De boekzaal van Europe. Deel 9
(1700)–Pieter Rabus– Auteursrechtvrij
[pagina 175]
| |
Lettre d'un particulier a un de ses amis, avec unc Liste des Confesseurs, qui sont sur les Galéres pour la Profession de la Religion Reformée.Dat is, Brief van iemand aan een zijner vrienden, met een Lijst der Belijders, die op de Galeyen zitten, om de belijdenisse van den hervormden Godsdienst. Te Amsterdam by P. Brunel 1699. in 4. 5 bladen. OM dat de zware rampen, die den Onroomschen in Vrankrijk, een wijl voor, en wel meest na de vernietiging van het Edikt van Nantes, zijn overgekomen, van sommige Pausgezinde Franschen worden afgeschildert, als of ze op verre na zoo schrikkelijk en on-Christelijk niet waren, als men de vlugtelingen in andere landen hoort vertellen; kan de Schrijver van dezen brief zig niet onthouden, van de vuile vonden, en snoode gewoontens der Vervolgers tegen te gaan, en, tot zijn leedwezen, te beweren de waarheid van de ongehoorde quellaadjes, en overdiende straffen, die, sedert dertien jaren, aan een groot getal deerniswaardige menschen, om den godsdienst, zijn uitgevoerd. God beware alle onnoozele in t' Christendom | |
[pagina 176]
| |
voor de helsche Inquisitie, en heilschendige bekeering door Dragonders! De lijst, die hier, by voorraad, gezonden word, behelst de namen van tweehonderd acht en zestig personen, die (behalven eenige onbekende) in Snocymaand des jaars 1698 nog op de Galeyen in levenden lijve waren. Eerst ziet men de namen van die ongelukkige, daar na hun geboorteplaats, en de plaats daar zy gedoemd zijn, voorts de reden van hunne verwijzing (in 't algemeen om den Godsdienst, dog d'eene meer d'ander min gezogt) en hun ouderdom. Daar is bygevoegd de naam van yder Galey, op welke de gedoemde als misdadigen gehandelt worden. Dit is maar een proefje der overgroote menigte, in de klaauwen der moordgretige en verkeerde yveraars van den godsdienst vervallen; hoewel ze gelukkiger te achten zijn, die het leven voor hunne belijdenisse verloren hebben, dan die arme menschen, welker straffe zoo wreed als smaadlijk is, om de langduurigheid, en om het quaad onthaal, dat zy op de Roeyschepen moeten uitstaan. De jaarboeken zullen gewagen van de jaren dier bittere vervolging, die zelfs na het sluiten van de algemeene Vrede duurt; en de nakomelingschap zal met een afgrijzen hooren, dat men menschen, by een vergaderd, om, op hun wijze, in stilte God te eeren, door soldaten heeft laten overvallen, met bevel om daar onder te schieten, schoon ze ongewapend waren, en zelfs geen tegenweer boden. Met meer gerustheid, zeker, mogt men onder de Turken wonen, dan in een land, daar de Tempelvoogden zoo | |
[pagina 177]
| |
veel vermogen op den wereldlijken arm hebben, dat, ten welgevalle van hun dwingzugt, al wie met henluiden niet eens gezind is, te vyer en zwaard vervolgt word. Maar, 't welk aanmerkelijkst is, men zal d'er by lezen, dat deze gewetensdwingelandy meer dan tweemaal honderd duizend vlugtelingen uit Vrankrijk (uit Vrankrijk zegge ik, daar voor dezen elk inboorling, Roomsch of Onroomsch, zijnen Koning byna als een God eerde) heeft weggejaagt, die, door geheel Europe verspreid, de volstandigheid in hun Geloof verklaren: terwijl vele deelgenooten derzelver belijdenisse in gevangenissen, en na verscheide plaatsen gesleept, zelfs na de Amerikaansche kusten, vervoerd, andere met voorbeeldelijke en verscheide soorten van doodstraffen ontlijfd, als bloedgetuigen voor den godsdienst manmoediglijk zijn voorgegaan. Het zal best zijn, den vaart mijner penne te stutten. Na het opstellen van dezen lijst, heeft de Heer Van Baville Gezaghebber van Languedok, den 26sten van Herfstmaand 1698 honderd en vijftig mannen (andere brieven zeggen 130) op de Galeyen gedoemt, om dat zy te Oranje waren geweest, en beschuldigd aldaar den Godsdienst te hebben bygewoont. Hunne goederen zijn verbeurd verklaard, en men zag die rampzalige, twee dagen na hun verwijzing, door St. Gilles na de Galeyen van Marseille voeren. Veertig vrouwen zijn verwezen om 't hair afgeschoren te werden, en op het kasteel van Sommieres ge- | |
[pagina 178]
| |
gebragt: ook hunne goederen aangeslagen. Twee koopluiden van Nimes zijn onder de gedoemde, schoon zy bekend gemaakt hadden dat zy om den koophandel na Oranje waren gegaan. In dit getal zijn menschen van allerley jaren, van 17 tot 20. Die beneden de 17 en boven de 70 waren, zijn vry van de roeystraffe, dog niet te min in groote geldboetens beslagen; en sommige grooter, dan ze konnen betalen.
Tantum relligio potuit suadere malorum. |
|