De boekzaal van Europe. Deel 9
(1700)–Pieter Rabus– AuteursrechtvrijTijd- en Feest-Predikatien over uitgeleze Texten des Ouden en Nieuwen Testaments, gedaan door Michaël Fortgens, in zijn leven Leeraar der Weerlooze en Doopsgezinde Christenen tot Amsterdam. 't Amsterdam by D. Boeteman, en zijn te bekomen by de Weduwe van den Autheur en de Boekverkoopers Van Veen, en Nieuweveen. in 4. 98 bladen.MEt welk een aangename schrijfwijze, veel van den ouden schrijftrant der Doopsgezinden verschillende, de Kerkredenen van Fortgens zig voordoen, zagen wy in de Ga naar voetnoot*twee eerste maanden des jaars 1697: en 't berouwt my niet, aan 't slot van het toen geschreven uittreksel gestelt te hebben, dat des overleden Mans Predikaatsien van alle Onroomsche Gezindheden hier te land met vrugt konden gelezen werden, dewijl daar in geene de minste onregtzinnige stellingen (of de belijdenisse van weerloosheid moest onregtzinnig zijn) maar zuivere gevoelens, volgens den trant der Hervormers, over al voorkomen. | |
[pagina 448]
| |
Van dit boek, 't welk voor een tweede stuk van des Leeraars nagelatene werken kan strekken, mag ik met goed regt, en naar waarheid, het zelve zeggen; en al wie 't niet wil gelooven, die mag het onder 't lezen bevinden. 't Is thans mijn zinlijkheid niet, Staaltjes te leveren. Als ik gezegt hebbe, dat de negen en dertig Predikaatsien, die dezen tweeden bondel uitmaken, meest altemaal gedaan zijn over de Belijdenis van den Godsdienst, Doop, Avondmaal, Christus Geboorte, Lijden, Sterven, Opstand uit de dood, en Hemelvaart, wijders over de Zending van den Heiligen Geest, nevens eenige, die op Danken Bededagen, eindelijk ook vijf, die over byzondere Texten uit Paulus Brieven aan de Hebreen en Efezers, zijn gepredikt; dan zal een kundig oefenaar van heilige stoffe ligtelijk staat konnen maken wat hier te vinden is: voor al, zoo hy de moeite wil nemen van het gemelde voorgaande uittreksel nog eens op te slaan. En gelijk men uit de voorreden voor het eerste stuk kort berigt kreeg van Fortgens godgeleerde gaven, waar mede hy de Doopsgezinde Gemeente in de Zon te Amsterdam plagt te stigten; alzoo word men in een aanspraak voor dit tweede verstendigt, hoedanig een hoogstwaardige stoffe het onderwerp van verscheide dezer Predikaatsien is. Om 't wat nader te zeggen, de Schrijver der voorredenen, Dr. Herman Schijn, Arts, en Leeraar in dezelve Gemeente, toont den Christelijken en bescheiden Lezer, hoe zijn zalige Amptgenoot byzonderlijk in deze bladen beoogt heeft, het Kruis van Jezus (den Jood een ergernis, den Heiden een dwaasheid) den geloo- | |
[pagina 449]
| |
vigen als de kragt van God tot zaligheid, en de hoofdpilaar de Goddelijke Wijsheid met nadruk in te boezemen: teffens, ten blijke dezer regtzinnige Leere, erkennende, dat zonder dien vasten grondslag niemand in staat is, de diepten van de verborgenheden des Christelijken Geloofs te peilen. Zoo predikte de Kruisgezant Paulus den Korinthers, als de hoofdzaak, Jezus en dien gekruist, wanneer hy nu, tot de bediening van 't Euangely afgezonderd, ontdekte, dat Ga naar voetnoot*de Wet door 't Vleesch was geworden kragteloos, en een Wet der zonden, en des doods; gevolgelijk dat ze den gevallen zondaar niet kon opleiden ten eeuwigen leven. Dog daar toe vond hy alles bequaam in de Wet des Geests des Levens in Jezus Christus, die hem van de eerste had vrygemaakt, en wel op geen andere wijze, dan dat God, zendende zijn Zoon in de gelijkheid des zondigen vleeschs, en dat door de zonde, de zonde in het vleesch veroordeelt heeft: een zaak, voorwaar, die hem alles, wat hy wel eer voor gewin rekende, deed klein agten. En Waarom? om de Ga naar voetnoot†uitnemendheid van Christus, enz. niet hebbende (zegt hy) mijn regtvaardigheid, die uit de Wet is, maar die door het Geloof van Christus is, de regtvaardigheid, die uit God is, door het Geloof. Dit was geen wonder. Hy begreep, Ga naar voetnoot+dat de geheele wereld voor God verdoemlijk was, en dat 'er geen vleesch voor Hem konde geregtvaardigt werden uit de Werken der Wet, die dog den mensch opleidde tot de kennisse der zonden. Des hield hy zig verzekerd, dat wy om niet geregtvaardigt worden uit Gods Ge- | |
[pagina 450]
| |
nade, door de Verlossing, die in Christus Jezus is, als Wien God voorgestelt heeft tot een Verzoening door het Geloof in zijnen bloede, tot een betooning zijner Regtvaardigheid, door de vergeving van zonden, die te voren geschied zijn, enz. Hy vond dus in den gekruisten Jezus de betaling voor onze schuld, de verzoening onzer zonden, de verlossing van onze ellende, en de genezing onzer gebreken, op een geloove, door de werken levendig: want het behaagde God, Hem tot een Vloek te maken voor ons, op dat Hy ons verloste van den Vloek der Wet; Ga naar voetnoot*Hem om onze overtredingen te verwonden, om onze ongeregtigheden te verbrijzelen, met geen ander oogmerk, dan op dat die straffe, die op hem was, ons de Vrede zou aanbrengen, en door zijne striemen onze genezing wierd. Op dien grondslag durfde d'Apostel roemen, en al wat den geloovigen viandig was uittarten. Ga naar voetnoot†Wie zal beschuldiging inbrengen tegen Gods uitverkoorne? God is 't die regtvaardig maakt. Wie is 't die verdoemt? Christus is 't die gestorven is. enz. Gaat heen nu, onkundige, en praat voortaan nog dat de Doopsgezinde geen regtzinnige Christenen zijn; zoo krijgt gy ligtelijk, als zeker vermaard Hoogleeraar, een Verweerschrift van eenen Weerloozen Engel Arentsoon van Dooregeest onder d'oogen. Zegt liever van deze Ga naar voetnoot+Christenen, dat zy (buiten Kinderdoop, Eedzwering, Oorlogvoeren, en wat daar aan kleeft) meerendeels van 't zelve gevoelen zijn met de genen die men Gereformeerde noemt. |