Illustratie: Thé Tjong-Khing
Dat is niet alleen bij de verbeelde gedichten het geval, maar ook bij de vermaakstrips. Het woord ‘beeldverhaal’ zegt het al: een strip is een verhaal, verteld in beelden. Een vreemde hink-stap-sprong tussen tekenfilm en illustratie. Hoe trek je een verhaal in plaatjes uiteen? Laat je bij het beklimmen van een trap elke trede zien, alleen iemand die halverwege de trap aan het beklimmen is of laat je de trap helemaal weg en vervangt die door een tekstblok: ‘Bovenaan de trap’? Dat wordt uiteraard gedoceerd door het belang van de trap in het verhaal.
Om een strip te schrijven heb je dus eerst een verhaal nodig: een plot of synopsis, daarna een scenario en dan pas kan de tekenaar aan het werk. Zo leerde ik het tenminste bij Toonder Studio's, waar ik van 1966 tot 1973 het vak van stripschrijver leerde van grootheden als Lo Hartog van Banda, Andries Brandt en de master himself Marten Toonder. En ik ben nog steeds stripscenariste, nu zo'n 44 jaar al onder mijn meisjesnaam Patty Klein.
Een striptekenaar denkt in beelden, een stripschrijver in woorden. Waar de tekenaar spreekt, zwijgt de schrijver in gepaste bescheidenheid. Een stripfiguur zegt niet: ‘Au, ik word onthoofd!’ als de tekenaar dat al laat zien. Maar ook van de schrijver wordt enige bescheidenheid verwacht: een strip, zwaar van de teksten of praatbellen wordt bijna onleesbaar. De figuren die links in beeld staan, praten altijd het eerst, anders krijg je overlappende piefen van de balloons en zo komt er nog veel meer techniek kijken bij het schrijven van stripscenario's.
Bij Toonder Studio's probeerde men in de zestiger jaren ooit om echte literatoren aan te trekken om de strips te schrijven: onder anderen Annie M.G. Schmidt en Paul Biegel. Dat was geen succes, want de literatoren keken wel uit om hun welsprekende woordenvloed in te dammen ten bate van de tekenaar en ze dachten vaak niet visueel genoeg.
In Nederland zijn er gelukkig veel striptekenaars die prima hun eigen verhaal kunnen schrijven, maar lang niet alle tekenaars zijn goed in plotopbouw, karakters uitdiepen, verschillend taalgebruik van hun figuren e.d. De strips in Nederland die lijden onder een flinterdunne verhaallijn zijn van tekenaars die liever mooie plaatjes laten zien dan zich verdiepen in de karakters en problemen van hun hoofdfiguren.
Bij de verstripte gedichten is daar gelukkig geen kans op. Het gedicht is de koning van de pagina, hier moet de tekenaar zich aan de dichter aanpassen. Zijn metaforen, visie, gedachtes duiden en verbeelden.