De boekzaal van Europe. Deel 9
(1700)–Pieter Rabus– AuteursrechtvrijRome convaincue d'avoir usurpé tous les Droits qu'elle s'attribue injustement sur l'Eglise Chretienne. Lettres ecrites a Monsieur l'Archevêque de Paris, pour servir de reponse a la Lettre Pastorale, qu'il a addressée aux Nouveaux Réunis de son Diocese au mois de Mars 1699.Dat is, Roomen, overtuigd dat het met geweld ingenomen heeft alle de Regten, die 't zig zelve over de Christen-Kerke aanmatigt; zijnde Brieven, geschreven aan den Heere Aarts-Bisschop van Parijs, om te dienen tot antwoord op den Harderlijken Brief, welke hy aan de Nieuwe hereenigde van zijn Bisdom heeft laten toekomen in Snoey- | |
[pagina 491]
| |
maand 1699. t'Utrecht by Willem van Poolsum 1700. in 12. 23 bladen.
DAar is geen mensch van gezonde hersenen (buiten Vooroordeel, Bygeloof en Eigenbaat) of de ervarenheid leert hem, dat de Roomsche Kerk een uit het Heidendom verhanselde Goochelkraam is, waar in door wereldwijze Tempelvoogden het onnoozel volk konstiglijk bedrogen word. Eenvoudigen vind men over al; en hoe zouden de Bedriegers niet met eere en gemak hun rol spelen, daar dog de wereld zelf wil bedrogen wezen? Die wat verder zien als hun neus lang is, wee hen! zoo zy 't geheim der Guichelery openbaren: de goedertieren Moederkerk doemt die onvoorzigtige, die haar VERBORGENHEID ontdekken, door strop, zwaard, en vyer te sterven, of, in plaats van eene dood, in bange kerkers, en op Roeyschepen, duizend dooden te lijden. Wat 'er in Vrankrijk ettelijke jaren lang is omgegaan, en nog dagelijks omgaat, weten Christenen en Onchristenen, en de Tijdboeken zullen daar van de heugenisse aan de nakomelingschap vernieuwen. Ik spreke van het zoo genaamd bekeeren der Onroomsche, door middelen, waar door een Krijgshoofd aan 't hoofd van een leger Dragonders wel zal willen aannemen, als 't 'er by ley, den besten Roomschen Tempelvoogd, ja den Paus zelf, Mahometaansch te maken. Vervloekte Gewetensdwang! en vervloekte boevenjagt, 't welk hare bevelen uitvoert! Nogtans noemt de Fransche Geestelijkheid dat | |
[pagina 492]
| |
werk een heilig en godsdienstig werk, schoon 't haar niet onbekend is, hoe verre de looze Staatkunde daar toe d'eerste aanleiding heeft gegeven. Bisschoppen, Priesters, Monniken, zijn om strijd bezig in die schoone Bekeering voort te zetten, en de genen die door hunne Bekeer-wijze tot gehoorzaamheid aan den Roomschen Stoel gebragt zijn, met woorden en schriften te vermanen, dat zy by de opgedronge belijdenis volstandig blijven. d'Aarts-Bisschop van Parijs (welk een hoogaanzienlijke Amptenaar der Kerke!) wilde ook niet nalaten zijn yver te toonen; gelijk men heeft konnen zien aan den Harderlijken Brief, die op zijn naam doorgaat, en met des Konings Voorregtgunning gedrukt is, dienende quansuis om de Nieuw-hereenigde in 't Katholijk Geloof te versterken. Deszelfs Titel is weits, en naar den zwier, by zulke Kerk-heeren gebruikelijk: LODEWIJK ANTONI (dus luid ze) door Gods toelating, en door de genade van den Heiligen Apostolijken Stoel, Aartsbisschop van Parijs, Hartog van St. Cloud, Pair van Vrankrijk, Bevelhebber van de Orde van den Heiligen Geest. Dat is heel wat anders te zeggen, dan als we lezen, dat Christus voorhenen een Visser Petrus, of een Tentennaayer Paulus, tot Kruisgezanten verkoor. Thans moeten het andere karels wezen, die men Bisschoppen en Aartsbisschoppen maakt: en echter noemde die Paulus, hem zelven duidelijk een Ga naar voetnoot*Apostel van Jezus Christus, door Gods wille, daar de Aartsbisschop van Parijs alleenlijk erkent dat hy door Gods toelating | |
[pagina 493]
| |
zijn vet ampt bekleed, dog door genade van den Roomschen Stoel, dien hy Heilig, en Apostolijk noemt. 't Is opmerkenswaardig. Maar laat ons voortgaan. Deze Fransche Schrijver, wiens naam my onbekend is, neemt de vryheid van dien Aartsbisschoppelijken brief ter toets te brengen; zoo in stijl als in zaken. En wat de Stijl, of Schrijfwijze, belangt, hy kan die niet wel over een brengen met de groote lofspraak, die den Aarts-Bisschop nagaat van Bezadigdheid, Zedigheid, en Beleefdheid; want hy vind ze vol bitterheid en laster tegen het Geloof van Onroomsche; en ze schijnt veel eer opgesteld van een heetgebakerd boos Roomsch stijfhoofd, dan van zulk een Harder als d'Aartsbisschop behoorde te zijn. 't Is waar, eenige weinige teedere uitdrukkingen, en zelfs nagevolgde spreekwijzen der Apostelen, zijn d'er ingeënt, maar voor en agter bestuwd met blixemende dreigementen, scherpe betichtingen, en hatelijke verwijten. Ik wete niet of de man de spijker niet op 't hoofd slaat, als hy voor een van de redenen stelt waarom men het inzigt, dat de Aartsbisschop in zijn Brief heeft, behoorde tegen te gaan, dat Vrankrijk gedagt heeft met de waarschuwing van zulk een hoogbefaamd Hoofdlid harer Geestelijkheid het overschot der Onroomsche de klem in de tong te brengen, en hen te doen bezeffen, dat zy, na deze laatste vermaning, nogmaal de uiterste geweldenaryen en wreedheden te wagten hebben, zoo zy niet voortaan na Roomsche pijpen willen danssen. Wisselijk hoorde men voor dezen na zulke blixems den donder rollen. | |
[pagina 494]
| |
Des Aartsbisschops Brief quam eenige weken voor uit, eer dat 'er nieuwe Raadsloten afgekondigt wierden, welke bevel gaven tot het uitvoeren van den gruwelijksten handel, die de jammerwaardige menschen om den godsdienst in deze eeuw geleden hebben. Dat helsch Bekeermiddel moet zijn gang gaan, de geestelijke woede moet voldaan werden,
In spijt van regt en Wetten,
Daar 't niemand kan beletten,
In spijt van al wie zeid
Dat's onregtvaardigheid.
Nogtans wilde men die onmenschelijkheden voor af met zulk een Katholijken dekmantel omhangen; 'k wil zeggen met dezen brief van den Opperharder der Katholijke Gemeente van Vrankrijks Hoofdstad; een brief, welke onze kundige Schrijver vergelijkt by het Klokken-geslag van 't Uurwerk van 't Paleis te Parijs, op dat gruwzaam Sant Barthels feest, of de Parijsche moord van 't jaar 1572. Is 't wonder? eer dat de berugte Verbreking van het Edikt van Nantes eenmaal over het grondeling verderf der Hugenooten zegepraalde, lieten de Bisschoppen dergelijk een Schijn-Schrift alomme uitstrooijen, tot zand in d'oogen van onkundige, dog geenzins zulke, die hun werk maken van een gezuiverden Godsdienst. Der zoodanigen een is deze wederlegger van des Aartsbisschops Brief, die in twintig Brieven, gegrondvest op redenskragt, volgens de H. Schriften, en met bewijzen uit de historien, het mom- | |
[pagina 495]
| |
aanzigt van de Roomsche Kerk-boelinne afrukt, haar opgesmukt gewaad uitschud, en al de wereld dus doet zien, dat ze een gewelddrijvend moordziek Schrikdier is; gevolgelijk dat zulke Drogschriften van trotse Kerkvoogden niet magtig zijn eenigen den minsten indruk te doen op harten, die in godsdienstige zaken een gruwel hebben van bedrog en guichelspel. Vier Hoogleeraars der Godgeleerdheid op de Hooge Schole te Utrecht betuigen in hunne Ga naar voetnoot*Goedkeuring van dit werk, dat deszelfs Schrijver uit den Bibel, d'Oudheid, en Regte Reden, klaarlijk aantoont de Ontrouw der Roomsche Kerk, die haar zelve het hoogste Oppergezag, en de heerschappy over alle Christelijke Gemeentens, mitsgaders onfeilbaarheid van oordeel aanmatigt, en op die standschoren hare dwalingen, en haar dwingelandy over de geloovigen, opbouwt. Nog een woord of twee. Op de zeventigste bladzijde is een misstel ingeslopen. De Kerkvergaêring van Nicea staat 'er geteikend op het 340ste jaar na Christus geboorte te zijn gehouden. In plaats van 340, moet men lezen 324. Niet dat daar juist van den tijd, wanneer de gemelde Kerkelijke Byeenkomst voorviel, gehandelt word, maar van het opregten van 't Patriarchschap van Roome, teffens met nog vier andere; te weten van Konstantinopolen, Karthago, Antiochië, en Alexandrië, alle vijf met gelijke magt. Hier van mogt men den Lezer niet onkundig laten. |