Tekening: Co Westerik
het Servisch publiceerde. In
Ooitgedicht stond ‘Verleidersspel’ op zichzelf, al was een stuk verderop ook ‘Spijkerspel’ opgenomen. Pas vier jaar geleden las ik de Nederlandse vertaling van de reeks voor het eerst in z'n geheel, in
Machine van woorden (een prachtige bloemlezing uit vertaald werk van Popa, Zbigniew Herbert, Miroslav Holub en Günter Kunert, met tekeningen van Co Westerik).
Popa had een voorliefde voor cycli en reeksen, waarover Ted Hughes in de Engelse uitgave van zijn verzamelde gedichten opmerkte: ‘he will trust no poem with his meaning for more than fifteen or so lines, before he tries again from a totally different direction with another poem. Each cycle creates the terms of a universe, which he then explores, more or less methodically, with the terms’.
Ook bij ‘Spelen’ is dat het geval: het uitgangspunt is voor elk gedicht hetzelfde, er wordt telkens een gefingeerd spel beschreven aan de hand van wat de deelnemers (dienen te) doen. Uitwerking en uitkomst verschillen per spel en zijn in de meeste gevallen nog een tandje gruwelijker dan het hoofd dat eraf valt in ‘Verleidersspel’. Zo worden er deelnemers in brand gestoken, armen of benen afgebeten, borstkassen geopend en huiden afgelegd.
De toon van de instructies/beschrijvingen is steeds monter en feitelijk, zo helder mogelijk. Hierdoor ontstaat een beklemmende, dreigende sfeer die tegelijkertijd iets merkwaardig lichts heeft. Een beetje alsof Toon Tellegen een bad trip heeft.
‘Verleidersspel’ is minder morbide dan de meeste andere Spelen: in elk geval lijken twee van de drie deelnemers het spel te overleven. Ze blijven met een bewegende stoel of een kussend sleutelgat over, maar mogen tenminste hun hoofd behouden.
Overleven ‘de een’ en ‘de ander’ het spel omdat ze zich zonder morren aan hun ongebruikelijke taken zetten? Of omdat ze het onmogelijke weten te bewerkstelligen? Wendt de ‘derde’ zich van de wonderen af, en wordt hij er juist daarom slachtoffer van? Of heeft hij gelijk dat hij zich niet door illusies in de luren laat leggen? Is hij de enige die zichzelf genoeg is, geen sleutelgat of stoelpoot nodig heeft? Of is het schudden eigenlijk ook een verleidingspoging, en is het eraf vallen een zelfde, maar wezenlijker, liefdevolle reactie van het hoofd?
Wat mij betreft zijn het mogelijkheden waaruit ik niet hoef te kiezen. Gevraagd naar de betekenis van zijn gedichten, schrijft Popa zelf in een toelichting op zijn werk: ‘Waarom vraagt men de appelboom niet wat zijn vrucht - de appel betekent? Als de appelboom zou kunnen praten, zou hij antwoorden: “Bijt erin, en jullie zult zien wat hij betekent!”’
De betekenis openbaart zich dus niet in één sluitende interpretatie, maar in het tot je nemen en ervaren van het gedicht, in het proeven van de appel.
Door Popa's zorgvuldige opbouw en timing blijven zijn heldere woorden hun raadselachtige uitwerking houden. Ik kan mijn ogen niet goed afwenden van het beschrevene, omdat ik het snap en toch niet begrijp. Het gedicht blijft werken omdat het me tot de vierde speler van het spel heeft gemaakt. Ik kijk naar de andere drie en steeds weer moet ik me afvragen wat ik zelf doe, wat de handeling is die ik binnen de spelregels verricht, en wat er daardoor met mij zal gebeuren. Voor de andere drie is het beschreven, voor mij is het telkens weer anders. Ik moet het spel blijven spelen, simpelweg om te ervaren wat het betekent om mezelf te zijn. Ik moet de appel nog eens proeven, ik moet blijven bijten.