Beatrijs
(1954)–Anoniem Beatrijs– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 38]
| |
7. Terug in het klooster (667-864) aant.1667. Terwijl zij in dit gebed verzonken was, 2kwam een moeheid over al haar leden en sliep ze 3zacht in. In een visioen scheen het haar dat een 4stem haar toeriep, terwijl ze lag te slapen: ‘Mens, 5ge hebt zo lang gekermd, dat Maria zich over u 6ontfermt, want door haar gebed heeft zij genade 7voor u verworven. Ga dadelijk het klooster binnen. 8Ge zult de deuren wijd openvinden, waarlangs gij 9indertijd met uw beminde, de jongeling, die u in 10de nood in de steek liet, naar buiten gingt. Uw hele 11kloostergewaad vindt ge op het altaar terug: sluier, 12overkleed en schoenen moogt ge gerust aandoen. 13Dank daarvoor Maria uit de grond uws harten. 14Voor de sleutels van de sacristie, die ge 's nachts 15voor het beeld hingt, toen ge buiten gingt, heeft zij 16gezorgd. Gedurende de veertien jaar heeft men u 17niet gemist, zodat niemand er iets van wist. Maria 18is u zo goedgezind, dat ze al die tijd de dienst voor 19u heeft waargenomen, volkomen in uw gedaante. 20Dat heeft de Koningin des Hemels voor u, zondares, 21gedaan. Zij beveelt u, in 't klooster terug te 22gaan. Ge vindt er niemand op uw bed. Het is namens 23God dat ik u toespreek.’
24701. Hierna duurde het niet lang of zij ontwaakte 25uit haar slaap. Ze zei: ‘God, Almachtige 26Heer, sta de duivel niet langer toe, dat hij mij | |
[pagina 39]
| |
27in groter verdriet brengt dan ik nu heb ondervonden. 28Als ik nu in 't klooster ging en men mij 29als dievegge aanhield, zou ik nog meer geschandvlekt 30zijn, dan toen ik de eerste maal het klooster 31verliet. Bij uw kostbaar bloed, dat uit uw zijde 32liep, smeek ik u, goede God, dat, indien de stem die 33mij toeriep, hier te mijnen bate is gekomen, zij 34niet mag nalaten voor een tweede maal hier heen 35te komen en zelfs een derde maal op duidelijke 36wijze, zodat ik zonder argwaan weer in mijn 37klooster kan gaan. Ik zal er Maria altijd om prijzen 38en loven.’
39723. Hoor nu: de volgende nacht drong een 40stem tot haar, die haar toeriep en zei: Mens, gij 41wacht te lang! Ga terug in uw klooster; God zal 42uw trooster zijn. Doe wat Maria u gebiedt! Ik ben 43haar bode, twijfel er niet aan.’ Ze heeft dus andermaal 44de stem tot haar horen komen, die haar 45beval in het klooster te gaan. Nochtans durfde zij 46het niet doen.
47735 Ze wachtte nog een derde nacht en zei: 48‘Als het hels bedrog is dat mij overkomt, dan 49weze het mij gegeven, binnenkort een einde te maken 50aan de macht van de duivel en zijn kracht, 51indien hij vannacht nog hier komt. Heer, verbijster 52hem zo, dat hij spoedig het huis verlaat, dat hij 53mij niet moge plagen. Maria, sta mij bij, gij die mij 54een stem hebt gezonden en mij hebt bevolen, in | |
[pagina 40]
| |
55't klooster te gaan. Ik bezweer U, Lieve Vrouw, 56bij uw kind, dat gij mij die stem voor de derde 57maal zult zenden.’
58749. De derde nacht bleef ze wakker. Een stem 59kwam vanwege God, ditmaal met een zeer sterk 60licht. Ze zei: ‘Het is ten onrechte, dat ge niet doet 61wat ik u heb bevolen, want Maria beveelt het door 62mijn tussenkomst. Ge zoudt wel eens te lang kun- 63nen wachten. Ga zonder aarzelen in het klooster. 64Ge vindt de deuren wijd open, ge kunt gaan waar- 65langs ge wilt. Uw habijt vindt ge weer op het altaar 66liggen.’
67761. Toen ze dat had gezegd, kon de zondares, 68die daar te bed lag, de sterke glans met haar ogen 69moeilijk verdragen. Ze zei: ‘Nu mag ik niet meer 70twijfelen. Deze stem komt van God en is de bode 71van de Maagd Maria. Dat weet ik nu met zeker- 72heid. Zij komt met zo schitterend licht; nu wil ik 73niet nalaten mij naar 't klooster te begeven. Ik zal 74het in vol vertrouwen doen, steunende op de 75genade van Onze-Lieve-Vrouw. Mijn beide kinde- 76ren beveel ik aan God, onze Vader; hij zal ze wel 77bewaren.’ Toen trok ze zonder dralen haar kleren 78uit, dekte er stilletjes de kinderen mee, om ze niet 79te wekken. Ze kuste beiden op de mond. Ze zei: 80‘Kinderen, blijft gezond. Betrouwend op de bij- 81stand van Onze-Lieve-Vrouw, laat ik u hier in goed 82vertrouwen. Had Maria voor mij geen genade door | |
[pagina 41]
| |
83haar gebed verworven, dan zou ik u niet verlaten 84hebben, zelfs niet om al de rijkdommen die Rome 85bevat.’ Luister nu wat ze zal doen.
86787. Nu gaat ze moederziel alleen met grote 87droefheid in de richting van het klooster. Toen ze 88in de boomgaard kwam, vond ze terstond de deur 89geopend. Ze ging er binnen zonder aarzelen. ‘Ma- 90ria, heb dank er voor. Ik ben binnen de muren van 91't klooster teruggekomen. Dat God mij geluk in 't 92verdere verloop geve!’ Waar ze kwam vond ze de 93deur voor zich wijd open. Toen trad ze in de kerk 94en sprak zachtjes: ‘Heer God, ik bid u vurig; 95help mij weer in mijn kloosterkleed, dat ik veer- 96tien jaar geleden op het altaar van Onze-Lieve- 97Vrouw 's nachts liet liggen, toen ik vandaar heen- 98ging.’ Dit is niet gelogen; ik zeg het u in volle 99ernst: schoenen, overkleed en sluier vond zij op 100dezelfde plaats weer, waar zij ze gelegd had. Ze 101trok ze zonder uitstel aan en zei: ‘God van de 102hemel en Maria, reine Maagd; gezegend moogt ge 103zijn! Ge zijt de bloem van alle deugd! In uw reine 104maagdelijkheid droegt gij een kind zonder pijn, 105dat eeuwig onze Heer zal blijven; ge zijt een uit- 106verkoren schat; uw kind maakte hemel en aarde. 107Deze macht komt u van God en staat altijd tot uw 108beschikking. De Heer, die onze broeder is, moogt 109gij gebieden als moeder en hij mag U lieve dochter 110noemen; daarom is mij het leven veel lichter. Wie 111bij U hulp zoekt vindt ze, al komt hij laat. Uw hulp 112is zeer groot. Al heb ik verdriet en nood, het is | |
[pagina 42]
| |
113door uw tussenkomst zo omgekeerd, dat ik nu 114gelukkig mag zijn. Met recht mag ik U prijzen!’ 115In waarheid zag ze de sleutels van de sacristie 116hangen voor het Mariabeeld, waar zij ze vroeger 117hing.
118835. Ze hing de sleutels aan haar gordel en ging 119naar het koor, waar ze de lampen helder in alle 120hoeken zag branden. Daarna ging ze naar de boe- 121ken en legde elk op zijn plaats, zoals ze dikwijls 122vroeger gedaan had. Ze bad de Maagd Maria, dat 123zij ze voor kwaad mocht vrijwaren: haar en haar 124kinderen, die zij in zwaar verdriet in het huis van 125de weduwe had achtergelaten. Intussen was de 126nacht gevorderd en het uurwerk begon te slaan, 127waaraan men 't middernachtuur kende. Zij nam 128het klokketouw bij het einde en luidde de metten 129zo wel op tijd, dat ze 't overal hoorden, die boven 130op de slaapzaal lagen. Ze kwamen allemaal zonder 131talmen naar beneden. Ze wisten er helemaal niets 132van.
133855. Ze bleef haar leven lang in het klooster 134zonder schande of verwijt. Maria had haar dienst 135waargenomen, alsof zij hetzelf was. Zo was de 136zondares bekeerd tot lof van Maria, de hemelse 137Maagd, die men eert en die steeds haar vrienden 138trouw bijstaat, als zij in nood zijn bezwaard. |
|