De boekzaal van Europe. Deel 9
(1700)–Pieter Rabus– Auteursrechtvrij
[pagina 118]
| |
Dictionarium Geographicum, ofte Woordenboek des ganschen Aardrijks: waar in alle deszelfs voornaamste Koninkrijken, Hartogdommen, Prinsdommen, Graafschappen, Bisdommen, Heerlijkheden, Landschappen, Eilanden, Steden, Academien, Kasteelen, Bergen, Moerassen, Rivieren, Havens, Zee-boezems, Ze'en, Banken, Zanden, Uithoeken enz. beknoptelijk beschreven worden: toegepast op onze Hollandsche Land- en Zeekaarten, waar in dezelve op een gemakkelijke wijze zullen te vinden zijn. Nu voor de tweedemaal, nevens een kort begrip der Geographie, in onze Nederduitsche taal in het ligt gebragt. Door Johannes de Raei de Jonge. En nu met eenige honderd benamingen vermeerdert; met byvoeging, hoe die eertijds van de Romeinen en Grieken benoemt zijn geweest. t' Amsterdam by Joan Ten Hoorn 1700. in 4. bladen.IN 't algemeen zijn goede Woordboeken van een groote nutheid, dog in 't byzonder zoodanige, die uitvoeriglijk eene enkele Wetenschap alleen ten dienst staan; want deze hebben dit boven andere voor uit, dat ze beter hun titel | |
[pagina 119]
| |
voldoen, dan die wildweidende Woordboeken, welke met uitgedagte Opschriften alles beloven, daar zy egter hare beloften niet voldoen. Ter wereld vind men zelfs geen Woordboek van een eenige wetenschap alleen, dat in alle deelen volmaakt is, ik laat staan een algemeen Woordboek, 't welk ook nooit zal of kan gemaakt werden, zonder dat 'er nog veel aan ontbreekt. Dewijl nu de Aardkloots-kunde aan ons vernuft een van de heerlijkste en nutste beschouwingen verschaft, die men kan bedenken, deden zulke mannen een goed werk voor hunnen naasten, die gemakkelijke hulpmiddelen verzonnen, om tot deze kennisse te geraken, of om den genen, die deswegen onervaren waren, duidelijk berigt te geven. Hy is een halve blinde man in de historien, die geen kennisse heeft van de deelen des Aardrijks. Oulinks onder de oudste Grieken blonken eenige flaauwe stralen van deze voortreffelijke kennisse by Digters en Wijsgeren; daar na begonden Strabo, Ptolomeus, en andere brave Mannen wijdloopiger daar van te schrijven: maar men mag zig verwonderen, dat onder de Romeinen niemand zijn penne aan zoo waardigen stoffe te koste leide, dan Pomponius Mela, ten tijde van den Keizer Klaudius. Ja, vremd is het, dat men geen blijk vind van eenigen Schrijver, in de Westerdeelen, die aan de Aardkloots-beschrijving de hand sloeg. Plinius, Solinus, Avienus, en meer naarstige verstanden, zijn Mela gevolgd, en, naar 't gene zy in dien tijd deden, hun lof waardig; maar in de vorige en deze haast geëindigde eeuw hebben vele geleer- | |
[pagina 120]
| |
de Mannen de Kennisse des Aardrijds heerlijker wijze opgeheldert, en voortgezet, onder welke Merkator, Ortelius, Bertius, Kluverius, Blauw, en Sanson beroemd zijn. Behalven dezer Mannen arbeid wierd ook zeer geprezen het werk van Filips Ferrarius, Hoogleeraar te Pavie, die in 't Latijn den grond gelegt heeft tot een Aardkloots-kundig Woord boek, waar op naderhand een meer en meer volmaakt schrijftimmeraadje gebouwd is. Johannes de Raey de Jonge, overleden Zoon van den vermaarden Wijsgeer, volgde in zijn leven het voorbeeld van dien Schrijver in Nederduitsch, en maakte een samenstel van dit Woordboek, 't welk voor d'eerstemaal in 't jaar 1680 t'Amsterdam by Abraham Wolfgank is uitgegeven: waarlijk een werk van zonderling gebruik voor zijne Landsluiden, om, op den rang der letteren, een korte beschrijving van Steden, Landen, Vloeden, Zeen, enz. naar onze Hollandsche kaarten geschikt, straks met den eersten opslag, voor oogen te hebben. Wat kan nutter, wat dienstiger wezen? Laat iemand nog zoo zeer in de kennisse der wereldsdeelen bedreven zijn, laat iemand, als hy een kaart voor hem heeft, aanstonds zijn vinger zetten op de plaats, dien hy kennen wil, en zig met de passer konnen behelpen; nogtans zal 't hem grootelijks gerieven, uit een opengeslagen Woordboek niet alleen den naam van Stad of Land te kennen, maar ook deszelfs gelegentheid, afstand van naby of omtrent, en wat des meer is, met een eigen en duidelijke beschrijving. Voor af gaat een kort begrip der Aardkloots- | |
[pagina 121]
| |
kunde verdeeld in zeven deelen, welker eerste een beknopt vertoog is van de Beschrijvinge des Aardrijks, tot onderwijs van 't gene daar toe noodig is te kennen; de Assen, Aspunten (of Polen) Kringen, Gordels, Lugtstreken, Graden, Lengte en Breedte, Wereld-gewesten en Winden, Wijze van meten, en Plaatsverdeeling. Het tweede deilt het Aardrijk, beginnende met EUROPA, van de Vlaamsche Eilanden, en voortgaande tot Spanje en Portugaal, Vrankrijk, de Britannische Eilanden, Yerland, Schotland, en Engeland, mitsgaders Nederland. Dan zien we het vervolg in 't derde deel door Duitschland, en de daar onder behoorende Landschappen en Kreitsen, ook Denemarken, Zweden, Rusland, of Muskovië, Polen, Pruissen, en het Groot-Hartogdom Lithunanië. In het vierde Hongarië, Sclavonje, Kroatië, Bosnië en Dalmatie, Itaalje, Griekenland, Romanië (eertijds Thracië) Bulgarië en Walachië, Zevenbergen (anders Transsilvanië) Moldavië en Bessarabië. Daar meê zijn we Europe ten einde. Het vijfde schetst ASIA, en daar in Georgië (of Gurgestan by de Inwoners) het Asiatisch Turkyen, Arabië, Persië, Oost-Indië, China of Sina, Tartarië, en Japan. AFRIKA volgt in 't zesde, als Barbarië, Biledulgerid (by d'ouden Numidie) Barcha en Egypten, het Negers-land, Guinea, en Benin, Opper- en Neder-Ethiopië, en d'Eilanden omtrent Afrika gelegen. AMERIKA, in Noord- en Zuid-Amerika verdeeld, sluit in 't zevende deel het hek, byna | |
[pagina 122]
| |
als een Nieuwe Wereld, van welker ontdekking Kolumbus en Vesputius den roem dragen. Wat nu deze tweede druk meer heeft dan d'eerste, word ons, behalven op den titel, in een korte aanspraak van den Heere Dr. Steph. Blankaart, vermeld. Dezen Heer alleen moet de lezer voor de vermeerderingen en byvoegels danken. Hy had dezelve tot zijn byzonder gebruik vervaardigt, op 't oog hebbende, de benamingen, die de Oude Grieksche en Romeinsche Schrijvers aan de plaatsen gaven, teffens by het Neêrduitsch te vinden. Zijn Boekverkooper vond dat hoogdienstig by-werk op zijn kamer, en bewoog hem, dat hy 't met den druk mogt gemeen maken. Om daar van de wereld met het meeste gemak te bedienen, staan de Latijnsche namen, niet alleen by elk woord, maar nog daarenboven op een lijst achter het werk, aanwijzende de bladzijde, op welke het te vinden is. |
|