter, te zullen verdedigen, viel ook, op 't aanzetten van eenige Engelsche Grooten, met een aanzienlijk heir in Northumberland, nam Carleile en Nieuw kasteel in, en bezette dezelve. Steve rukt hem met een sterke magt tegen, en sloot na eenige schermutzelingen vrede met hem, mits afstaande aan David de Stad Carleile, en aan zijn zoon Prins Henrik het Graafschap van Huntington, wegens welk hy Steven hulde zwoer, 't geen David weigerde om dat hy te voren zijn trouwe aan Machtelt verbonden hadde. Steven in zijn rijk gekeerd, bevond dat hem eenige edelen afgevallen waren, 't welk hem eenige moeite veroorzaakte: wierd kort daar aan door een slaapkoortse zoodanig aangetast, dat 'er een gerugt van zijn dood liep; waar op de Graaf van Anjou eenige vestingen overrompelde, om den weg te banen tot het herwinnen van zijn gemalinnes regt. (2) Dog de Koning hersteld zijnde zeilde met zijne benden na Normandyen, en overwon Anjou in een ge- | |
[pagina 53]
| |
zette strijd, waar op een vrede volgde onder beding dat Anjou, afstand doende van Machtels regt, jaarlijks 5000 marken zoude trekken. Hy maakte ook Vriendschap met Ga naar voetnoot†Louis de Zevende, en beval zijn zoon Eustacius hem hulde voor het Hartogdom van Normandyen te doen. Zijn broeder Theobald wierd insgelijks met 2000. marken jaarlijks te vrede gestelt. (3) Nu steekt steven na Engeland over, trok David van Schotland tegen, die in zijn afwezen in Northumberland gestroopt, en wiens ruwste volk ongehoorde wreedheden bedreven hadde: dog wierd na eenige geringe weerwraak genoodzaakt te rug te keeren. Want Robert Grave van Glocester, halve natuurlijke broeder van Machtelt, en een man van groote Geest, en onvermoeiden arbeid, had middelerwijl het Kasteel van Bristol door zijn aanhang in dit bezit doen nemen. Steven het Krijgsbestier tegen Schotland den Aartsbisschop van Jork aanbevolen, en hem met deftige bevel hebbers voorzien hebbende, voerde zijn grootste magt tegen de t'zaamgezworenen, nemende hen in eene togt alle hun Kasteelen af, die malkanderen door de afgelegenheid niet konden bysprin- | |
[pagina 54]
| |
gen, en dreef den Grave van Glocester na zijn halve natuurlijke zuster. (4) Zijn Geestelijke veldheer de Aartsbisschop nevens de zijnen had geen minder voorspoed, want zy dreven in een hevige slag Koning David en zijn zoon, hoewel zy ongemeene dapperheid betoonden, met hun Schotten t'eenemaal en met groot verlies in de vlugt. Deze overwinninge wierd door Steven in persoon vervolgt, trekkende na het innemen van 't Kasteel Lieds Schotland in, alwaar gelijk Paris zegt door de aanradinge en dapperheid van Mars en Vulkanus een Vrede gestroffen, en Prins Henrik van Schotland als gijzelaar overgelevert wierd. Deze Vorst met Steven in 't beleg van 't Kasteeel van Ludlow zijnde, en zig te verre wagende, wierd door de belegerden met een werpdregge van zijn paard gerukt en byna gevangen, dog wierd door Koning Steven zelve met groote moed ontzet. (5) De Koning besloot in zijn weg na Oxford, daar hy de mare ontfing dat de Keizerin haar gereed maakte om in Engeland te komen, tot zijn veiligheid de onlangsgebouwde Kasteelen van den adel om verre te werpen en 't bouwen van nieuwe te beletten, hebbende door ervarenheid derzelver nadeel bevonden. Hy beschreef aldaar een staats vergadering, ont- | |
[pagina 55]
| |
biedende den Bisschop van Salisbury, Stigter der voorname kasteelen van Salisbury, Sherborn, en Malmsbury. Deze verschijnt verzeld van de Bisschoppen van Lincoln en Eli met een wel gewapend gevolg. De Koning hen, van wien hy nederigheid en believinge verwagte, gewapend ziende, gebood zijn stoet zig insgelijks te wapenen. Met deze omstandigheden treed hy in onderhandelinge met zijn rijksgenooten en Bisschoppen, dog hun wederzijdsch gewapend gevolg malkanderen nu en dan by geval ontmoetende, vielen 'er eenige schermutselingen voor met verlies van der Bisschoppen aanhang, zoo dat zy hun meesters verlieten. De Koning eischt tot boete van dezen hoon hem en zijn gevolg aangedaan de sleutels hunner Kasteelen. Dit wierd afgeslagen en de Bisschoppen van Salisbury en Lincoln gavangen gezet: Die van Eli vlugte na het Kasteel Devises. De Bisschop van Lincoln wierd niet ontslagen voor hy zijn Kasteelen van Newark en Slaford hadde overgelevert: en die van Salisbury was genoodzaakt ten dien einde de Kasteelen van Sherborn en Divises, toen de fraaiste gebouwen van Europe geagt, nevens 40000. marken den Koning ter handen te stellen, en stierf kort na dit verlies. De | |
[pagina 56]
| |
Koning had dezen Bisschop zoo veel geschonken, dat hy tegen zijn vrienden plagt te zeggen. Indien deze man nog zoo wil bedelen, ik zal hem mijn halve rijk geven om hem te behagen, en hy zal eer moede zijn van verzoeken, eer ik van geven. Deze zaken baarden veel moeite in een Concilie te Winchester beroepen, dog de Koning, hoewél zijn broeder des Paus Legaat de zake zogt te bemiddelen, en de Geestelijkheid hem bad mededoogen met de Kerk te willen hebben, bleef onbewegelijk en behield dat hy hadde. Want de Bisschoppen, ziende zoo vele gewanpenden rondòm zig, darden den Koning niet in den ban doen. Dog door deze twist met de kerk wierd zijn magt verdeelt en de weg tot de komst der Keizerin in 't rijk gebaant, dewelke te Arundel met graaf Robert haar Natuurlijke broeder met maar 150 anderen aangekomen zijnde met groote vreugde ontfangen wierd. Graaf Robert reed met twaalf ruiters na Bristol en verders na Glocester, alwaar hy 't gansche land tegen den Koning op de been bragt. De Keizerin volgde, wierd te Bristol met alle gehoorzaamheid ontfangen, en quam eindelijk by haar broeder (die Hereford ingenomen en zig met de Wals-Engelschen versterkt hadde) om meer aanhang | |
[pagina 57]
| |
te winnen door 't vertoonen van haar persoon en magt op verscheide plaatsen. Steven van dit alles verstendigd darde haar nogtans niet tegen trekken, dewijl hy verscheide Kasteelen agter hem in handen van zijn vyanden moest laten: Deze zogt hy eerst te winnen dog met weinig voorspoed, tot dat hy eindelijk leggende voor het Kasteel van Lincoln, door Graaf Robert met zijn Wals-Engelschen aangetast na het toonen van Ga naar voetnoot*uitstekende dapperheid en 't breken van zijn strijd- bijl en zwaard gevangen genomen, en na 't Kasteel van Bristol gezonden wierd. De Keizerin had nu den Leeuw in haar geweld, en was door voorspoed niet weinig opgeblazen, handelde als Opper-Vorstin van het rijk, begevende vele waardigheden aan hare Gunstelingen. Vele grooten vielen Steven af, en zwoeren haar trouwe. Dog die van Kent, alwaar de Ko- | |
[pagina 58]
| |
ningin was, en Willem van Yperen met zijn brave Vlamingen verdedigden zijn regt met hun uiterste vermogen. Dog de Keizerin wierd plegtelijk te Winchester gebragt en de Kroon aan haar overgelevert, zijnde niemand voorbariger dan's konings broeder de Bisschop van Winchester, die op belofte, dat zy zijn raad in staats zaken zoude volgen, den zegen over haar aanhanglingen, en den vloek over haar tegensprekers uitsprak: Dus quam zy na vele goede woorden, dewijl die van London haar niet wel mogten zetten, binnen die stad. Anjou verwekte ook opstand in Normandijen, en David van Schotland bevorderde haar zaken met het vermeesteren van Northumberland. De bedrukte Koningin Machteld hielt onophoudelijk by de Keizerinne aan om haar gemaals vryheid te erlangen onder beloften en mits gevende verscheide voorname gijzelaars, dat hy zig voortaan Gode zoude toewyen, en een Monnik werden. De Bisschop van Winchester verzogt haar ook dat Eustacius, Stevens zoon, in het bezit van zijn vaderlijke Graafschappen Boulogne en Mortaigne mogt gestelt werden. Die van London smeekten haar, dat zy de Wetten van Ed- | |
[pagina 59]
| |
ward weder geliefde te herstellen; dog deze verzoeken wierden hoogmoediglijk verworpen, 't welk nevens de smaad die men Steven aandede, dien zy met boeyen gebood te kluisteren, de oorzaak was dat de Londonnaars besloten haar gevangen te nemem om hun Koning dus te verlossen. Hier van verwittigd vlugt zy na Oxford, een stad haar in alle tegenspoed zeer getrouw. De Bisschop van Winchester door de weigering der Keizerin verbitterd, en door de heimelijke smeekingen der Koninginne tot mededoogen met haar, en zijn broeder bewogen, ontsloeg den genen, die hy in den ban gedaan hadde, van den vloek voorgevende, dat de Baronnen hun trouwe betragt hadden, dog de Keizerin haar woord gebroken: waar op hy de misnoegde Londonnaars ophitste, en eenige kasteelen heimelijk met volk bezette. De Keizerin, haar benden verzamelt hebbende, reed na Winchester, en ontbood den Bisschop, wiens hulp zy niet gaarne gemist zoude hebben; deze gaf een dubbelzinnig antwoord Ga naar voetnoot*Ik zal my gereed maken, week aanstonds heimelijk uit de stad, en maakte zig inderdaad tot haar bederf gereed. Want de Koningin, | |
[pagina 60]
| |
Prins Eustacius, die van London en Willem van Yperen (naderhand Grave van Kent) ontboden hebbende versterkte zig zelven en zijn party, nam zijn verblijfplaats in de stad Winchester, terwijl de Keizerin en haar edelen zig in 't kasteeel verschansten, hen zelven niet buiten durvende wagen. Kort naderhand liet de Bisschop Ga naar voetnoot*de stad, uit wraak, om dat de burgers meer tot de Keizerin dan hem genegen waren, in brand steken; waar door het nonnen klooster, over de twintig kerken, het Convent van St. Grimbaldus, en 't beste gedeelte der stad wierd vernielt. Kort daar na kreeg de Bisschop Graaf Robert gevangen, zijn de Keizerin ter naauwer nood in 't Kasteel van Devises ontsnapt. Haar zelven hier niet veilig bevindende liet zy zig in een dood kist, of 'er een lijk in lag, met een Rosbaar na Glocester dragen. (7) De wederzijdsche hoofden gevangen zijnde wierden tegen den anderen uitgewisselt zonder van vrede te spreken, zoo dat yder alles ten oorlog vervaardigde. Graaf Robert trok na Normandyen, verzogt hulp van Anjou gemaal van de Keizerin: dog hy Norman- | |
[pagina 61]
| |
dijen niet durvende verlaten, zond eenige hulp nevens zijn zoon Prins Henrik, om hem aan Engeland te vertoonen. Steven had de Keizerin middelerwijl in Oxford zoo naauw belegert, en de Stad door Hongersnood zoo benaauwt, dat zy genoodzaakt was des nagts, alle de aankomsten door sneeuw bedekt zijnde, te voet te vlugten, en veilig by de hare te Wallingford quam, daar zy haar zoon en broeder Robert ontmoette. (9) Toe wierd Oxford aan Steven op voorwaarden overgegeven, (10) en kort naderhand den Tour van London, de kasteelen van Walden, Pleisses, en Lincoln: en die van Portland aan Graaf Robert: de Graven van Chester en Essex wierden door den Koning, en Willem Martel 's Konings gunsteling door Robert gevangen. Dus keerde het Wisselvallig lot heen en weder: (11) tot dat de Keizerin alle deze moeiten zat geworden, en haar zoon voor afgezonden hebbende, na Normandyen trok. (12) Nu word Steven, door 't gevangen houden van den Grave van Chester, die hem uit eigen beweginge was komen opwagten, Meester van Lincoln en alle des Graven Kasteelen. 't Welk hem meer nadeel dan voordeel toebragt, want niemand darde naderhand op zijn woord ver- | |
[pagina 62]
| |
trouwen. (13) Na 't vertrek der Keizerin deed hy de Baronnen van Engeland trouwe aan zijn zoon Eustacius zweren: 't welk te beter doorging om dat haar broeder Graaf Robert en Milo Graaf van Hereford, haar wijste en dapperste voorstanders gestorven waren, zoo dat de Edelen zig nu wat stil hielden. (14) Thans komt de jonge Henrik zoon van de Keizerin in 't spel, ontmoet met een braaf leger zijn neef David, Koning van Schotland in 't Noorde, word van hem ridder geslagen, en keert na alles met eenige rijksgenooten overlegt te hebben om gewigtige zaken na Normandyen. (15) Aldaar eenigen tijd geweest zijnde overleed zijn vader, latende hem erfgenaam van Anjou en Normandyen. In 't volgende jaar troude hy Leonora Hartogin van Guienne en Aquitanie, te voren van Lodewijk Koning van Vrankrijk Ga naar voetnoot*afgezet. (16) Zoo dat hy, nu vier deftige Vorstendommen in zijn bezit hebbende, de Koningen van Engeland en Vrankrijk tot nayver verwekte. Steve poogde zijn zoon Eustacius, thans met Lodewijk in Normandyen om Henrik werk te geven, tot Koning te doen zalve, 't welk Theobaldus Aartsbisschop van Kan- | |
[pagina 63]
| |
telberg weigerde. Derhalven zogt hy 't met het zwaard goed te maken, nam het Kasteel Muby in, versterkte Malmsbury, en liet Wallingford belegeren. (17) Henrik bestelt alles in Normandyen, komt met een goed leger in Engeland, krijgt een goeden aanhang van Edelen en rukt na Wallingford, om het te ontzetten. Tot dien einde trekt hy een diepe gragt rondom de belegeraars om hem den toevoer, gelijk zy de belegerden deden, af te snijden. Steven schiet toe om de zijnen te ontzetten zoo dat de legers slagvaardig stonden. Dog door tussen spreken wierd 'er een mondgesprek beraamt en vervolgens een stilstand van wapenen besloten, waar in Prins Eustacius geen genoegen nam en kort naderhand te St. Edmunds Bury overleed. Steven sloot kort na zijn dood door tussenspraak vrede met Henrik, nam hem aan voor zijn zoon en erfgenaam van 't rijk, en deed den adel hem getrouwheid zweren; en Henrik eerde Steven naderhand als een vader. Wat van de Keizerin geworden is meld geen Schrijver, dat iets zeldzaams is. (18) Henrik trok weder na Normandyen, ontkomende onderwegen een verraad tegen hem door Willems des Konings tweede Zoon en eenige Vlamingen gesmeed. | |
[pagina 64]
| |
De Koning eindelijk vrede genietende beriep een Parlament om 't vervallene in den staat te herstellen: en gaat na 't houden van 't zelve na Douvres, om, op verzoek, Dirk Grave van Vlaanderen aldaar te spreken, 't welk verrigt hebbende, wierd hy aldaar aangetast door de Passio Iliaca of dunne-darm-pijn en zijn oude quale den aanbey, en stierf in 't klooster op den 25 van Wijnmaand 1154. in zijn 49ste jaar, hebbende 18 jaren en tien maanden geregeert, en wierd in de Abdy van Feversham, door hem gestigt, begraven. Hy was een der dappersten van zijn eeuwe, Edelmoedig tegen zijn vyanden, wijs en voorzigtig; sterk en kloek en zeer wel gemaakt van lichaam. Het is iets zeldzaams, dat men dezen Vorst geen byzondere ondeugden te laste legt, endat 'er in zijn regeringe meer kloosters gestigt wierden dan in honderd jaren te voren. Hy hadde by zijn Gemalin Matilde of Machtelt (een Vorstin niet hoogmoedig in voorspoed nog verslage in tegenspoed) Ga naar voetnoot*drie zonen: Boudewijn geboren in de rege- | |
[pagina 65]
| |
ringe van Henrik de eerste zijn oom, dog jong gestorven. Eustacius getroud met Constantia zuster van Lodewijk de tweede. En Willem getroud met de eenigste dogter van Willem Warren Grave van Surrey. Zoo dat hy in zijn vaders tijd Graaf van Surrey, Heer van Norwich en Pevensey in Engeland, en Heer van Eagle, in Normandyen, mitsgaders Grave van Mortaingne was. Henrik de tweede sloeg hem ridder, gaf hem zijn vaders landgoederen. Zoo dat hy Graaf van Boulogne, Mortaigne, en Surrey was. Hy stierf in 't zevende jaar van Henrik de tweede in den jare 1160. De dogters van Steve waren Matilde, jong gestorven, en Maria eerst een Nonne, en haar broeder Willems dood zonder erfgenamen heimelijk uit het klooster geligt en met de broeder van Philip Grave van | |
[pagina 66]
| |
Vlaanderen getroud, en had by hem twee dogters Ida en Matilde: dog zy wierd door een kerkelijk vonnis gedwongen na 't klooster te keeren. Ida troude met Raymundus Dampier uit haar hoofde Graaf van Boulogne, en Matilde met Henrik Hartog van Lotharinge. Buiten egt had Steven twee zonen Willem, wien men als getuigen vind in zeker Acte van Stevens derde egte zoon Willem, die hem in dezelve broeder noemt: en Gervasius, abt van Westmunster.
NB. De cijfsers tussen de haakjes staande, beteekenen de byzondere Jaren van de regeringe. |
|