De boekzaal van Europe. Deel 9
(1700)–Pieter Rabus– Auteursrechtvrij
[pagina 7]
| |
Historie des Ouden en Nieuwen Testaments, verrijkt met meer dan vierhonderd Printverbeeldingen, in koper gesneden. Met privilegie van de Heeren Staten van Holland en West-Vriesland. Eerste deel. 't Amsterdam by Pieter Mortier M DCC. in fol.EIndelijk is het misnoegen weggenomen, 't welk de Konstkenners in Holland tot nog toe gehad hebben over de slegtheid der printen, | |
[pagina 8]
| |
waar in de geschiedenissen der H. Schriften verbeeld worden. Men heeft voor dezen geene andere gezien, dan die alleen goed waren voor kinderen, en zulke, die als kinderen van de dingen oordeelen. Maar in onze zeventiende eeuw, die nu nog maar tien maanden overig heeft, mag het mijnen landsluiden gebeuren, een Printwerk te beschouwen, dat mogelijk geen weêrgaê heeft, nog krijgen zal. Want de Teeken-konst verschijnt d'er in op haar kostelijkste, en opgetogen in verwondering over de Bibel-wonderen, gaat ze, door die heilige bespiegelingen verrukt zijnde, haar zelven nederzetten, om, met behulp van stift en plaat, de merkwaardigste historien, van 's werelds geboorte af op den Aardkloot voorgevallen, zoo levendig onder de oogen te brengen, als in haar uiterste vermogen was. 't Schijnt, dat de uitmuntendheid der stoffen haren arbeid een hemelval heeft bygezet: zoo nadrukkelijk, zoo eigenaardiglijk, weet ze de zaken voor te doen. Yder ding heeft zijn eigenschap; elk personaadje zijn juisten stand: de diepsels en hoogsels zijn buiten de minste faalgreep; Ligt en Donker, Zonneglanssen, Maanschijnsels, Kaarsen Toortsligten, Schaduwen, Schemeringen, Morgenstonden, Wolklugten, Onweders, Afstanden, en, met een woord gezegd, alles wat tot zoo een heerlijke verbeelding, als de konst kan uitleveren, vereischt word, is hier in volslagen netheid, levendigheid, en evenbedeeling naauwkeuriglijk waargenomen. Honderd en een en veertig platen, yder van dubbelen inhoud, vinden we in dit eerste stuk, vervattende het kort begrip van de Historien des | |
[pagina 9]
| |
Ouden Testaments, door den Godgeleerden Heere D. Martin naar deze Printverbeeldingen toegesteld, en door den taalkundigen W. Séwel in onze moederspraak overgezet. Zoo helpen letters en platen elkanderen, op een zeer bevallige wijze, en nooit anders dan volgens den zin der H. Bladen, om welker hoogste aanzienlijkheid te bewaren, de maker van deze uittreksels om en om omzigtig is, op dat hy het oogwit der Schriften voldoe; der mate, dat een ygelijk, van welk eene gezindheid hy ook mag wezen, dit konstig boekjuweel schroomloos kan gebruiken. Tot bewijs mijn's zeggens behoeve ik geen ander proefstukje te geven, dan den aanvang, waar mede de beschrijving van het maken des werelds, uit Mozes pen gevloeid, bevestigt en verklaart word. Daar zien wy tegen de genen, die dat zoo niet willen begrijpen, de taal van Mozes verdedigd, en de wereld een begin toegeschreven. Om dit te bezeffen stelt de Schrijver, dat geen groote letteroeffening nog doordringend vernuft noodig is, maar dat men van 's werelds nieuwheid ligtelijk kan overtuigt werden door de nieuwheid van alle konsten, welke voor de steun en band der menschelijke gezelligheid te achten zijn. Evenwel (dit moet hy be kennen) tot haren eersten oorsprong achterwaarts te treden, en te weten hoe zulk een wonderbaarlijk werkstuk gemaakt zy, gaat het bereik van 't menschelijk verstand verre te boven. God alleen heeft de wereld konnen maken, en God alleen heeft ons de wijze op welke het is toegegaan konnen openbaren. Daar meê is dat uit. Zoo gaat hy eerst door de vijf boeken van Mo- | |
[pagina 10]
| |
zes, die geen klein gedeelte van 't werk bestaan, en waar omtrent de printen, wegens de zonderlinge kragt der historie, elk om strijd haar zelven op het schoonste voordoen, van Adam af, zoo in als buiten den Lusthof, door de geschiedenissen van de eerste wereld, Zondvloed, en menschelijke bedrijven na Noachs tijd, tot op Abraham en zijne nazaten toe, stuk voor stuk: in welke huishouding Gods met de Zijnen onze zinnen bekoort worden door de konstrijke vertooning van Jozefs zeldsaam levens-lot, en zijn 's Vaders Jakobs dood; met wiens laatste woorden en lijkstaatsie het eerste der gezeide vijf boeken afloopt. Een Schouwburg van verbazende voorvallen gaat open met het tweede boek, en levert wonder op wonder uit. De dienstbaarheid van Izraëls kinderen in Egypten neemt eene einde met de zending van Mozes, die, van God gesteven, in al zijn handel en wandel te voorschijn komt, voor den verharden Farao, wiens hart hy door geen tien wonderlijke plagen kan vermurwen; in zijn togt door de Roode Zee, waar in de rampzalige Vorst met zijn krijgsmagt word verzwolgen; in zijn Veldheerschap, en leiding des volks door de woestijn; en voorts geheelijk in zijn gemeenzaamheid met God, Wetgeving, en al den toestel des zoogenaamden Tabernakels in hare behoorlijke verdeelingen, en leden. Dan verjegenwoordigen ons de printen van het derde boek de inwijding van Aaron en zijne zonen; en achter dat groot beslag der Kerkheiligdommen en plegtheden, praalt de legering en optogt der Stammen, uit het vierde boek, | |
[pagina 11]
| |
met de Wet van 't Water der yvering, der Oversten en des Volks offergaven, Gods wondere weldaden, de straffe van den Sabbatschender, en de Meuitmakers Korah, Dathan en Abiram, de kopere Slang, Bileams sprekende Ezelin, deszelfs zeven altaren van Balak, Zimri en Kozbi, van Pinehas doorsteken. De dood van Mozes, na dat hy Josua in zijn plaats tot Hartog der Hebreen bevestigt had, word uit het vijfde boek aangetrokken. Het bedrijf van dien Held, in 't boek van zijn naam beschreven, staat niet min cierlijk in konstprinten uitgedrukt, als 't gene hier vorens met een woord is aangeroerd. De stilstand der Zonne op zijn woord (nooit hoorde men onvergelijkelijker wonderdaad!) kan de gedagten des lezers doen stil staan, en de doodstraffe van Achan met zijne rampzalige kinderen, gevoegd by het streng krijgvoeren der Izraëliten tegen 't Heidendom, straalt zoo veel te levendiger voor het gezigt, als de historien daar van gedenkwaardig zijn. Dus kan men ligtelijk bevroeden, hoe zeer de printen van de boeken der Regteren het oog konnen verlustigen, daar wederom nieuwe en nieuwe heldenstukken, wonderwerken, slaan, dooden, belegeren, offeren, zegepralen, Samsons sterkte, en dood, de Schaking der dogteren van Silo door de Benjamiten, hervoort komen. Eer ik overga tot Samuel, zie ik Ruth hare ouders verlaten en, uit haar geboorte land van Moab, Naomi volgen, tot dat ze met Boaz trouwt. | |
[pagina 12]
| |
Wy lezen in den Bibel niet, dat na Simsons dood eenig ander held, door groote overwinningen beroemd, de Hebreen geregeert heeft. De voornaamste waardigheid in 't Borgerlijk bestier stond veertig jaren lang aan den Hoogenpriester Eli, d'eenigste, die beide deze Hoogagtbare ampten in de eerste eeuwen van 't Joodsche Statendom bediende. Onder zijn Priesterschap komen wy tot Samuels geboorte, en Gods verschijning, hem in zijn kindsheid overgekomen. Naauwlijks slaat men Samuels eerste Boek op, of men ziet Eli, van zijn stoel vallende, den nek breken, zijne zonen verslagen, d'Arke des HEEREN van de Philistijnen genomen, dog wedergebragt; en verder Saul tot Koning gezalfd, Agag der Amalekiten Koning van Samuel aan stukken gekapt, dan het bedrijf van David, eerst ondermengd met ettelijke geschiedenissen van den ongelukkigen Saul, daar na vervolgd in zijn heerschappy, 't zy goed, of quaad, zijne huisselijke rampen, en wat meer van hem uit de Schriftuur kenbaar is. Salomon, in zijn 's afgestorven Vaders plaats Koning gezalfd, komt voor den dag in zijn heerlijkheid en Tempelbouw, waar aan de geest des teekenaars zig byzonderlijk gequeten heeft. Het gewijde vaatwerk, het Outer der brandoffers, de Arke des Verbonds in 't Heilige der Heiligen, komen by de inwijding van den Tempel en de Stad Jeruzalem zelf zeer wel te pas. Zie daar ook het Feest der Loofhutten, en de komst der Koninginne van Scheba tot den wijzen Grootvorst, die ten laatsten tot vuile afgodery vervalt. Wie zou 't gelooven? Lust tot vremde vrouwen vervoerde hem, | |
[pagina 13]
| |
En grijze Salomon gaat zoo de min ter harte,
Dat hy den wierrook komt toezwaaijen aan Astarte.
Ik hebbe maar ter loops Jerobeam en Zimribekeken, en den Altaar te Bethel, om wat langer te staroogen op de wonderen, aan en door Elia geschied, wonderlijk fraay in koper gesneden: van waar mijne oogen niet afscheiden, voor dat ze Micha's voorzegging wegens den uitslag van 't gevegt dat Achab en Jozatat tegen de Syriers zouden doen, tussen beiden vervuld zien, en alsdan, in het tweede Boek der Koningen, den Profeet, door Hemelsch vyer tegen een Hoofdman en vijftig soldaten beschermd, kort daar aan met een vyerige wagen ten Hemel varen. Zoo verschrikkelijk als de volgende print is van de Beeren, die de twee en veertig kinderen, van Elisa gevloekt, verscheuren, zoo behagelijk is die van het wonderwerk, waar door Elisa de oly der Weduwvrouwe doet vermenigvuldigen; en 't schijnt den Teekenaar een zonderlinge lust te zijn geweest, dat Vrouwtje heel lugtig en goelijk af te beelden. Naaman, van zijne melaatsheid door den zelven Elisa genezen, de hongers-nood binnen Samarië, van de Syriers belegerd, het ontzet dier Stad, Jezabel van de honden gegeten, de hoofden der zonen van Achab tot Jehu gebragt, en de moorddaad van alle de Baals-Papen hebben haren rang achter de wonderdaden van Elisa, en ('t welk voor een van de allervremdste en nooit meer gehoorde wonderdaên mag gehouden | |
[pagina 14]
| |
werden) teffens de vertooning van den dooden mensch, die, by geval in 't graf van Elisa geworpen, door 't aanraken van des Profeets doodsbeenderen, weder levend word. De aandagt vermindert niet door de volgende historien in printvertooningen te zien herleven: Zacharia de Hoogepriester gesteenigd, Achaz afgodery, wederom de tegenyver van Hiskia voor den waren Godsdienst van die dagen, honderd en vijf en tachtig duizend koppen op eenen nagt in 't leger der Assyriers van een Engel verslagen, 't leven van Hiskias vijftien jaren verlengd, d'afgodische godloosheid van Manasses, waar tegen de godvrugtigheid van Josia des te sterker afsteekt, Jeruzalem door de Chaldeen verdelgd, en Jojachin uit zijne banden ontslagen, wat anders zijn ze altemaal, dan mengeling van heilige tooneelstoffe? By Ezra keeren de Joden weder uit de gevangenisse van Babel, en herbouwen den Tempel te Jeruzalem: hy zelf doet de Wet voor al het volk lezen. Ik vergaap my schier aan de schoone Esther, daar ze voor Ahazueros verschijnt (kijkt vry toe, kenners van goelijkheden, 't is al mooy wat hier geprint staat) en een blad verder blinkt Mordechais eere boven Hamans schandelijke galgdood uit, zelfs in verandering van tweederley plaatkonst. Job heeft ook zijn bevalligheid, al zit hy nog zoo deerlijk op een vuilnishoop, van zijn leppig wijf begrimd; Jezaias, Jeremias, Ezechiel, en elks wonderbaarlijkste gezigten, en voorspellingen, zijn zoo vele versche proeven van Gods wonderlijk bestier, den aanschouwers door | |
[pagina 15]
| |
beeldwerk te binnen gebragt; voor al d'erinnering van Nebukadnezars en Beltzazars ongevallen, Daniels wijsheid, en uitkomst by de Leeuwen, nevens zijne gezigten, zoo van de vier heerschappyen des Aardkloots, als van de Mannen aan den oever van den Tigris. Niets blijft hier onaangeroerd. De zes eerste kleine Profeten Hosea, Joël, Amos, Obadja, Jona, en Micha, streven voor de zes andere, Nahum, Habakuk, Zephania, Haggai, Zacharia, en Malachia. Let 'er maar op, en elk zal u, zoo gy anders in de historie niet onbedreven zijt, op 't oog kenbaar worden; behalven dat Jona alleen in zijn bedrijf meer als eene print beslaat. Tobias zelf word in zijn oude dagen een voorwerp van de konstige hand des teekenaars, die voorts de vertellingen van de Manninne Judith, Zuzanna, Bel (en den Draak) Antiochus wreedheid, en alles wat in de boeken der Machabeen staat, met zoo veel zinnelijkheid in een menigte printen heeft uitgedrukt, dat de lust der oogen in deze laatste niet regelmatige Schriften, zoo wel verzadigt word, als in de voorgaande, die van ouds her gewettigd zijn. Wat zullen de Liefhebbers reikhalzen naar het tweede stuk, dat de geschiedenissen van het Nieuwe Testament begrijpt! Ik ten minsten, die by my zelven verwonderd ben, dat met mijn onvermoeid kijken onder het maken van dit korte uittreksel, een gansche nagt verlopen is. |
|