bijvoorbeeld omdat ze langer waren dan hij met zijn kleine rossige gestalte, en aan wie hij gedichten opdroeg, niet zelden met erotische strekking.
Kusters oppert de mogelijkheid dat zijn wettige vrouw niet erg gecharmeerd was van Kemps werk vanwege haar mans ostentatieve belangstelling voor andere vrouwen, maar het kan ook best andersom geweest zijn: dat hij in zijn gedichten vluchtte voor zijn zo te zien nogal suffe, anonieme dagelijkse bestaan. ‘Ik geloof, dat een man om goed te kunnen dichten, het best met een anti-poëtische vrouw gehuwd kan zijn. Dan ontstaat er naast zijn echtelijk leven een ruim exploratieterrein, waar hij gaarne zal heenvluchten als het echtelijk “gedonder” hem te machtig wordt. Daar komen dan de feeën en de nymphen die bij nadere beschouwing geen haar beter zijn, dan zijn sacramenteel toegekende huisdraak, die hem zijn sokken stopt en zijn lijfgoed onderhoudt, waarzonder het in dit dubbelslachtige ondermaanse nu eenmaal niet anders kan.’
Zo beschreef Kemp zelf de vlucht naar zijn muzen, die overigens wel degelijk een dichterlijk spel bleef. Op enig werkelijk overspel kan de biograaf de dichter niet betrappen. Een leven zonder schandaaltjes.
De gedichten die Kemp voor zijn vriendinnen schreef las ik altijd los van hun aanleiding, gewoon als producten van de originele outsider Pierre Kemp, maar in zo'n biografie fungeren ze vanzelfsprekend als illustratie van Kemps leven. Dat doet ze geen goed. Het gedicht ‘Turkoois en de maan’ bijvoorbeeld, geschreven op de dag dat een van zijn muzen, die hij Turkoois noemde, gaat trouwen:
weerkaatsend in de blauwe glansen
van het natte wegdek, al naar mijn gaan,
traag en gekarteld dansen.
Mijn vriendenhart is iets gebeurd.
Om een scheiding wordt hier gerouwd.
Er werd niets geslagen en niets gescheurd,
maar Turkoois is gisteren getrouwd.
Een heleboel ‘autonoom’ werk van Kemp wordt na het lezen van zijn leven opeens gelegenheidswerk en je snapt soms wel wat die collega-dichter aan het andere eind van Nederland, Hendrik de Vries, er ooit over zei: ‘Een aaneenrijging van zonderlingheden, die, voldoende uitgelegd, misschien merkwaardig konden blijken, maar niet genoeg voor zichzelf spreken.’
En dus is het misschien maar beter om weer terug te keren tot de Kemp van wie we niet veel weten en die geheimzinnige kleine gedichtjes schreef waarover Adriaan Morriën schreef, in een Bloemlezing uit zijn kleine liederen (1953): ‘Kemps wereld is verwant aan die van de Franse impressionisten, de laatste grote Europese schildersschool waarin het kijken nog als een feest wordt beleefd. Zijn poëzie meet zich tevens met de muziek van Debussy, Ravel en Satie die hij zeer heeft bewonderd, evenals die van Jannequin, Chopin en Mozart.’
Kusters' biografie van ‘de man in het zwart’ is consciëntieus en gedetailleerd. Misschien wel iets te precies voor een impressionistisch dichter als Kemp. Een minstens even groot dichter als J.C. Bloem bijvoorbeeld moest het onder handen van biograaf Slijper stellen met de helft. Al die aandacht doet Kemp geen goed, wat eigenlijk geen verrassing is voor een dichter die niet meedraaide in het literaire circuit en die men zelden of nooit in het openbaar te zien kreeg.
Kusters' aandacht voor Kemp, hoe eerbaar ook, attendeert de lezer op een oud en fundamenteel literair probleem: hoeveel moeten we van de schrijver weten om zijn werk te kunnen waarderen? De laatste jaren verschijnt de een na de andere biografie over Nederlandse schrijvers en dichters. In een snel tempo wordt een enorme biografische achterstand van jaren weggewerkt. Maar misschien moeten we toch ook weer leren na lezing van al die levensbeschrijvingen te vergeten wat zo iemand in het dagelijks leven allemaal wel of niet uitvrat en wat-ie dacht of waar-ie stond, en weer naar het werk zelf kijken dat de maker met zijn particuliere obsessies als het goed is makkelijk overschaduwt, zoals bijvoorbeeld in deze Kemp-regels over identiteit en jezelf zijn:
Ik vraag mij: wie is die heer,
wiens ogen mij daar raken?
't Is, of hij al eens mij was.
Of ben ik hem maar geweest?
Wiel Kusters, Pierre Kemp, Een leven, Uitg. Vantilt, 744 blz. €39,95